Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 22 februari 2019 door Slovak Telekom, a.s. tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer – uitgebreid) van 13 december 2018 in zaak T-851/14, Slovak Telekom/Commissie

(Zaak C-165/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Slovak Telekom, a.s. (vertegenwoordigers: D. Geradin, Rechtsanwalt, R. O'Donoghue, QC)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Slovanet, a.s.

Conclusies

het arrest van het Gerecht geheel of gedeeltelijk vernietigen;

het besluit geheel of gedeeltelijk nietig verklaren;

subsidiair, de aan rekwirante opgelegde boetes nietig verklaren of verder verlagen; en

de Commissie verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure en de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel - onjuiste rechtsopvattingen en/of kennelijk onjuiste of ontbrekende motivering aangaande de weigering om zaken te doen:

Eerste sub-middel: de vaststelling van het Gerecht dat de in het arrest Bronner in het kader van artikel 102 VWEU geformuleerde voorwaarden voor de weigering om te leveren, niet van toepassing zijn wanneer er een ex ante reglementaire verplichting tot het verlenen van toegang bestaat, is onjuist. Het argument van het Gerecht dat niet hoefde te worden voldaan aan het in het arrest Bronner geformuleerde criterium van „onontbeerlijkheid”, aangezien de „noodzaak van toegang tot rekwirantes aansluitnetwerk” reeds was vastgesteld door ex ante regelgeving, en dat, derhalve, de Commissie in het kader van artikel 102 VWEU de „onontbeerlijkheid” niet (opnieuw) hoefde te onderzoeken, berustte bovendien op een onjuiste rechtsopvatting.

Tweede sub-middel: de vaststelling van het Gerecht dat het arrest van het Hof TeliaSonera steun biedt voor de stelling dat de weigeringen van rekwirante om zaken te doen niet vereisen dat wordt aangetoond dat aan de in het arrest Bronner geformuleerde voorwaarden is voldaan, berust op een onjuiste rechtsopvatting.

Derde sub-middel: de vaststelling van het Gerecht dat zijn arrest Clearstream moet worden onderscheiden van de onderhavige zaak omdat daarin, in tegenstelling tot in casu, geen sprake was van een voormalig staatsmonopolie of van een ex ante reglementaire verplichting tot het verlenen van toegang, berust op een onjuiste rechtsopvatting.

Vierde sub-middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en/of kennelijk onjuiste of ontbrekende motivering bij zijn vaststelling dat een constructieve weigering niet noodzakelijkerwijs minder ernstig is dan een daadwerkelijke weigering, en dat dit per geval moet worden beoordeeld.

Vijfde sub-middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en/of een kennelijke beoordelingsfout door te concluderen dat het feit dat rekwirante een voormalig staatsmonopolie is, een rechtsgrond biedt om in het onderhavige geval de voorwaarden uit het arrest Bronner niet toe te passen.

Tweede middel - de vaststelling van het Gerecht dat de Commissie geen inbreuk heeft gemaakt op rekwirantes recht van verweer door haar methodiek, beginselen, en data betreffende de „gemiddelde incrementele langetermijnkosten” (GILTK) niet bekend te maken aan rekwirante en haar niet in staat te stellen om voorafgaand aan het besluit en binnen een tijdsbestek dat rekwirante daadwerkelijk de gelegenheid zou bieden om gebruik te maken van haar recht van verweer, berust op een onjuiste rechtsopvatting.

Derde middel - de redenering van het Gerecht tot afwijzing van verweersters „optimaliseringsaanpassingen” berustte op onjuiste rechtsopvattingen, omdat daarbij het juridische begrip „even efficiënte operator” (EEO) in de bijzondere context van het onderhavige geval onjuist werd toegepast.

____________