Language of document : ECLI:EU:F:2009:45

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE (Derde kamer)

6 mei 2009 (*)

„Openbare dienst – Ambtenaren – Aanwerving – Aanstelling – Ambt van hoofd van eenheid – Afwijzing van verzoekers sollicitatie – Voorwaarden van kennisgeving van vacature – Kennelijk onjuiste beoordeling”

In zaak F‑39/07,

betreffende een beroep krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA,

Manuel Campos Valls, ambtenaar van de Raad van de Europese Unie, wonende te Brussel (België), vertegenwoordigd door S. Orlandi, A. Coolen, J.‑N. Louis en É. Marchal, advocaten,

verzoeker,

tegen

Raad van de Europese Unie, vertegenwoordigd door M. Arpio Santacruz en I. Šulce als gemachtigden,

verweerder,

wijst

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Derde kamer),

samengesteld als volgt: P. Mahoney, president, H. Kanninen (rapporteur) en S. Gervasoni, rechters,

griffier: R. Schiano, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 5 juni 2008,

het navolgende

Arrest

1        Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie van het Gerecht bij fax van 23 april 2007 (het origineel is op 25 april daaraanvolgend neergelegd), heeft M. Campos Valls het onderhavige beroep ingesteld, strekkende tot nietigverklaring van, enerzijds, het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (hierna: „TABG”) houdende aanstelling van G. in het ambt van hoofd van de Spaanse eenheid van de directie III, „Vertaling en documentenproductie”, van het directoraat-generaal (DG) A, „Personeelszaken en administratie”, van de Raad van de Europese Unie (hierna: „betrokken ambt”) en, anderzijds, het besluit tot afwijzing van zijn sollicitatie naar het betrokken ambt.

 Toepasselijke bepalingen

2        Artikel 4 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: „Statuut”) luidt:

„Aanstelling of bevordering kan er slechts toe strekken in een vacature te voorzien overeenkomstig de bepalingen van dit Statuut.

Iedere vacature bij een instelling wordt ter kennis van het personeel dezer instelling gebracht, zodra het [TABG] besloten heeft dat in deze vacature moet worden voorzien.

Kan in deze vacature niet worden voorzien door overplaatsing, aanstelling in een ambt overeenkomstig artikel 45 bis of bevordering, dan wordt zij ter kennis van het personeel van de overige instellingen gebracht en/of wordt een intern vergelijkend onderzoek georganiseerd.”

3        Artikel 7, lid 1, eerste alinea, van het Statuut bepaalt:

„Het [TABG] stelt de ambtenaar, uitsluitend in het belang van de dienst en ongeacht zijn nationaliteit, bij wege van aanstelling of overplaatsing, overeenkomstig zijn rang tewerk in een tot zijn functiegroep behorend ambt.”

4        Artikel 29, lid 1, van het Statuut luidt:

„Teneinde te voorzien in vacatures bij een instelling, onderzoekt het [TABG] eerst:

a)      de mogelijkheden om in het ambt te voorzien door middel van:

i)      overplaatsing of

ii)      aanstelling overeenkomstig artikel 45 bis of

iii)      bevordering

binnen de instelling;

[…]

en gaat vervolgens over tot een vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken, van een examen of op de grondslag van beide. […]”

5        Artikel 45, lid 1, van het Statuut bepaalt:

„Bevordering wordt bij besluit van het [TABG] toegekend overeenkomstig artikel 6, lid 2, en leidt tot benoeming van de betrokken ambtenaar in de eerstvolgende hogere rang van de functiegroep waartoe hij behoort. Bevordering geschiedt uitsluitend bij selectie onder de ambtenaren die een diensttijd van ten minste twee jaar in hun rang hebben volbracht, op grond van een vergelijkend onderzoek van de verdiensten van de ambtenaren die voor bevordering in aanmerking komen. Bij dit vergelijkend onderzoek van de verdiensten houdt het tot aanstelling bevoegde gezag rekening met de beoordelingsrapporten van de ambtenaren, het gebruik, in de uitoefening van hun ambt, van andere talen dan de taal waarvoor zij overeenkomstig artikel 28, [sub] f, van een grondige kennis blijk hebben gegeven, en zo nodig met de door hen gedragen verantwoordelijkheden.”

 Feiten van het geding

6        Op 15 maart 2006 heeft het secretariaat-generaal van de Raad in mededeling aan het personeel nr. 46/06 kennisgeving van vacature 60/06 bekendgemaakt teneinde te voorzien in het ambt van hoofd van de Spaanse eenheid bij het DG A, „Personeelszaken en administratie”, directie III, „Vertaling en documentenproductie” (categorie A, rang 14, 13 of 12) (hierna: „kennisgeving van vacature”).

7        Het onderdeel „Taakomschrijving” van de kennisgeving van vacature luidde als volgt:

„–      Onder coördinatie van de hoofden van de talendienst, de verantwoordelijkheid dragen voor de leiding van de Spaanse eenheid, zowel wat het personeel betreft (vertalers, secretaressen en ondersteunend personeel) alsook de algehele productie (voorbereiding, vertaling, revisie en eindpresentatie van documenten, eerbiediging van termijnen en kwaliteit);

–        bijdragen tot de definitie en de uitvoering van de belangrijkste beginselen van het [secretariaat-generaal van de Raad] op taalkundig gebied, met name wat de Spaanse taal betreft;

–        onderhouden van individuele contacten en regelmatig organiseren van vergaderingen met de gehele eenheid of bepaalde leden ervan;

–        wat de Spaanse taal betreft, contacten onderhouden en de samenwerking verzekeren met de collega’s van de andere instellingen;

–        de structurele veranderingen begeleiden waartoe wordt besloten in het kader van de reorganisatie van de [directie III, ‚Vertaling en documentenproductie’, van het DG A, ‚Personeelszaken en administratie’] na de laatste uitbreiding.”

8        Het onderdeel „Vereiste kwalificaties” luidde als volgt:

„–      Ambtenaar van de Raad zijn.

–        Tot de categorie A*, rang 14, 13 of 12 behoren.

–        Leidinggevende capaciteiten bezitten en de voor het leiden van een taaleenheid vereiste verantwoordelijkheidszin.

–        In staat zijn om organisatorische veranderingen te begeleiden.

–        Goede kennis hebben van de werkzaamheden van het [s]ecretariaat generaal en van zijn procedures, op de hoogte zijn van de vertaal‑ en organisatietechnieken alsmede van de werkmethoden van het [s]ecretariaat-generaal van de Raad.

–        Over coördinerende en organisatorische capaciteiten beschikken alsmede vaardigheden bezitten op het gebied van intermenselijke contacten en communicatie (werk in teamverband, conflictenbeheer, motivering van personeel, […]).

–        Over een zeer goede kennis van het Spaans beschikken alsmede over voldoende kennis van het Engels en/of Frans om teksten in één van die twee talen te kunnen opstellen.”

9        Verzoeker, die op 22 december 1994 tot de rang LA 3 is bevorderd (thans, met ingang van 1 mei 2006, AD 14) en als taalkundig adviseur is tewerkgesteld bij de Spaanse eenheid, heeft gesolliciteerd naar het betrokken ambt.

10      In zijn rapport van 30 mei 2006 heeft het selectiecomité, na een onderhoud met vier kandidaten, waaronder G. en verzoeker, zich op het standpunt gesteld dat G. de enige kandidaat was die voldeed aan de voorwaarden om het betrokken ambt te vervullen, zodat het heeft aanbevolen om de keuze op zijn sollicitatie te laten vallen.

11      Bij nota van 7 juni 2006 is verzoeker ervan op de hoogte gesteld dat geen gunstig gevolg werd gegeven aan zijn sollicitatie. In de nota werd aangegeven dat de keuze was gevallen „op een andere kandidaat die meer voldeed aan de vereisten [van het betrokken ambt]”.

12      Op 9 juni 2006 is het personeel van het secretariaat-generaal van de Raad op de hoogte gesteld van het besluit van het TABG om met ingang van 1 juli 2006 G. in het betrokken ambt te benoemen.

13      Op 6 september 2006 heeft verzoeker krachtens artikel 90, lid 2, van het Statuut een klacht ingediend tegen het benoemingsbesluit van G. en tegen het besluit tot afwijzing van zijn eigen sollicitatie.

14      Bij besluit van 8 januari 2007, dat bij fax van 11 januari 2007 aan verzoekers raadsman is gezonden, heeft het TABG deze klacht afgewezen.

 Procesverloop en conclusies van partijen

15      In het kader van maatregelen tot organisatie van de procesgang heeft het Gerecht de Raad overeenkomstig artikel 55, lid 2, sub d, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht verzocht om een volledige kopie van de kennisgeving van vacature over te leggen alsmede een kopie van de interne richtlijnen die in het kader van de procedure voor de selectie van kandidaten worden toegepast.

16      Bij op 30 april 2008 ter griffie van het Gerecht binnengekomen fax (het origineel is op 8 mei daaraanvolgend neergelegd) heeft de Raad het volgende overgelegd:

–        een volledige kopie van de kennisgeving van vacature;

–        een kopie van mededeling nr. 113/04 van 16 juli 2004 aan het personeel van het secretariaat-generaal van de Raad betreffende besluit nr. 111/2004 van de adjunct secretaris-generaal, dat toepassing geeft aan artikel 7, lid 4, van bijlage XIII bij het Statuut en het organogram bevat van hogere ambten van het secretariaat-generaal van de Raad alsmede de lijst van ambtenaren die op 20 april 2004 deze ambten vervullen;

–        een kopie van een aan de ambtenaren van de categorie A* gerichte nota van 17 juni 2005 betreffende de procedure voor de voorziening in het ambt van hoofd van een eenheid;

–        een kopie van mededeling nr. 188/04 van 9 november 2004 aan het personeel van het secretariaat-generaal van de Raad betreffende de procedure voor de selectie van hoofden van een eenheid.

17      In zijn brief in antwoord op de maatregelen tot organisatie van de procesgang heeft de Raad uiteengezet dat hij een nieuwe procedure had willen invoeren om te voorzien in het ambt van hoofd van een eenheid. Deze procedure beoogde de praktijk op het gebied van de vervulling van ambten van directeur met enige aanpassingen toe te passen op de selectie van hoofden van een eenheid. De Raad heeft hieraan toegevoegd dat in afwachting van een formalisering van deze procedure de praktijk bestond in het met de nodige wijzigingen volgen van de procedure die voor de vervulling van ambten van directeur is voorzien. Zo zou het TABG bij de voorziening in het ambt van hoofd van een eenheid worden bijgestaan door een selectiecomité bestaande uit een voorzitter (de directeur-generaal/directeur van de „verzoekende” dienst), twee door het TABG aangewezen leden en een door het personeelscomité aangewezen lid.

18      Ter terechtzitting heeft het Gerecht de Raad gevraagd om het sollicitatiedossier van G. over te leggen alsmede alle stukken die het selectiecomité had opgesteld over de beoordeling van de kwalificaties die de kennisgeving van vacature van de kandidaten verlangde, waaronder, in voorkomend geval, het vergelijkend overzicht van de verdiensten van de kandidaten die aan de selectie hebben deelgenomen.

19      Bij op 17 juni 2008 ter griffie van het Gerecht binnengekomen fax (het origineel is op 20 juni daaraanvolgend neergelegd) heeft de Raad aan het verzoek van het Gerecht voldaan. Bij op 7 juli 2008 ter griffie van het Gerecht binnengekomen fax (het origineel is op 12 juli daaraanvolgend neergelegd) heeft verzoeker zijn opmerkingen over de door de Raad overgelegde stukken gemaakt.

20      Bij beslissing van 12 juli 2008 heeft het Gerecht de mondelinge behandeling gesloten en de zaak in beraad gebracht.

21      Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

–        de besluiten van het TABG tot afwijzing van zijn sollicitatie en tot aanstelling van G. in het betrokken ambt nietig te verklaren;

–        de Raad te verwijzen in de kosten.

22      De Raad concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep te verwerpen;

–        elke partij te verwijzen in haar eigen kosten.

 In rechte

23      Tot staving van zijn beroep voert verzoeker drie middelen aan, ontleend aan een kennelijk onjuiste beoordeling, miskenning van de kennisgeving van vacature en schending van artikel 45 van het Statuut.

24      Daar de door verzoeker aangevoerde middelen op eenzelfde betoog berusten, moeten zij gezamenlijk worden onderzocht.

 Argumenten van partijen

25      Verzoeker herinnert er in de eerste plaats aan dat één van de door de kennisgeving van vacature vereiste kwalificaties was dat de kandidaten over een goede kennis beschikten van de werkzaamheden van het secretariaat-generaal van de Raad, van zijn procedures en werkmethoden alsmede dat zij op de hoogte waren van de vertaal‑ en organisatietechnieken.

26      Na verkrijging van zijn licentiaat in de rechten en in Europees recht, is G. gaan werken bij de dienst consumentenbescherming van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, waarna hij achtereenvolgens is tewerkgesteld bij het „DG E 6 (Balkan)”, „DG H 1 (Asiel)” van het secretariaat-generaal van de Raad en ten slotte bij de eenheid „Administratieve modernisering, afhandeling van audits, gelijke kansen” van de dienst belast met algemene administratieve vragen. Hij heeft derhalve „geen enkele beroepsopleiding en ‑ervaring op vertaalgebied en meer bepaald op het gebied van de specifieke vertaaltechnieken alsmede de nieuwe werkmethoden voor de vertalingen van het [secretariaat-generaal van de Raad] (Trados et Euramis)”.

27      In repliek stelt verzoeker dat de hoofden van de eenheden van de directie III, „Vertaling en documentenproductie”, van het DG A, „Personeelszaken en administratie”, zich weliswaar niet bezighouden met het vertalen en de kwaliteitscontrole, daar deze taken worden uitgeoefend door de vertalers en de kwaliteitscontroleur, doch dit neemt niet weg dat de persoon die in het betrokken ambt zou worden benoemd volgens de kennisgeving van vacature verantwoordelijk zou zijn voor de leiding van de Spaanse eenheid, zowel wat het personeel alsook wat de algehele productie (voorbereiding, vertaling, revisie en eindpresentatie van documenten, eerbiediging van termijnen alsmede kwaliteit) betreft. Verzoeker vraagt zich af of een hoofd van een eenheid enige verantwoordelijkheid in het gehele vertaalproces kan dragen zonder dat hij een zekere en bewezen kennis van de vertaaltechnieken heeft. Het hoofd van een eenheid moet met name in staat zijn om het werk van de kwaliteitscontroleur en de vertalers te controleren teneinde het personeel en de algehele productie te beheren.

28      Hoewel de Raad zegt dat G. vier jaar werkzaam is geweest op het gebied van het administratief beheer, kan hij niet aantonen dat die kandidaat kennis van de vertaaltechnieken heeft. Maar zelfs al beschikt G. over bepaalde kennis op vertaalgebied, het gaat in elk geval niet om een kennis van vertaaltechnieken die vergelijkbaar is met die waarover verzoeker beschikt en waarvan hij aantoont dat hij die sinds vele jaren bezit.

29      In zijn in punt 19 van dit arrest genoemde opmerkingen stelt verzoeker dat het selectiecomité heeft vastgesteld dat G. noch een opleiding noch een praktische ervaring als linguïst had en dat zijn benadering technocratisch kon zijn. Verzoeker baseert zich hiervoor op het beoordelingsschema van het selectiecomité waarin onder het opschrift „Met het ambt verband houdende aspecten” wordt aangegeven dat G. „geen praktische ervaring of opleiding als linguïst heeft” en onder het opschrift „Met het management en het teamwerk verband houdende aspecten” dat G. „een technocratische benadering zou kunnen hebben”.

30      Voorts verwijt verzoeker het selectiecomité en het TABG dat zij geen rekening hebben gehouden met de laatste drie beoordelingsrapporten van de kandidaten. Zijn rapporten zouden genoegzaam aantonen dat hij over alle vereiste kwalificaties beschikt, daaronder begrepen leidinggevende capaciteiten en de vereiste verantwoordelijkheidszin om een taalkundige equipe te leiden alsook coördinerende en organisatorische capaciteiten.

31      Ten slotte stelt hij in zijn in punt 19 van dit arrest bedoelde opmerkingen dat het selectiecomité een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door een niet al te overtuigende kennis van het Engels als negatief punt van zijn sollicitatie aan te merken en niet zijn beheersing van het Frans als positief punt te noteren. Volgens de in de kennisgeving van vacature vereiste kwalificaties moest er slechts sprake zijn van een zeer goede kennis van het Spaans en een zodanige kennis van het Engels en/of het Frans dat teksten in één van die twee talen konden worden opgesteld.

32      De Raad antwoordt om te beginnen dat G. aan alle voorwaarden van de kennisgeving van vacature voldeed en dat het TABG met zijn beslissing om hem in het betrokken ambt te benoemen zijn beoordelingsvrijheid niet kennelijk onjuist heeft gebruikt.

33      Bovendien beklemtoont de Raad dat de voorwaarden van de kennisgeving van vacature moeten worden gelezen in het licht van het gedeelte betreffende de te vervullen taken, zoals in die kennisgeving omschreven. In de kennisgeving van vacature wordt het werk van het hoofd van de eenheid omschreven als het leiden van de Spaanse eenheid van de directie III, „Vertaling en documentenproductie”, van het DG A, „Personeelszaken en administratie”, en niet als het uitoefenen van de werkzaamheden van vertaler door toezicht te houden op de vertalingen van de leden van de eenheid.

34      Wat meer in het bijzonder de in de kennisgeving van vacature vereiste kennis van de vertaaltechnieken betreft, stelt de Raad dat uit die voorwaarde duidelijk volgt dat geen beroepservaring op vertaalgebied is vereist, maar uitsluitend kennis van de vertaaltechnieken. Verzoeker lijkt kennis op vertaalgebied te verwarren met ervaring op vertaalgebied.

35      Voorts beklemtoont de Raad dat G. in het kader van zijn vroegere werkzaamheden kennis had gekregen van de specifieke vertaaltechnieken en werkmethoden op dat gebied, met name wat de methoden betreft waardoor de algehele productie kan worden verbeterd. Verzoeker voert daarentegen geen bewijs aan voor zijn stelling dat hij aan alle voorwaarden van de kennisgeving van vacature voldoet, in tegenstelling tot het advies van het selectiecomité, dat van mening was dat G. de enige was die aan die voorwaarden voldeed.

36      Ten slotte is de Raad van mening dat het middel ontleend aan schending van artikel 45 van het Statuut niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker niet uitlegt waarom het TABG die bepaling zou hebben geschonden.

37      Dienaangaande betoogt de Raad subsidiair dat artikel 45 van het Statuut naar bevorderingsbesluiten verwijst. In casu is in het betrokken ambt echter voorzien overeenkomstig de artikelen 4, 7, lid 1, en 29, lid 1, van het Statuut, aangezien zowel verzoeker als G. één van de in de kennisgeving van vacature voorziene rangen had (rangen 12‑14).

38      Hieruit volgt dat het door verzoeker op dit punt gevoerde betoog alleen zo kan worden uitgelegd dat het verwijst naar de vergelijking van de sollicitaties naar het betrokken ambt. Deze vergelijking heeft echter plaatsgevonden met hulp van het selectiecomité. Het betoog betreffende de niet-inachtneming van de voorwaarden van artikel 45 juncto artikel 29, lid 1, van het Statuut is dus niet gegrond.

39      In dupliek preciseert de Raad dat kennis van de vertaaltechnieken slechts één voorwaarde van de kennisgeving van vacature is. De rol van het hoofd van een eenheid bestaat in het leiden van een eenheid. Anders dan verzoeker stelt, voldoet G. aan de voorwaarden van de kennisgeving van vacature.

 Beoordeling door het Gerecht

40      Verzoeker stelt dat G., die voor het betrokken ambt is gekozen, niet aan alle in de kennisgeving van vacature vereiste kwalificaties voldoet. G. zou geen enkele opleiding of ervaring op vertaalgebied en meer in het bijzonder op het gebied van vertaaltechnieken hebben. Ter terechtzitting heeft verzoeker gepreciseerd dat het besluit tot afwijzing van zijn sollicitatie eveneens onregelmatig was, aangezien werd gesteld dat hij zelf niet aan de voorwaarden van de kennisgeving van vacature voldeed. Het geschil betreft dus de beoordeling van verzoekers kwalificaties en die van G., gelet op de uitlegging die aan de voorwaarden van de kennisgeving van vacature moet worden gegeven.

41      Volgens vaste rechtspraak veronderstelt de uitoefening van de ruime beoordelingsvrijheid waarover het TABG op het gebied van benoeming beschikt een zorgvuldig en onpartijdig onderzoek van de sollicitatiedossiers en een zorgvuldige naleving van de in de kennisgeving van vacature gestelde eisen, zodat het elke kandidaat die niet aan deze eisen voldoet dient af te wijzen. De kennisgeving van vacature vormt immers een wettigheidskader dat het tot aanstelling bevoegd gezag zichzelf stelt en waaraan het zich derhalve nauwgezet heeft te houden (arresten Hof van 28 februari 1989, Van der Stijl en Cullington/Commissie, 341/85, 251/86, 258/86, 259/86, 262/86, 266/86, 222/87 en 232/87, Jurispr. blz. 511, punt 51, en 18 maart 1993, Parlement/Frederiksen, C‑35/92 P, Jurispr. blz. I‑991, punten 15 en 16; arresten Gerecht van eerste aanleg van 12 mei 1998, Wenk/Commissie, T‑159/96, JurAmbt. blz. I‑A‑193 en II‑593, punt 63; 3 februari 2005, Mancini/Commissie, T‑137/03, JurAmbt. blz. I‑A‑7 en II‑27, punt 85; 4 mei 2005, Sena/AESA, T‑30/04, JurAmbt. blz. I‑A‑113 en II‑519, punt 80; 5 juli 2005, Wunenburger/Commissie, T‑370/03, JurAmbt. blz. I‑A‑189 en II‑853, punt 51, en 4 juli 2006, Tzirani/Commissie, T‑45/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑145 en II‑A‑2‑681, punt 46).

42      Om na te gaan of het TABG de grenzen van het wettigheidskader niet heeft overschreden moet het Gerecht allereerst onderzoeken welke voorwaarden de kennisgeving van vacature bevatte en vervolgens of de kandidaat die het TABG heeft gekozen om het vacante ambt te vervullen daadwerkelijk aan die voorwaarden voldeed (arrest Gerecht van eerste aanleg van 19 maart 1997, Giannini/Commissie, T‑21/96, JurAmbt. blz. I‑A‑69 en II‑211, punt 20; arresten Wenk/Commissie, reeds aangehaald, punt 64, en Tzirani/Commissie, reeds aangehaald, punt 48). Ten slotte moet het Gerecht onderzoeken of het TABG met betrekking tot de bekwaamheden van verzoeker geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door de voorkeur te geven aan een andere kandidaat en niet aan hem (arresten Wenk/Commissie, reeds aangehaald, punt 72, en Mancini/Commissie, reeds aangehaald, punt 92).

43      Dat onderzoek moet zich beperken tot de vraag of de administratie, gelet op de wijze waarop zij tot haar oordeel heeft kunnen komen, binnen redelijke grenzen is gebleven en niet op kennelijk onjuiste wijze van haar bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Het Gerecht kan zijn oordeel over de kwalificaties van de kandidaten derhalve niet in de plaats stellen van dat van het TABG (arrest Wenk/Commissie, reeds aangehaald, punt 64; arresten Gerecht van eerste aanleg van 19 september 2001, E/Commissie, T‑152/00, JurAmbt. blz. I‑A‑179 en II‑813, punt 29; 14 oktober 2003, Wieme/Commissie, T‑174/02, JurAmbt. blz. I‑A‑241 en II‑1165, punt 38, en 11 november 2003, Faita/ESC, T‑248/02, JurAmbt. blz. I‑A‑281 en II‑1365, punt 71, en arrest Tzirani/Commissie, reeds aangehaald, punt 49).

44      Gelet op de bovengenoemde beginselen moet in de eerste plaats worden vastgesteld aan welke kwalificaties van de kennisgeving van vacature G. volgens verzoeker niet voldoet.

45      De kennisgeving van vacature bevatte onder het opschrift „Taakomschrijving” vijf alinea’s die in punt 7 van dit arrest zijn weergegeven. Voorts bevatte deze kennisgeving onder het opschrift „Vereiste kwalificaties” zeven alinea’s met daarin de in punt 8 van dit arrest genoemde eisen. Volgens de eerste twee van deze zeven alinea’s, die een algemeen karakter hadden, moesten de kandidaten ambtenaren van de Raad zijn en tot de categorie A*, rang 14, 13 of 12 behoren. De laatste alinea betrof de talenkennis. Volgens de derde, de vierde en de zesde alinea diende er met name sprake te zijn van leidinggevende, coördinerende en organisatorische capaciteiten. Ten slotte dienden de kandidaten volgens de vijfde alinea een „goede kennis (te) hebben van de werkzaamheden van het [s]ecretariaat-generaal en van zijn procedures” en op de hoogte te zijn „[v]an de vertaal‑ en organisatietechnieken alsmede van de werkmethoden van het [s]ecretariaat-generaal van de Raad”.

46      Aangezien verzoeker betwist dat G. over kennis op vertaalgebied beschikt, moet ervan worden uitgegaan dat het in deze zaak gaat om het in de vijfde alinea, onder het kopje „Vereiste kwalificaties”, van de kennisgeving van vacature voorziene vereiste betreffende de vertaaltechnieken. Overigens gaat verzoeker zelf in zijn stukken met name in op deze voorwaarde van de kennisgeving van vacature.

47      In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat verzoeker niet stelt dat het hoofd van de Spaanse eenheid zelf moet vertalen of de kwaliteit van de vertalingen moet controleren. Hij stelt echter dat het hoofd van die eenheid een zekere kennis van de vertaaltechnieken moet hebben om zijn leidinggevende werkzaamheden te kunnen uitoefenen en de verantwoordelijkheid voor de organisatie te dragen.

48      Dienaangaande moet inderdaad worden vastgesteld dat uit de bewoordingen van de kennisgeving van vacature blijkt dat het niet voldoende was dat de kandidaten leidinggevende en organisatorische kennis hadden en op de hoogte waren van de werkzaamheden van het secretariaat-generaal van de Raad. De kandidaten moesten eveneens specifieke vertaalkennis hebben, aangezien kennis van de vertaaltechnieken werd verlangd.

49      Er moet dus in de derde plaats worden bepaald welke betekenis en strekking het vereiste van kennis van de vertaaltechnieken heeft.

50      Zoals de Raad beklemtoont, kunnen de vereiste kwalificaties niet los worden gezien van de taakomschrijving (zie in die zin arrest Tzirani/Commissie, reeds aangehaald, punt 53). Uit deze in punt 7 van dit arrest genoemde taakomschrijving blijkt dat de ambtenaar die het betrokken ambt vervult met name de rol van leidinggevende en organisator vervult. Het vereiste van kennis van de vertaaltechnieken moet dus worden opgevat in het licht van die specifieke rol van de betrokken ambtenaar.

51      In dit verband zij opgemerkt dat de taken die tot het betrokken ambt behoren niet zozeer bestaan in vertaalwerkzaamheden of het controleren van de kwaliteit van de vertalingen, maar met name in het leidinggeven en het organiseren, zodat de voorwaarde van kennis van de vertaaltechnieken niet aldus kan worden uitgelegd dat daarmee dezelfde kwalificaties worden verlangd als die welke voor een ambt van vertaler of controleur vertalingen worden verlangd. Voorts zij opgemerkt dat in de kennisgeving van vacature niet de voorwaarde was opgenomen dat de kandidaten een opleiding of ervaring op vertaalgebied moesten hebben.

52      Deze opvatting van de rol van het hoofd van de eenheid wordt bevestigd door door de Raad overgelegde stukken die een beschrijving geven van de nieuwe structuur van de directie III, „Vertaling en documentenproductie”, van het DG A, „Personeelszaken en administratie”, waarvan de taalkundige dienst en, dientengevolge, de Spaanse eenheid deel uitmaken. Uit het document „Administratieve modernisering van het [secretariaat-generaal van de Raad], rapport over een optimale structuur voor het DG A [‚Personeelszaken en administratie’, directie III ‚Vertaling en documentenproductie’], nieuwe administratieve structuur”, in de versie van 8 juli 2004, blijkt met name dat het hoofd van de eenheid „onder het gezag van de hoofden van de taalkundige dienst staat” en dat hij „verantwoordelijk is voor de leiding van de eenheid en de algehele productie”. Volgens datzelfde stuk zal binnen elke taaleenheid een persoon die verantwoordelijk is voor de productkwaliteit de verantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit van alle stukken.

53      Eén van de doelstellingen van de reorganisatie van de directie III, „Vertaling en documentenproductie”, van het DG A, „Personeelszaken en administratie”, was dus wel degelijk om het hoofd van de eenheid een leidinggevende rol te geven, terwijl de verantwoordelijke voor de productkwaliteit binnen de eenheid de verantwoordelijkheid zou dragen voor de kwaliteit van alle stukken en met name voor de vertaling ervan.

54      Uit dit onderzoek van de taken van het hoofd van de eenheid blijkt dat het TABG met betrekking tot de uitlegging die moest worden gegeven aan de in de kennisgeving van vacature opgenomen voorwaarde van kennis van de vertaaltechnieken, niet de grenzen van zijn beoordelingsvrijheid heeft overschreden.

55      Vervolgens moet worden nagegaan of G. aan die voorwaarde voldeed.

56      Uit de stukken die de Raad op verzoek van het Gerecht heeft overgelegd blijkt dat de Raad op 7 april 2006 een uit zes personen bestaand selectiecomité heeft aangewezen. Het selectiecomité heeft besloten om een beoordelingsschema te gebruiken voor zijn beoordeling tijdens het onderhoud met de kandidaten. Dit schema bevatte drie onderdelen met een maximumaantal punten voor elk daarvan, namelijk 30 punten voor het onderdeel „Persoonlijke aspecten”, 30 punten voor het onderdeel „Met het ambt verband houdende aspecten” en 40 punten voor het onderdeel „Met het management en het teamwerk verband houdende aspecten”. Het selectiecomité heeft eveneens besloten dat alleen kandidaten die minstens 50 van de 100 punten hadden gekregen konden worden voorgedragen voor het betrokken ambt.

57      Het selectiecomité heeft een onderhoud gehad met vier kandidaten, waaronder verzoeker en G. Na dit onderhoud is voor elke kandidaat een geconsolideerde versie van het beoordelingsschema opgesteld, waaruit het advies van alle leden van het selectiecomité bleek. Deze versie geeft eveneens het aantal punten aan dat iedere kandidaat voor elk van de drie onderdelen van het schema heeft behaald alsmede het totale aantal verkregen punten. G. heeft in totaal 70 punten gekregen, namelijk 24 punten voor het onderdeel „Persoonlijke aspecten”, 18 punten voor het onderdeel „Met het ambt verband houdende aspecten” en 28 punten voor het onderdeel „Met het management en het teamwerk verband houdende aspecten”.

58      In het onderdeel „Met het ambt verband houdende aspecten” van G.’s beoordelingsschema worden de volgende positieve punten genoemd: „Is zeer goed op de hoogte van de werkzaamheden van het [secretariaat-generaal van de Raad] (zowel wat politieke als administratieve kwesties betreft) – Heeft meegewerkt aan het opzetten van het reorganisatievoorstel van de [directie III, ‚Vertaling en documentenproductie’, van het DG A, ‚Personeelszaken en administratie’] – Heeft actief deelgenomen aan de [think-tank] inzake de optimale structuur van de taalkundige dienst”. Het negatieve punt van dit onderdeel luidt: „heeft geen praktische ervaring of opleiding als linguïst”.

59      Uit de door de Raad overgelegde stukken en met name uit het verzoek om wijziging van tewerkstelling en het curriculum vitae van G. blijkt eveneens dat hij actief heeft meegewerkt aan de hervorming van de directie III, „Vertaling en documentenproductie”, van het DG A, „Personeelszaken en administratie”, waaronder de taaleenheden vallen, en dat hij gedurende vele jaren „verantwoordelijk was voor de ontwerpen van de administratieve modernisering, met name die betreffende de omschrijving van de ambten, het organogram (daaronder begrepen de invoering bij het [secretariaat-generaal van de Raad] van het begrip [h]oofd van een [e]enheid), de financiële organisatie, de administratieve deconcentratie, de hervorming van het DG A [‚Personeelszaken en administratie’, directie III ‚Vertaling en documentenproductie’] en de juiste administratieve praktijken”.

60      In zijn verweerschrift geeft de Raad, zonder door verzoeker te worden weersproken, voorts aan dat G. sinds zijn tewerkstelling in januari 2002 bij de eenheid „Administratieve modernisering, afhandeling van audits, gelijke kansen” van de dienst belast met algemene administratieve vragen, zich heeft beziggehouden met voorstel nr. 11 betreffende het actieplan voor de administratieve modernisering (PAMA) dat betrekking had op de hervorming van het DG A, „Personeelszaken en administratie”. Volgens de Raad „bestond dit voorstel uit [vijf] subvoorstellen betreffende, respectievelijk, de centrale coördinatie, de taalkundige diensten en de diensten van het secretariaat, de documentaire en terminologische ondersteuning, de adequate organisatie van de rol van het secretariaat en de ondersteuning van de afdeling en de diensten productietechnieken”. De Raad voegt hieraan toe dat G. door zijn rol als projectleider lid was van de „Discussiegroep van de [directie III, ‚Vertaling en documentenproductie’, van het DG A, ‚Personeelszaken en administratie’] over het actieplan [voor] de administratieve modernisering van het [secretariaat-generaal van de Raad]”, welke groep tussen 2002 en 2004 rapporten heeft opgesteld voor de directie van het DG A, „Personeelszaken en administratie”, directie III, „Vertaling en documentenproductie”, alsmede voor de directeur-generaal belast met de administratieve modernisering, over de documentaire ondersteuning van de vertaling en de terminologie, over de maatregelen bestemd om de kwaliteit te verzekeren, over de vertaal‑ en revisiewerkzaamheden, de uitwisseling van essentiële informatie en het gebruik door de vertalers van de computer en de juiste software.

61      In deze omstandigheden en gelet op de uitlegging die aan de voorwaarde van kennis van de vertaaltechnieken is gegeven, kan verzoeker niet stellen dat het TABG geen rekening heeft gehouden met de voorwaarden van de kennisgeving van vacature door vast te stellen dat G. aan die voorwaarden voldeed. Hieraan moet worden toegevoegd dat, gelet op de uitlegging die aan de voorwaarde van kennis van de vertaaltechnieken is gegeven, verzoekers argument dat G.’s beoordelingsschema onder het onderdeel „Met het ambt verband houdende aspecten” melding maakt van het negatieve punt dat hij „geen praktische ervaring of opleiding als linguïst heeft”, irrelevant is, aangezien de kennisgeving van vacature deze ervaring of opleiding niet als voorwaarde stelde.

62      Ten slotte moet worden nagegaan of het TABG geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door verzoekers sollicitatie niet in aanmerking te nemen.

63      Dienaangaande zij vastgesteld dat het TABG verzoeker in het besluit tot afwijzing van zijn sollicitatie heeft meegedeeld dat de keuze op een andere kandidaat was gevallen, die „meer voldeed” aan de behoeften van het betrokken ambt.

64      Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van de Raad uiteengezet dat verzoeker volgens het TABG minder aan de behoeften van het betrokken ambt voldeed dan G.

65      Zoals reeds aangegeven in punt 56 van dit arrest, had het selectiecomité besloten dat alleen de kandidaten die in het beoordelingsschema 50 van de 100 punten zouden krijgen, zouden worden voorgedragen voor het betrokken ambt. Voorts zij vastgesteld dat het selectiecomité geen van de sollicitaties van de vier voor een onderhoud uitgenodigde kandidaten heeft afgewezen op grond dat niet werd voldaan aan één van de voorwaarden van de kennisgeving van vacature, en dat die gesprekken hebben plaatsgevonden voordat het selectiecomité de sollicitaties onderling heeft vergeleken.

66      Opgemerkt zij dus dat verzoekers sollicitatie niet terzijde is gelegd op grond dat hij niet voldeed aan één van de kwalificaties van de kennisgeving van vacature, maar na de vergelijking van de verdiensten van de kandidaten. Het feit dat een ambtenaar duidelijke en erkende verdiensten heeft sluit echter niet uit dat in het kader van de vergelijking van de verdiensten van de kandidaten andere ambtenaren verdienstelijker kunnen zijn (arrest Wunenburger/Commissie, reeds aangehaald, punt 74; arrest Gerecht van 22 oktober 2008, Tzirani/Commissie, F‑46/07, JurAmbt. blz. I‑0000 en II‑0000, punt 119).

67      In casu moet dus worden onderzocht of het TABG bij de vergelijking van de verdiensten van G. en verzoeker een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

68      In dit verband moet worden opgemerkt dat verzoekers betoog hoofdzakelijk berust op de vooronderstelling dat zijn uitlegging van de voorwaarde betreffende de kennis van de vertaaltechnieken zou worden aanvaard. Daar deze uitlegging, zoals in de punten 49 tot en met 54 van dit arrest is aangegeven, moet worden afgewezen, kan verzoeker echter niet stellen dat het TABG een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt.

69      In de eerste plaats moet immers worden vastgesteld dat het selectiecomité G. en verzoeker zeer verschillende punten heeft gegeven. Zoals in punt 57 van dit arrest reeds is aangegeven, heeft G. in totaal 70 punten gekregen, namelijk 24 punten voor het onderdeel „Persoonlijke aspecten”, 18 punten voor het onderdeel „Met het ambt verband houdende aspecten” en 28 punten voor het onderdeel „Met het management en het teamwerk verband houdende aspecten”. Verzoeker heeft in totaal slechts 42 punten gekregen, namelijk 10 punten voor het onderdeel „Persoonlijke aspecten”, 20 punten voor het onderdeel „Met het ambt verband houdende aspecten” en 12 punten voor het onderdeel „Met het management en het teamwerk verband houdende aspecten”.

70      In de tweede plaats moet worden vastgesteld dat, gelet op de uitlegging die moet worden gegeven aan de in de kennisgeving van vacature opgenomen voorwaarde betreffende kennis van de vertaaltechnieken, verzoekers betoog niet de structuur van het door het selectiecomité gebruikte beoordelingsschema ter discussie stelt, met name wat betreft het gewicht dat wordt gegeven aan de in die kennisgeving van vacature genoemde voorwaarde betreffende de leidinggevende capaciteiten.

71      In de derde plaats toont verzoeker niet aan dat hij meer voldoet aan de voorwaarden van de kennisgeving van vacature dan G., zoals deze voorwaarden, met name wat die betreffende de kennis van de vertaaltechnieken betreft, moeten worden opgevat.

72      Dit betekent dat het TABG geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door vast te stellen dat de sollicitatie van G. meer aan de eisen van het betrokken ambt voldeed dan die van verzoeker.

73      Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door de grief ontleend aan het feit dat het selectiecomité, in strijd met artikel 45 van het Statuut, bij zijn werkzaamheden geen rekening heeft gehouden met de laatste drie beoordelingsrapporten. Om te beginnen stelt de Raad in zijn verweerschrift dat die drie beoordelingsrapporten in aanmerking zijn genomen. In zijn in punt 19 van dit arrest genoemde opmerkingen stelt verzoeker weliswaar vast dat in de stukken die de Raad aan het Gerecht heeft overgelegd geen melding wordt gemaakt van het onderzoek van die rapporten, doch uit het feit dat in de beoordelingsschema’s van de kandidaten niet wordt verwezen naar die beoordelingsrapporten kan op zich niet worden afgeleid dat het selectiecomité die rapporten niet heeft onderzocht (zie in die zin arrest Gerecht van 25 september 2008, Strack/Commissie, F‑44/05, JurAmbt. blz. I‑0000 en II‑0000, punt 165). Bovendien moet worden opgemerkt dat, ook al zouden verzoekers beoordelingsrapporten melding maken van zijn leidinggevende en organisatorische capaciteiten, hij niet heeft aangetoond dat uit die rapporten zou blijken dat het TABG een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door zich op het standpunt te stellen dat de sollicitatie van G. meer voldeed aan de behoeften van het betrokken ambt dan zijn eigen sollicitatie. Dienaangaande moet immers rekening worden gehouden met het aanzienlijke verschil dat het selectiecomité bij de vergelijking van verzoekers verdiensten en die van G. heeft vastgesteld.

74      Zou het selectiecomité ten slotte een onregelmatigheid hebben begaan bij zijn beoordeling over verzoekers kennis van de Engelse taal, dan volstaat dit niet om aan te tonen dat het TABG een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt. Er moet op dit punt immers ook rekening worden gehouden met het enorme verschil dat het selectiecomité bij de vergelijking van verzoekers verdiensten en die van G. heeft vastgesteld. Voorts moet worden vastgesteld dat verzoeker in zijn curriculum vitae niet alleen zijn kennis van het Frans heeft vermeld, maar eveneens die van het Engels, dat hij uitstekend beheerst. Wat het niveau van verzoekers kennis van het Frans betreft, moet bovendien worden opgemerkt dat het feit dat het selectiecomité in het beoordelingsschema niet daarnaar verwijst, noch in positieve noch in negatieve zin, evenmin aantoont dat er sprake is van een kennelijke beoordelingsfout.

75      Uit een en ander volgt dat de middelen ontleend aan een kennelijke beoordelingsfout, miskenning van de kennisgeving van vacature en van artikel 45 van het Statuut, moeten worden afgewezen zonder dat een uitspraak behoeft te worden gedaan over de door de Raad opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid betreffende het middel ontleend aan schending van artikel 45 van het Statuut. Derhalve moet het beroep in zijn geheel worden verworpen.

 Kosten

76      Krachtens artikel 122 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht zijn de bepalingen van het achtste hoofdstuk van de tweede titel van dit Reglement, betreffende de proceskosten en de gerechtskosten, slechts van toepassing op de zaken die vanaf de datum van inwerkingtreding van dit Reglement, te weten 1 november 2007, bij het Gerecht aanhangig zijn gemaakt. De ter zake relevante bepalingen van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen blijven mutatis mutandis van toepassing op de vóór die datum bij het Gerecht aanhangige zaken.

77      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Volgens artikel 88 van dit Reglement blijven in de gedingen tussen de Gemeenschappen en hun personeelsleden de kosten door de instellingen gemaakt, echter te hunnen laste. Daar verzoeker in het ongelijk is gesteld, moet worden beslist dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Derde kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Mahoney

Kanninen

Gervasoni

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 6 mei 2009.

De griffier

 

      De president

W. Hakenberg

 

      P. Mahoney

De teksten van deze beslissing en van de daarin aangehaalde beslissingen van de communautaire rechterlijke instanties die nog niet in de Jurisprudentie zijn gepubliceerd, zijn beschikbaar op de website van het Hof van Justitie www.curia.europa.eu


* Procestaal: Frans.