Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 11 april 2018 – Staatssecretaris van Financiën, andere partij: CEVA Freight Holland BV
(Zaak C-249/18)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoeker: Staatssecretaris van Financiën
Andere partij: CEVA Freight Holland BV
Prejudiciële vragen
Moet artikel 78 van verordening (EEG) nr. 2913/921 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek aldus worden uitgelegd dat een aangever in het kader van een boeking achteraf alsnog onder verwijzing naar artikel 147, lid 1, tweede alinea, van verordening (EEG) nr. 2454/932 van de Commissie tot vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92 kan kiezen voor een andere, lagere transactieprijs van ingevoerde goederen met het oog op het verlagen van de douaneschuld?
a. Vormt voor de toepassing van artikel 221, lid 3, van verordening nr. 2913/92 het bepalen van het tijdstip waarop de mededeling aan de schuldenaar heeft plaatsgevonden, een vraag van Unierecht?
b. Indien vraag 2)a. bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 221, lid 3, van verordening nr. 2913/92 aldus worden uitgelegd dat de daarin bedoelde mededeling door de schuldenaar moet zijn ontvangen binnen de termijn van drie jaar nadat de douaneschuld is ontstaan, of volstaat dat die mededeling binnen die termijn aan de schuldenaar is verzonden?
____________
1 Verordening van 12 oktober 1992 (PB 1992, L 302, blz. 1).
2 Verordening van 2 juli 1993 (PB 1993, L 253, blz. 1).