Language of document : ECLI:EU:F:2013:81

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Enkelvoudige kamer)

18 juni 2013

Zaak F‑143/11

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Afwijzing door het TABG van een verzoek om vergoeding van kosten die in verband met de procedure zijn gemaakt – Beroep tot nietigverklaring met hetzelfde voorwerp als een verzoek om begroting van kosten – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Marcuccio met name vraagt om nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie tot afwijzing van zijn verzoek van 16 augustus 2011 alsmede om betaling van het bedrag van 3 316,31 EUR, vermeerderd met vertragingsrente en dwangsommen, zijnde een deel van de kosten die zijn gemaakt in verband met de procedure die heeft geleid tot het arrest van het Gerecht van 15 februari 2011, Marcuccio/Commissie (F‑81/09; hierna: „arrest van 15 februari 2011”, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑238/11 P).

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Marcuccio draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Gerechtelijke procedure – Beslissing bij met redenen omklede beschikking – Voorwaarden – Beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk rechtens ongegrond – Draagwijdte

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 76)

2.      Gerechtelijke procedure – Kosten – Begroting – Instelling van beroep met hetzelfde voorwerp als een verzoek om begroting – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 270 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 92, lid 1; Ambtenarenstatuut, art. 91)

1.      Krachtens artikel 76 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken kan het Gerecht, wanneer een beroep geheel of gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk is, zonder de behandeling voort te zetten beslissen bij met redenen omklede beschikking.

Wanneer de rechtsprekende formatie zich bij lezing van het dossier van een zaak voldoende ingelicht acht door de stukken van dat dossier en volkomen overtuigd is van de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep en bovendien van mening is dat het houden van een terechtzitting niet het minste nieuwe gegeven in dat verband zou opleveren, draagt de verwerping van het beroep bij met redenen omklede beschikking op grond van artikel 76 van het Reglement voor de procesvoering niet alleen bij tot de proceseconomie, maar bespaart dit de partijen tevens de kosten die het houden van een terechtzitting meebrengt.

(cf. punten 16 en 17)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 25 april 2012, Oprea/Commissie, F‑108/11, punt 12 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Het ambtenarenrecht van de Europese Unie voorziet in een specifieke procedure voor de begroting van kosten wanneer partijen het oneens zijn over het bedrag en de aard van de invorderbare kosten na een beslissing waarbij het Gerecht voor ambtenarenzaken een geding heeft beëindigd en uitspraak over de kosten heeft gedaan. Zo beslist het Gerecht volgens de bewoordingen van artikel 92, lid 1, van zijn Reglement voor de procesvoering in geval van geschil over het bedrag en de aard van de invorderbare kosten op verzoek van de belanghebbende partij bij een met redenen omklede beschikking, na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de wederpartij.

Overigens sluit deze bijzondere, in artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering voorziene procedure voor de begroting van kosten uit dat dezelfde bedragen of met hetzelfde oogmerk uitgegeven bedragen worden gevorderd in het kader van een actie ingesteld overeenkomstig de artikelen 90 en 91 van het Statuut. Een door een verzoeker op grond van artikel 270 VWEU en artikel 91 van het Statuut ingesteld beroep tot nietigverklaring dat in werkelijkheid hetzelfde voorwerp heeft als een verzoek om begroting van kosten, is derhalve niet-ontvankelijk. Dit is het geval bij een beroep tot nietigverklaring van een besluit tot afwijzing van een verzoek waarbij de verzoeker het tot aanstelling bevoegd gezag vraagt om vergoeding van een bedrag aan kosten die in verband met een procedure zijn gemaakt.

(cf. punten 19, 20 en 22)

Referentie:

Hof: 16 juli 2009, Commissie/Schneider Electric, C‑440/07 P

Gerecht van eerste aanleg: 11 juli 2007, Schneider Electric/Commissie, T‑351/03, punt 297

Gerecht voor ambtenarenzaken: 10 november 2009, Marcuccio/Commissie, F‑70/07, punt 17; 20 juni 2011, Marcuccio/Commissie, F‑67/10, punt 21, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑475/11 P