Language of document : ECLI:EU:F:2008:103

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

4 september 2008

Zaak F‑147/06

Adriana Dragoman

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Niet-toelating tot mondeling examen”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/44/06 met het oog op de vorming van een aanwervingreserve van Roemeense juristen-linguïsten (AD 7) van 27 oktober 2006 om verzoekster voor het schriftelijk examen b) 18 van de 40 punten te geven alsmede van het besluit van de jury van 29 november 2006 houdende afwijzing van haar verzoek om een heronderzoek.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Organisatie van werkzaamheden

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Samenstelling – Bekwaamheid van leden om examen objectief te beoordelen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 3)

3.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Verplichting van gemeenschapsinstellingen om alle kandidaten een rustig en regelmatig verloop van de examens te verzekeren

4.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Afwijzing van sollicitatie – Motiveringsplicht – Omvang – Eerbiediging van geheim van werkzaamheden

(Art. 253 EG; Ambtenarenstatuut, art. 25, tweede alinea; bijlage III, art. 6)

5.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Beoordeling van geschiktheid van kandidaten – Beoordelingsvrijheid van jury – Besluit tot niet-plaatsing op lijst van geschikte kandidaten – Motiveringsplicht – Omvang

(Ambtenarenstatuut, bijlage III)

6.      Ambtenaren – Aanwerving – Toepasselijke regels – Beroep op nationaal recht – Daarvan uitgesloten

1.      Geen enkele bepaling van het Statuut verbiedt de jury van een vergelijkend onderzoek om het Frans als werktaal te gebruiken.

(cf. punten 43 en 44)

2.      Om overeenkomstig de bepalingen van het Statuut en van artikel 3 van bijlage III bij het Statuut te zijn ingesteld, moet de jury van een vergelijkend onderzoek aldus zijn samengesteld dat een objectieve beoordeling van de prestaties van de kandidaten voor het examen ten aanzien van de verwachte beroepsbekwaamheid is gewaarborgd.

Spel‑ en syntactische fouten die de correctors in de beoordelingsfiche van een schriftelijk examen hebben gemaakt kunnen per definitie en gelet op de druk waaronder de juryleden van een vergelijkend onderzoek met zeer veel deelnemers staan, geen twijfel zwaaien over de beroepscapaciteiten en de objectiviteit van de juryleden.

(cf. punten 49 en 52)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 13 september 2001, Svantesson e.a./Raad, T‑160/99, JurAmbt. blz. I‑A‑175 en II‑799, punt 32

3.      Op grond van de beginselen van behoorlijk bestuur en gelijke behandeling moeten de gemeenschapsinstellingen ervoor zorgen dat bij een vergelijkend onderzoek alle kandidaten zo veel mogelijk in een rustige sfeer en zoals voorgeschreven examen kunnen afleggen. Hiertoe dient de administratie voor een goede organisatie van het vergelijkend onderzoek te zorgen.

De bekendmaking van de samenstelling van een jury van een vergelijkend onderzoek drie dagen vóór het begin van de examens, in plaats van ongeveer veertien dagen zoals bepaald in de aankondiging van vergelijkend onderzoek, kan echter niet leiden tot de onwettigheid van het besluit van de jury om een bepaald cijfer te geven aan een kandidaat die niet aantoont dat hij, indien hij kennis had genomen van de samenstelling van de jury binnen de in die aankondiging voorziene termijn, een ander cijfer had kunnen krijgen.

(cf. punten 67‑69)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 3 maart 1993, Delloye e.a./Commissie, T‑44/92, Jurispr. blz. II‑221, punt 24; 9 november 1999, Papadeas/Comité van de Regio’s, T‑102/98, JurAmbt. blz. I‑A‑211 en II‑1091, punt 68

4.      De in artikel 253 EG en artikel 25, tweede alinea, van het Statuut voorziene verplichting om een bezwarend besluit te motiveren heeft tot doel, enerzijds, de belanghebbende de nodige gegevens te verschaffen om te beoordelen of het besluit al dan niet gegrond is en, anderzijds, het rechterlijk toezicht mogelijk te maken.

Wat de besluiten van een jury van een vergelijkend onderzoek betreft, moet deze motiveringsplicht evenwel in overeenstemming worden gebracht met de inachtneming van het beginsel dat de werkzaamheden van de jury op grond van artikel 6 van bijlage III bij het Statuut geheim zijn. Die werkzaamheden zijn geheim verklaard teneinde de onafhankelijkheid van de jury’s en de objectiviteit van hun werkzaamheden te waarborgen in dier voege dat zij tegen inmenging en druk van buitenaf, van de zijde van de gemeenschapsadministratie zelf, van de betrokken kandidaten dan wel van derden, worden beschermd. De eerbiediging van dit geheim brengt derhalve mee dat de opvattingen van de individuele juryleden niet ruchtbaar mogen worden en dat gegevens verband houdende met beoordelingen, de kandidaten persoonlijk dan wel in vergelijking met andere kandidaten betreffende, niet aan de openbaarheid mogen worden prijsgegeven.

Gelet op de regel dat de werkzaamheden van de jury geheim zijn, vormt de mededeling van de voor de verschillende examens behaalde cijfers een afdoende motivering van de besluiten van de jury. Een dergelijke motivering schaadt de rechten van de kandidaten niet. Zij stelt hen in staat kennis te nemen van het waardeoordeel dat over hun prestaties is uitgebracht en, in voorkomend geval, na te gaan of zij het door de aankondiging van vergelijkend onderzoek vereiste aantal punten om tot bepaalde of tot alle proeven te worden toegelaten, daadwerkelijk niet hebben behaald.

(cf. punten 75‑78)

Referentie:

Hof: 26 november 1981, Michel/Parlement, 195/80, Jurispr. blz. 2861, punt 22; 4 juli 1996, Parlement/Innamorati, C‑254/95 P, Jurispr. blz. I‑3423, punten 23 en 24

Gerecht van eerste aanleg: 23 januari 2003, Angioli/Commissie, T‑53/00, JurAmbt. blz. I‑A‑13 en II‑73, punt 67; 27 maart 2003, Martínez Páramo e.a./Commissie, T‑33/00, JurAmbt. blz. I‑A‑105 en II‑541, punten 43 en 44; 19 februari 2004, Konstantopoulou/Hof van Justitie, T‑19/03, JurAmbt. blz. I‑A‑25 en II‑107, punten 27, 32 en 33

5.      Gelet op de ruime beoordelingsvrijheid waarover de jury van een vergelijkend onderzoek beschikt om de resultaten van de examens te beoordelen, is zij niet gehouden om in de motivering van haar besluit om een kandidaat niet toe te laten tot een examen, te preciseren welke antwoorden van de kandidaat onvoldoende zijn bevonden of uit te leggen waarom deze antwoorden onvoldoende zijn bevonden.

De jury die de kandidaat zowel het cijfer van een schriftelijk examen heeft gegeven alsook de kopie van het examen zelf en de beoordelingsfiche ervan, waardoor hij kennis kan nemen van de beoordelingscriteria die de jury heeft gebruikt en van haar beoordeling van de kwaliteit van de prestatie aan de hand van vooraf vastgestelde variabelen, voldoet derhalve aan de op haar rustende motiveringsplicht.

(cf. punten 79, 82 en 84)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Konstantopoulou/Hof van Justitie, reeds aangehaald, punt 34

6.      Voor de procedure van aanwerving van gemeenschapsambtenaren gelden alleen de bepalingen van het Statuut en de ter toepassing daarvan vastgestelde besluiten. Onder deze omstandigheden kan een kandidaat niet met succes aanvoeren dat een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek in strijd is met het nationale recht.

(cf. punten 88 en 89)