Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 september 2018 door de Republiek Oostenrijk tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 12 juli 2018 in zaak T-356/15, Republiek Oostenrijk / Europese Commissie

(Zaak C-594/18 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Republiek Oostenrijk (vertegenwoordiger: Dr. G. Hesse, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Groothertogdom Luxemburg, Tsjechische Republiek, Franse Republiek, Hongarije, Republiek Polen, Roemenië, Slowaakse Republiek, Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Conclusies

Het arrest van het Gerecht van 12 juli 2018 in zaak T-356/15, Republiek Oostenrijk/Europese Commissie, in zijn geheel vernietigen;

de in eerste aanleg ingestelde vordering tot nietigverklaring van besluit (EU) 2015/658 van de Europese Commissie van 8 oktober 2014 betreffende steunmaatregel SA.34947 (2013/C) (ex 2013/N) die het Verenigd Koninkrijk voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van de kerncentrale Hinkley Point C1 , in haar geheel toewijzen;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante in totaal vijf middelen aan.

Eerste middel: geen doelstelling van gemeenschappelijk belang van de Unie

Het bestreden arrest is onrechtmatig voor zover de bouw van een nieuwe kerncentrale – in tegenstelling tot wat het Gerecht heeft verklaard – geen doel in het belang van de Unie betreft. Daarom had het vierde middel in verbinding met het vijfde onderdeel van het negende middel, waarmee werd aangevoerd dat de ondersteuning van kernenergie geen voor de goedkeuring van steun noodzakelijk gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), VWEU dient, niet mogen worden afgewezen.

Tweede middel: onjuiste toepassing van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU

De steunmaatregelen zijn ten onrechte geacht in overeenstemming met artikel 107, lid 3, onder c), VWEU te zijn. In het bestreden arrest wordt de relevante vorm van economische bedrijvigheid in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU onjuist gedefinieerd, en is ten onrechte nagelaten een marktfalen te onderzoeken. Het eerste middel en het eerste en het tweede onderdeel van het negende middel, die betrekking hadden op marktafbakening en marktfalen, hadden dus niet mogen worden afgewezen.

Derde middel: geen toereikende evenredigheidstoetsing

Het bestreden arrest van het Gerecht bevestigt ten onrechte de ontoereikende evenredigheidstoetsing van de Europese Commissie. De uiteenzetting van de Europese Commissie betreffende de evenredigheid van de steun was onjuist en onbegrijpelijk, waardoor het besluit nietig is. Om die reden hadden het zesde middel, de tweede grief van het derde onderdeel van het negende middel en het zesde onderdeel van het negende middel, waarmee in wezen werd aangevoerd dat de evenredigheid van de maatregelen ontoereikend was getoetst, niet mogen worden afgewezen.

Vierde middel: geen toelaatbaarheid van exploitatiesteun

Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat de geplande maatregelen ten gunste van Hinkley Point C ontoelaatbare exploitatiesteun vormen. Om die reden hadden het derde middel en de eerste grief van het derde onderdeel van het negende middel, waarmee werd aangevoerd dat de maatregelen van het Verenigd Koninkrijk gelijk moeten worden gesteld met ontoelaatbare exploitatiesteun, niet mogen worden afgewezen.

Vijfde middel: onvoldoende bepaling van de steunelementen en schending van de „garantiemededeling”

Tot slot heeft het Gerecht enerzijds de steunelementen onvoldoende bepaald en anderzijds er geen rekening mee gehouden dat inbreuk was gemaakt op de „garantiemededeling”. Derhalve hadden het vijfde middel, het achtste middel en het vierde onderdeel van het negende middel, die betrekking hadden op de ontoereikende bepaling van de steunelementen en de schending van de garantiemededeling, niet mogen worden afgewezen.

____________

1 PB 2015, L 109, blz. 44.