Language of document : ECLI:EU:F:2015:167

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Enkelvoudige kamer)

18 december 2015

Zaak F‑45/11

Carlo De Nicola

tegen

Europese Investeringsbank (EIB)

„Openbare dienst – Personeel van de EIB – Beoordeling – Beoordelingsrapport 2009 – Onwettigheid van het besluit van het beroepscomité – Weigering van bevordering – Afdoening zonder beslissing”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, waarmee De Nicola vraagt om, kort samengevat, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van het beroepscomité (hierna: „beroepscomité”) van de Europese Investeringsbank (EIB of hierna: „Bank”) van 22 september 2010 tot verwerping van zijn intern beroep tot nietigverklaring en wijziging van zijn beoordelingsrapport over 2009, ten tweede, nietigverklaring van dat beoordelingsrapport, ten derde, nietigverklaring van „alle daarmee verbonden, daaropvolgende en daaraan voorafgaande handelingen”, met name het besluit van de EIB van 25 maart 2010 om hem niet te bevorderen en, ten vierde, veroordeling van de EIB tot betaling aan hem van een vergoeding voor de materiële en de immateriële schade die hij stelt te hebben geleden.

Beslissing:      Het besluit van het beroepscomité van de Europese Investeringsbank van 22 september 2010 wordt nietig verklaard. Er behoeft geen uitspraak te worden gedaan over de vordering tot nietigverklaring van het beoordelingsrapport over 2009, van het besluit van 25 maart 2010 houdende weigering van bevordering en van alle „daarmee verbonden, daaropvolgende en daaraan voorafgaande handelingen”. Het beroep wordt verworpen voor het overige. De Europese Investeringsbank draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van De Nicola.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Personeelsleden van de Europese Investeringsbank – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Betwisting voor het beroepscomité van de Bank – Omvang van het toezicht

(Personeelsreglement van de Europese Investeringsbank, art. 22)

2.      Beroepen van ambtenaren – Personeelsleden van de Europese Investeringsbank – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om maatregelen ter uitvoering vast te stellen – Arrest waarbij een besluit van het beroepscomité over een beoordelingsrapport nietig is verklaard – Verplichting voor de Bank om de betwisting door degene die het intern beroep heeft ingesteld opnieuw aan dat comité voor te leggen

(Art. 266 VWEU)

1.      De mogelijkheid waarover het door de Europese Investeringsbank ingestelde beroepscomité beschikt op het gebied van de beoordeling van personeelsleden om elke in het beoordelingsrapport van een functionaris van de Bank opgenomen vaststelling ongeldig te verklaren, brengt mee dat dit comité bevoegd is om de juistheid van elk van deze vaststellingen afzonderlijk opnieuw te beoordelen, alvorens ze te bekritiseren. De omvang van deze bevoegdheid is derhalve duidelijk groter dan die van de loutere bevoegdheid tot controle van de wettigheid en tot nietigverklaring van het dispositief van een handeling, aangezien zij zelfs de mogelijkheid omvat de aan het dispositief daarvan ten grondslag liggende redenen ongeldig te verklaren, en dit ongeacht het belang ervan binnen de opzet van de motivering van die handeling. Deze volledige controlebevoegdheid van het beroepscomité wordt bevestigd door de aan dit comité uitdrukkelijk verleende bevoegdheid om de uit de totale evaluatie van de prestaties van de betrokkene voortvloeiende eindbeoordeling van de verdiensten te wijzigen. Een wijziging van het meritepunt van de betrokkene brengt namelijk mee dat dit comité alle beoordelingen van de verdiensten die in het betwiste rapport worden vermeld, gedetailleerd controleert op eventuele beoordelings-, feitelijke of juridische fouten, en zich in voorkomend geval in de plaats kan stellen van de beoordelaar en kan overgaan tot een nieuwe beoordeling van deze verdiensten.

Kortom, het beroepscomité moet het aan hem voorgelegde beoordelingsrapport volledig controleren op de juistheid van elk van de daarin opgenomen beoordelingen, daar zijn controle niet beperkt is tot de vraag of er sprake is van een kennelijke beoordelingsfout.

(cf. punten 49‑51)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: arresten van 27 april 2012, De Nicola/EIB, T‑37/10 P, EU:T:2012:205, punt 41, en van 16 september 2013, De Nicola/EIB, T‑618/11 P, EU:T:2013:479

2.      Gelet op de strekking van de bepalingen over de bevoegdheid van het beroepscomité dat de Europese Investeringsbank op het gebied van de beoordeling van de personeelsleden heeft ingesteld, kan de nietigverklaring door de Unierechter van een besluit van dat comité op administratief niveau een voordeel verschaffen aan degene die het interne beroep bij dat comité heeft ingesteld en de Bank derhalve verplichten om zijn betwisting opnieuw aan het beroepscomité voor te leggen, zodat het zich correct en in volle uitoefening van zijn bevoegdheden kan uitspreken over het betrokken beoordelingsrapport.

(cf. punt 58)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: beschikking van 21 september 2015, De Nicola/EIB, T‑848/14 P, EU:T:2015:719, punt 40