Language of document :

Beroep ingesteld op 30 oktober 2018 – Europese Commissie / Koninkrijk België

(Zaak C-676/18)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Condou-Durande, C. Cattabriga, G. von Rintelen, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk België

Conclusies

vaststellen dat het Koninkrijk België in de krachtens artikel 28, lid 1, van richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 20141 op hem rustende verplichtingen is tekortgeschoten door niet uiterlijk op 30 september 2016 alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, althans door die bepalingen niet aan de Commissie mee te delen;

het Koninkrijk België overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU veroordelen tot betaling van een dwangsom van 49 906,50 EUR per dag vertraging in de nakoming van de verplichting tot mededeling van de maatregelen ter omzetting van richtlijn 2014/36/EU, vanaf de datum van uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak. Deze dwangsom moet worden overgemaakt op een rekening die de Commissie zal meedelen;

het Koninkrijk België verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De lidstaten waren op grond van artikel 28, lid 1, van richtlijn 2014/36/EU verplicht om uiterlijk op 30 september 2016 de nodige nationale maatregelen te nemen ter uitvoering van de krachtens deze richtlijn op hen rustende verplichtingen. Aangezien België niet alle maatregelen ter omzetting van die richtlijn heeft meegedeeld, heeft de Commissie besloten de zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken.

In haar beroep stelt de Commissie voor dat België wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom van 49 906,50 EUR per dag. Bij de berekening van de dwangsom is rekening gehouden met de ernst en de duur van de inbreuk alsook met het afschrikkende effect ervan op basis van de financiële draagkracht van deze lidstaat.

____________

1 Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PB 2014, L 94, blz. 375).