Language of document : ECLI:EU:F:2008:132

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

4 november 2008

Zaak F‑41/06

Luigi Marcuccio

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Sociale zekerheid – Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Invaliditeit – Pensionering wegens invaliditeit – Motivering – Nietigverklaring”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van de Commissie om verzoeker wegens invaliditeit te pensioneren alsmede van een reeks met dat besluit samenhangende handelingen en, anderzijds, veroordeling van de Commissie tot betaling van een schadevergoeding aan hem.

Beslissing: Het besluit van de Commissie van 30 mei 2005 om verzoeker wegens invaliditeit te pensioneren, wordt nietig verklaard. De Commissie wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van 3 000 EUR aan verzoeker. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De Commissie draagt, naast haar eigen kosten, twee derde van verzoekers kosten. Verzoeker draagt een derde van zijn eigen kosten.

Samenvatting

Ambtenaren – Invaliditeit – Invaliditeitscommissie – Advies – Motiveringsplicht –Doel

(Ambtenarenstatuut, art. 25, 53 en 78, eerste alinea)

De bepalingen betreffende de medische commissie en de invaliditeitscommissie hebben tot doel, de definitieve beslissing van alle vragen van medische aard bij medisch deskundigen neer te leggen. De rechterlijke toetsing kan zich niet uitstrekken tot de eigenlijke medische beoordelingen, die als definitief moeten worden beschouwd wanneer zij regelmatig tot stand zijn gekomen. De regelmatigheid van de samenstelling en de werking van deze commissies en van de adviezen die zij uitbrengen, kan echter wel worden getoetst. In dit opzicht is de gemeenschapsrechter bevoegd na te gaan, of het advies een motivering bevat aan de hand waarvan kan worden beoordeeld op welke overwegingen het is gebaseerd, en of er een logisch verband bestaat tussen de medische vaststellingen in het advies en de conclusies die de commissie daaraan verbindt.

Het advies van een invaliditeitscommissie waarin alleen wordt vastgesteld en tegelijkertijd wordt geconcludeerd dat de ambtenaar getroffen is door een invaliditeit die als volledig moet worden beschouwd en waardoor hij niet in staat is zijn functie uit te oefenen, is kennelijk niet gemotiveerd. Op grond van de loutere vermelding, in het proces-verbaal van de invaliditeitscommissie, dat de ambtenaar aan een depressieve angststoornis lijdt kan de gemeenschapsrechter niet kennisnemen van de overwegingen waarop de daarin vervatte conclusies zijn gebaseerd noch nagaan of er een logisch verband bestaat tussen de medische vaststellingen van de commissie en de conclusies die zij daaraan verbindt. Een depressieve angststoornis kan zich immers op verschillende manieren en in verschillende maten voordoen en betekent niet dat de persoon die daaraan lijdt noodzakelijkerwijs moet worden aangemerkt als volledig en blijvend invalide, waardoor hij niet de met een ambt van zijn functiegroep overeenkomende werkzaamheden kan verrichten.

(cf. punten 64, 65 en 67)

Referentie:

Hof: 10 december 1987, Jänsch/Commissie, 277/84, Jurispr. blz. 4923, punt 15

Gerecht van eerste aanleg: 27 februari 1992, Plug/Commissie, T‑165/89, Jurispr. blz. II‑367, punt 75; 15 december 1999, Nardone/Commissie, T‑27/98, JurAmbt. blz. I‑A‑267 en II‑1293, punt 87