Language of document : ECLI:EU:F:2007:27

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

15 februari 2007

Zaken F‑142/06 en F‑142/06 AJ

Francesco Bligny

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren – Algemeen vergelijkend onderzoek – Toelatingsvoorwaarden – Niet-toelating tot correctie van schriftelijk examen – Onvolledig sollicitatieformulier – Bewijs van staatsburgerschap – Rechtsbijstand”

Betreft: Beroep krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA, waarbij F. Bligny met name verzoekt om nietigverklaring van de besluiten van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/26/05 van 23 november en 7 december 2006, houdende weigering om zijn schriftelijk examen te corrigeren op grond dat geen bewijs van staatsburgerschap bij zijn sollicitatieformulier was gevoegd. Voorts heeft Bligny voor de zaken F‑142/06 en F‑142/06 R een verzoek om rechtsbijstand ingediend uit hoofde van artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, dat krachtens artikel 3, lid 4, van besluit 2004/752/EG, Euratom van de Raad van 2 november 2004 tot instelling van een Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (PB L 333, blz. 7), van overeenkomstige toepassing is tot de inwerkingtreding van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard. Het verzoek om rechtsbijstand wordt afgewezen. Elke partij draagt haar eigen kosten.

Samenvatting

Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Toelatingsvoorwaarden – Bepaling door aankondiging van vergelijkend onderzoek

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 2 en 5)

De jury van het vergelijkend onderzoek is gebonden door de tekst van de aankondiging van vergelijkend onderzoek. Bijgevolg is kennelijk ongegrond, het verzoek om nietigverklaring van zijn besluit houdende uitsluiting van een kandidaat die, niettegenstaande de duidelijk geformuleerde voorwaarde in de aankondiging van vergelijkend onderzoek dat een bewijs van staatsburgerschap moet worden bijgevoegd om nietigheid van het sollicitatieformulier te voorkomen, dat bewijs niet binnen de gestelde termijn heeft verstrekt. Deze conclusie wordt niet op losse schroeven gezet door het argument – dat overigens niet op enige rechtsbepaling berust –, dat de administratie de kandidaten alle nodige informatie diende te verschaffen via hun elektronisch sollicitatiedossier, zonder dat de kandidaten zelf de aankondiging van vergelijkend onderzoek behoefden te raadplegen, aangezien laatstbedoelden net als de jury door die aankondiging van vergelijkend onderzoek zijn gebonden.

(cf. punten 26‑31 en 33)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 3 april 2001, Zaur-Gora en Dubigh/Commissie, T‑95/00 en T‑96/00, JurAmbt. blz. I‑A‑79 en II‑379, punt 47; 13 maart 2002, Bal/Commissie, T‑139/00, JurAmbt. blz. I‑A‑33 en II‑139, punt 35

Gerecht voor ambtenarenzaken: 11 juli 2006, Tas/Commissie, F‑12/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑79 en II‑A‑1‑285, punt 43