Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court (Ierland) op 16 augustus 2019 – M.S., M.W., G.S./Minister for Justice and Equality

(Zaak C-616/19)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: M.S., M.W., G.S.

Verwerende partij: Minister for Justice and Equality

Prejudiciële vragen

Verwijst „de betrokken lidstaat” in artikel 25, lid 2, onder d) en e), van richtlijn 2005/851 naar (a) een eerste lidstaat die een verzoeker bescherming heeft verleend die gelijkwaardig is aan asiel, of (b) een tweede lidstaat waaraan een daaropvolgend verzoek om internationale bescherming is gericht, of (c) eender welke van die twee lidstaten?

Wanneer een onderdaan van een derde land internationale bescherming heeft verkregen in de vorm van subsidiaire bescherming in een eerste lidstaat en hij verhuist naar het grondgebied van een tweede lidstaat, vormt de indiening van een nieuw verzoek om internationale bescherming in die tweede lidstaat dan misbruik van recht, zodat de tweede lidstaat gerechtigd is een maatregel vast te stellen die bepaalt dat een dergelijk volgend verzoek niet-ontvankelijk is?

Dient artikel 25 van richtlijn 2005/85 aldus te worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een lidstaat die niet gebonden is door richtlijn 2011/952 , maar wel door verordening nr. 604/20133 , een maatregel vaststelt als in casu aan de orde, volgens welke een asielverzoek van een onderdaan van een [derde] land aan wie voordien subsidiaire bescherming is verleend door een andere lidstaat, als niet-ontvankelijk wordt beschouwd?

____________

1 Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PB 2005, L 326, blz. 13).

2 Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB 2011, L 337, blz. 9).

3 Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013, L 180, blz. 31).