Language of document : ECLI:EU:T:2017:323

Zaak T754/14

Michael Efler e.a.

tegen

Europese Commissie

„Institutioneel recht – Europees burgerinitiatief – Trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen – Brede economische en handelsovereenkomst – Kennelijk ontbreken van bevoegdheden van de Commissie – Voorstel voor een rechtshandeling ter uitvoering van de Verdragen – Artikel 11, lid 4, VEU – Artikel 2, punt 1, en artikel 4, lid 2, onder b), van verordening (EU) nr. 211/2011 – Gelijke behandeling”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 10 mei 2017

1.      Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening nr. 211/2011 – Werkingssfeer – Rechtshandelingen van de Unie – Begrip – Besluit van de Raad tot het verlenen van machtiging tot het openen van onderhandelingen over het sluiten van een internationale overeenkomst – Daaronder begrepen

[Art. 2 VEU en 11, lid 4, VEU; art. 207, leden 3 en 4, VWEU, 218 VWEU en 288, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1, en 4, lid 2, b)]

2.      Burgerschap van de Unie – Rechten van de burger – Indiening van een burgerinitiatief – Verordening nr. 211/2011 – Voorwerp van een burgerinitiatief – Vermijden dat een internationale overeenkomst wordt gesloten die de rechtsorde van de Unie wijzigt – Toelaatbaarheid – Schending van het beginsel van institutioneel evenwicht – Geen

(Art. 11, lid 4, VWEU; verordening nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2, lid 1)

1.      Het begrip rechtshandeling in de zin van artikel 11, lid 4, VEU en artikel 2, punt 1, en artikel 4, lid 2, onder b), van verordening nr. 211/2011 over het burgerinitiatief, kan zonder enige aanwijzing van het tegendeel niet aldus worden uitgelegd dat het louter beperkt is tot de definitieve rechtshandelingen van de Unie die rechtsgevolgen ten aanzien van derden teweegbrengen. Noch de bewoordingen van de betrokken bepalingen, noch de door die bepalingen nagestreefde doelen rechtvaardigen in het bijzonder dat een besluit tot het verlenen van machtiging tot het openen van onderhandelingen over het sluiten van een internationale overeenkomst, dat is vastgesteld krachtens artikel 207, leden 3 en 4, VWEU en artikel 218 VWEU en dat kennelijk een besluit in de zin van artikel 288, vierde alinea, VWEU is, met het oog op een Europees burgerinitiatief van het begrip rechtshandeling wordt uitgesloten.

Integendeel, het beginsel van democratie, dat een van de grondwaarden is waarop de Unie berust, zoals met name blijkt uit de preambule van het VEU, uit artikel 2 VEU alsook uit de preambule van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en de doelstelling die met de regeling van het Europees burgerinitiatief specifiek wordt nagestreefd, die erin bestaat de democratische werking van de Unie te versterken door aan iedere burger het algemene recht te geven aan het democratische bestel van de Unie deel te nemen, gebieden het begrip rechtshandeling aldus uit te leggen dat het rechtshandelingen omvat als een besluit tot het openen van onderhandelingen over het sluiten van een internationale overeenkomst, dat onbetwistbaar ertoe strekt de rechtsorde van de Unie te wijzigen.

(zie punten 35‑37)

2.      De regeling inzake het Europees burgerinitiatief bevat geen enkele aanwijzing dat inspraak van de burgers niet mogelijk is wanneer het erom gaat te voorkomen dat een rechtshandeling wordt vastgesteld. Het is inderdaad zo dat overeenkomstig artikel 11, lid 4, VEU en artikel 2, punt 1, van verordening nr. 211/2011 over het burgerinitiatief, de overwogen rechtshandeling moet bijdragen tot de uitvoering van de Verdragen. Welnu, dat is het geval bij handelingen die beogen te vermijden dat internationale overeenkomsten worden gesloten, die ertoe strekken de rechtsorde van de Unie te wijzigen.

De door het Europees burgerinitiatief nagestreefde doelstelling van betrokkenheid bij het democratische bestel van de Unie omvat kennelijk de mogelijkheid om de wijziging of de gehele of gedeeltelijke intrekking van geldende rechtshandelingen te vragen. Bijgevolg is er geen grond om rechtshandelingen die strekken tot intrekking van een besluit dat machtiging verleent tot het openen van onderhandelingen over het sluiten van een internationale overeenkomst, van het democratische debat uit te sluiten. Hetzelfde geldt voor handelingen die als doel hebben het ondertekenen en het sluiten van een dergelijke overeenkomst te verhinderen en die ontegensprekelijk autonome rechtsgevolgen teweegbrengen doordat zij eventueel een aangekondigde wijziging van het Unierecht verhinderen.

Bijgevolg is het voorgesteld Europees burgerinitiatief, waarbij de Raad wordt aanbevolen het onderhandelingsmandaat voor het sluiten van een internationale overeenkomst in te trekken en geen andere internationale overeenkomst te sluiten, zeker geen inmenging in het verloop van een lopende wetgevingsprocedure, maar een uitdrukking van de effectieve deelname van de burgers van de Unie aan het democratische bestel van deze laatste, en brengt het het institutionele evenwicht dat in de Verdragen is neergelegd, niet in gevaar.

(zie punten 41‑43, 47)