Language of document : ECLI:EU:C:2019:1091

BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer)

17 december 2019 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Consumentenbescherming – Richtlijn 2011/83/EU – Artikel 2, punt 8, onder c), en punt 9 – Buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst – Begrip ‚verkoopruimte’ – Overeenkomst gesloten op een stand van een beurs onmiddellijk nadat de consument, die in een gemeenschappelijke ruimte van de beurs staat, is aangesproken door de handelaar”

In zaak C‑465/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Amtsgericht Straubing (rechter in eerste aanleg Straubing, Duitsland) bij beslissing van 12 juni 2019, ingekomen bij het Hof op 19 juni 2019, in de procedure

B & L Elektrogeräte GmbH

tegen

GC,

geeft

HET HOF (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: M. Safjan, kamerpresident (rapporteur), L. Bay Larsen en C. Toader, rechters,

advocaat-generaal: H. Saugmandsgaard Øe,

griffier: A. Calot Escobar,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om overeenkomstig artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof uitspraak te doen bij met redenen omklede beschikking,

de navolgende

Beschikking

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 2, punt 8, onder c), en punt 9, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen B & L Elektrogeräte GmbH en GC betreffende een verkoopovereenkomst voor een stoomstofzuiger die deze partijen hebben gesloten op een beurs.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 21 en 22 van richtlijn 2011/83 luiden:

„(21)      Een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zou gedefinieerd moeten worden als een overeenkomst waarbij de handelaar en de consument ten tijde van de sluiting beide persoonlijk aanwezig waren, op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, bijvoorbeeld bij de consument thuis of op zijn arbeidsplaats. Bij een verkoopsituatie buiten verkoopruimten kunnen consumenten onder mogelijke psychologische druk staan of te maken krijgen met een verrassingselement, ongeacht of zij nu zelf om het bezoek van de handelaar gevraagd hebben of niet. De definitie van ‚buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst’ dient ook de situaties te omvatten waarin de consument in een verkoopsituatie buiten verkoopruimten persoonlijk en individueel wordt aangesproken, maar de overeenkomst onmiddellijk daarna wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand. […] Aankopen die worden verricht tijdens een door de handelaar georganiseerde excursie waarbij er reclame wordt gemaakt voor de aangeschafte goederen en deze te koop worden aangeboden, dienen te worden beschouwd als buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten.

(22)      Het begrip verkoopruimten dient alle ruimten, van welke aard ook (winkels, kramen, bestelwagens), te omvatten die voor de handelaar als permanente of gewoonlijke bedrijfsruimte dienen. Marktkramen en stands op beurzen dienen als verkoopruimten te worden beschouwd als zij aan deze voorwaarde voldoen. Ruimten voor detailhandel, waar de handelaar op seizoenbasis zijn activiteiten verricht, bijvoorbeeld tijdens het toeristenseizoen of in een skioord of badplaats, dienen als verkoopruimten te worden beschouwd, aangezien de handelaar er gewoonlijk zijn activiteiten uitvoert. Publiek toegankelijke plaatsen, zoals straten, winkelcentra, stranden, sportfaciliteiten en openbaar vervoer, die door de handelaar in uitzonderlijke gevallen voor zijn zakelijke activiteiten gebruikt worden, alsook privéwoningen en arbeidsplaatsen, dienen niet als verkoopruimten beschouwd te worden. […]”

4        Artikel 2 van deze richtlijn heeft als opschrift „Definities” en bepaalt:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

[…]

8.      ‚buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst’: iedere overeenkomst tussen de handelaar en de consument:

a)      die wordt gesloten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument op een andere plaats dan de verkoopruimten van de handelaar;

[…]

c)      die gesloten wordt in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument; of

[…]

9.      ‚verkoopruimten’:

a)      iedere onverplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar op permanente basis zijn activiteiten uitvoert, of

b)      iedere verplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar gewoonlijk zijn activiteiten uitvoert;

[…]”

5        Artikel 9 van deze richtlijn, met als opschrift „Herroepingsrecht”, bepaalt in lid 1:

„Behoudens wanneer de in artikel 16 bepaalde uitzonderingen van toepassing zijn, beschikt de consument over een termijn van 14 dagen om de overeenkomst op afstand of de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zonder opgave van redenen te herroepen, en zonder andere kosten te moeten dragen dan die welke in artikel 13, lid 2, en artikel 14 zijn vastgesteld.”

 Duits recht

6        Richtlijn 2011/83 is in Duits recht omgezet bij het Gesetz zur Umsetzung der Verbraucherrechterichtlinie und zur Änderung des Gesetzes zur Regelung der Wohnungsvermittlung (wet tot omzetting van de richtlijn betreffende consumentenrechten en tot wijziging van de wet houdende regeling van de makelarij) van 20 september 2013 (BGBl. 2013 I, blz. 3642).

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

7        B & L Elektrogeräte is een in Duitsland gevestigd bedrijf dat stoomstofzuigers verkoopt, onder meer op jaarbeurzen.

8        Zoals uit de verwijzingsbeslissing blijkt, waren GC en zijn echtgenote aanwezig op de jaarbeurs in Straubing (Duitsland). Ze stonden in de gang van een van de beurshallen, voor de stand van B & L Elektrogeräte, toen een medewerker van dit bedrijf hen vanuit de stand of in de gang aansprak om hen te overtuigen een stofzuiger te kopen.

9        Op uitnodiging van die medewerker zijn GC en zijn echtgenote de stand binnengegaan en hebben zij daar een verkoopovereenkomst voor een stofzuiger gesloten.

10      Vervolgens heeft GC aan B & L Elektrogeräte laten weten dat hij de overeenkomst niet wilde „behouden”. Hij meende dat hij volgens de Duitse wetgeving een herroepingsrecht had, en dat hij op het moment van de sluiting van de overeenkomst niet was geïnformeerd over dit recht.

11      B & L Elektrogeräte heeft GC gedaagd voor de verwijzende rechter, het Amtsgericht Straubing (rechter in eerste aanleg Straubing, Duitsland), om hem te doen veroordelen tot betaling van de prijs die in de overeenkomst was overeengekomen.

12      Volgens de verwijzende rechter moet de stand die B & L Elektrogeräte op die beurs had, worden geacht te kunnen worden ingedeeld onder het begrip „verkoopruimten” in de zin van artikel 2, punt 9, van richtlijn 2011/83, zoals uitgelegd door het Hof in het arrest van 7 augustus 2018, Verbraucherzentrale Berlin (C‑485/17, EU:C:2018:642).

13      Die rechter constateert dat de stand, die in een van de beurshallen stond, geen gesloten maar een open ruimte was, en dat consumenten die, net als GC en zijn echtgenote, te midden van een gang van een beurshal bleven staan ter hoogte van een verkoopstand, konden verwachten te worden aangesproken door een verkoper.

14      Die rechter geeft evenwel aan dat in de bij hem aanhangige zaak de betrokken gang duidelijk niet als een verkoopruimte van de handelaar kon worden beschouwd. Die doorloop diende immers niet om zijn activiteit uit te oefenen, maar gaf toegang tot alle stands van de in de hal aanwezige handelaren. Aangezien overweging 22 van richtlijn 2011/83 preciseert dat een publiek toegankelijke plaats die de handelaar in uitzonderlijke gevallen gebruikt, in beginsel niet onder het begrip „verkoopruimten” in de zin van artikel 2, punt 9, valt, vraagt de verwijzende rechter zich af of de situatie van deze zaak in feite niet overeenstemt met die waarop deze overweging doelt.

15      Wanneer de verkoopovereenkomst wordt gesloten terwijl de consument en de handelaar zich respectievelijk buiten en binnen de verkoopruimte bevinden, wat feitelijk overeenkomt met de situatie van de bij die rechter aanhangige zaak, gaat het volgens hem dus om een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” in de zin van artikel 2, punt 8, onder c), van richtlijn 2011/83, en moet de consument een herroepingsrecht hebben.

16      In die omstandigheden heeft het Amtsgericht Straubing de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Is er sprake van een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst in de zin van artikel 2, punt 8, onder c), van richtlijn 2011/83, die gepaard gaat met een herroepingsrecht overeenkomstig artikel 9 van deze richtlijn, wanneer een handelaar die zich op een beurs in dan wel vóór een verkoopstand bevindt die geldt als verkoopruimte in de zin van artikel 2, punt 9, van [deze] richtlijn, een consument aanspreekt die in een beurshal op een consumentenbeurs in de gang vóór de verkoopstand staat zonder met de handelaar te communiceren en de overeenkomst vervolgens in de verkoopstand tot stand komt?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

17      Volgens artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof kan het Hof, wanneer het antwoord op de prejudiciële vraag duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid of over het antwoord op die vraag redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan, in elke stand van het geding op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, uitspraak doen bij met redenen omklede beschikking.

18      Deze bepaling dient in de onderhavige zaak te worden toegepast.

19      Met zijn vraag wenst verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, punt 8, van richtlijn 2011/83, gelezen in samenhang met punt 9 van dit artikel, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een handelaar en een consument op een beurs een overeenkomst sluiten in de stand van de handelaar onmiddellijk nadat de consument, die zich in de gemeenschappelijke gang van de verschillende stands van de beurshal bevond, was aangesproken door de handelaar, die overeenkomst een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” in de zin van deze bepaling is.

20      Vooraf moet in herinnering worden gebracht dat richtlijn 2011/83 een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” in artikel 2, punt 8, onder a), definieert als iedere overeenkomst tussen de handelaar en de consument die wordt gesloten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument op een andere plaats dan de verkoopruimten van de handelaar, en in artikel 2, punt 8, onder c), als iedere overeenkomst tussen de handelaar en de consument die gesloten wordt in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument.

21      Het begrip „verkoopruimten” wordt in artikel 2, punt 9, van die richtlijn gedefinieerd als iedere onverplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar op permanente basis zijn activiteiten uitvoert, of iedere verplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar gewoonlijk zijn activiteiten uitvoert.

22      In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat een van de doelstellingen van richtlijn 2011/83 wordt uiteengezet in met name overweging 21 ervan, volgens welke consumenten bij een verkoopsituatie buiten verkoopruimten van een handelaar onder mogelijke psychologische druk kunnen staan of te maken kunnen krijgen met een verrassingselement, ongeacht of zij zelf om het bezoek van de handelaar hebben gevraagd of niet. In zoverre heeft de wetgever van de Unie ook situaties op het oog gehad waarin de consument buiten verkoopruimten persoonlijk en individueel wordt aangesproken, maar de overeenkomst onmiddellijk daarna wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand (arrest van 7 augustus 2018, Verbraucherzentrale Berlin, C‑485/17, EU:C:2018:642, punt 33).

23      Daaruit volgt dat de wetgever van de Unie heeft voorzien in bescherming van de consument, wat betreft buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, voor het geval waarin de consument zich op het moment van het sluiten van de overeenkomst niet bevindt in een ruimte die op permanente basis of gewoonlijk door de handelaar wordt bezet, omdat hij heeft gemeend dat een consument die zich spontaan naar een dergelijke ruimte begeeft, kan verwachten dat hij door de handelaar wordt aangesproken, zodat hij in voorkomend geval niet met recht kan stellen dat hij door het aanbod van die handelaar is verrast (arrest van 7 augustus 2018, Verbraucherzentrale Berlin, C‑485/17, EU:C:2018:642, punt 34).

24      Wat meer bepaald de situatie betreft waarin een handelaar zijn activiteiten op een stand van een beurs verricht, moet eraan worden herinnerd dat marktkramen en stands op beurzen als verkoopruimten dienen te worden beschouwd als zij voor de handelaar als permanente of gewoonlijke bedrijfsruimte dienen, zoals in overweging 22 van richtlijn 2011/83 wordt uiteengezet (zie in die zin arrest van 7 augustus 2018, Verbraucherzentrale Berlin, C‑485/17, EU:C:2018:642, punt 41).

25      Uit deze overweging komt ook naar voren dat publiek toegankelijke plaatsen, zoals straten, winkelcentra, stranden, sportfaciliteiten en openbaar vervoer, die door deze handelaar in uitzonderlijke gevallen voor zijn zakelijke activiteiten worden gebruikt, alsook privéwoningen en arbeidsplaatsen, daarentegen niet als verkoopruimten dienen te worden beschouwd (zie in die zin arrest van 7 augustus 2018, Verbraucherzentrale Berlin, C‑485/17, EU:C:2018:642, punt 42).

26      Met name in het licht van deze beschouwingen heeft het Hof in het arrest van 7 augustus 2018, Verbraucherzentrale Berlin (C‑485/17, EU:C:2018:642), voor recht verklaard dat artikel 2, punt 9, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat een stand van een handelaar op een beurs, waar deze gedurende enkele dagen per jaar zijn activiteiten uitoefent, als „verkoopruimten” in de zin van deze bepaling moet worden opgevat indien een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument, in het licht van het geheel aan feitelijke omstandigheden van deze activiteiten, en met name van de uiterlijke verschijningsvorm van deze stand en de informatie in de ruimten waar de beurs wordt gehouden, redelijkerwijs kan verwachten dat die handelaar er zijn activiteiten uitvoert en hem aanspreekt om een overeenkomst te sluiten, waarbij het aan de nationale rechter staat om dit na te gaan.

27      In casu blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst werd gesloten tussen GC, een consument, en B & L Elektrogeräte, een handelaar, in de stand die deze laatste op een beurs had, en dat de verwijzende rechter deze stand beschouwt als een „verkoopruimte” in de zin van artikel 2, punt 9, van richtlijn 2011/83, zoals het Hof deze bepaling heeft uitgelegd in het arrest van 7 augustus 2018, Verbraucherzentrale Berlin (C‑485/17, EU:C:2018:642).

28      Derhalve moet worden onderzocht of de omstandigheid dat de overeenkomst is gesloten onmiddellijk nadat de consument, die in de gemeenschappelijke gang van de stands van de beurshal stond, was aangesproken door de handelaar, niettemin van die overeenkomst een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” maakt in de zin van artikel 2, punt 8, van richtlijn 2011/83.

29      In dit verband kan de gemeenschappelijke gang van de verschillende stands van de beurshal waar ook die van B & L Elektrogeräte stond, niet worden aangemerkt als een „verkoopruimte” in de zin van artikel 2, punt 9, van richtlijn 2011/83, aangezien die gang toegang gaf tot alle stands van de in de hal aanwezige handelaren.

30      Deze door de verwijzende rechter vastgestelde feitelijke omstandigheid komt overeen met de situatie waarvan sprake is in overweging 22 van richtlijn 2011/83, waar wordt gepreciseerd dat publiek toegankelijke plaatsen zoals straten en winkelcentra niet als „verkoopruimten” moeten worden beschouwd.

31      Derhalve dient te worden geconstateerd dat een overeenkomst die een consument en een handelaar in elkaars gelijktijdige fysieke aanwezigheid sluiten in de verkoopruimte van de handelaar onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, zoals de gemeenschappelijke gang van de verschillende stands van een beurshal, volgens artikel 2, punt 8, onder c), van richtlijn 2011/83 een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” is.

32      Zoals in punt 22 van deze beschikking in herinnering is gebracht, kan een consument die zich buiten de verkoopruimte van de handelaar bevindt immers onder mogelijke psychologische druk staan of te maken krijgen met een verrassingselement, ongeacht of hij nu zelf om het bezoek van de handelaar heeft gevraagd of niet. Uit overweging 21 van richtlijn 2011/83 blijkt dat de Uniewetgever daarbij ook gedoeld heeft op situaties waarin de consument in een verkoopsituatie buiten verkoopruimten persoonlijk en individueel wordt aangesproken, maar de overeenkomst onmiddellijk daarna wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar.

33      Dit verrassingselement is aanwezig in een situatie als die in het hoofdgeding, waar een consument in een beurshal staat, die als gemeenschappelijke ruimte dient voor de verschillende stands van die hal, zodat alleen de stand van de betrokken handelaar diens verkoopruimte vormt, en de handelaar de consument aanspreekt om onmiddellijk daarna in zijn stand een overeenkomst te sluiten. Een dergelijke overeenkomst moet dan ook worden gezien als een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” in de zin van artikel 2, punt 8, onder c), van richtlijn 2011/83.

34      Gelet op het voorgaande dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 2, punt 8, gelezen in samenhang met artikel 2, punt 9, van richtlijn 2011/83, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer een handelaar en een consument op een beurs een overeenkomst sluiten in de stand van de handelaar onmiddellijk nadat de consument, die zich in de gemeenschappelijke gang van de verschillende stands van de beurshal bevond, was aangesproken door de handelaar, die overeenkomst een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” in de zin van deze bepaling is.

 Kosten

35      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 2, punt 8, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG van de Raad en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, gelezen in samenhang met artikel 2, punt 9, ervan, moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een handelaar en een consument op een beurs een overeenkomst sluiten in de stand van de handelaar onmiddellijk nadat de consument, die zich in de gemeenschappelijke gang van de verschillende stands van de beurshal bevond, was aangesproken door de handelaar, die overeenkomst een „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” in de zin van deze bepaling is.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.