Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Supremo (Spanje) op 26 juni 2020 – Ferimet S.L. / Administración General del Estado

(Zaak C-281/20)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Supremo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Ferimet S.L.

Verwerende partij: Administración General del Estado

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 168 en de overeenkomstige bepalingen van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1 , het uit deze richtlijn voortvloeiende beginsel van fiscale neutraliteit en de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie aldus worden uitgelegd dat zij niet toestaan dat een ondernemer voorbelasting aftrekt, wanneer in het kader van de verlegging van de btw, in het Unierecht bekend als de verleggingsregeling, in de door die ondernemer verstrekte bewijsstukken (facturen) voor de door hem aangekochte goederen een fictieve leverancier wordt vermeld, waarbij niet wordt betwist dat de betrokken ondernemer de aankoop daadwerkelijk heeft verricht en de verworven goederen voor de uitoefening van zijn bedrijf heeft gebruikt?

Voor zover een praktijk als hierboven beschreven – waarvan de betrokkene op de hoogte moet zijn geweest – met het oog op het weigeren van de aftrek van voorbelasting kan worden aangemerkt als misbruik of fraude, is het dan, om deze aftrek te kunnen weigeren, noodzakelijk om afdoende het bestaan te bewijzen van een belastingvoordeel dat onverenigbaar is met de doelstellingen van de btw-regeling?

Indien een dergelijk bewijs noodzakelijk is, moet het belastingvoordeel op grond waarvan de aftrek zou kunnen worden geweigerd en dat, zo nodig, in het specifieke geval moet worden vastgesteld, uitsluitend betrekking hebben op de belastingplichtige zelf (afnemer van de goederen), of kan het belastingvoordeel eventueel aan andere partijen bij de verrichting toekomen?

____________

1 PB 2006, L 347, blz. 1