Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberlandesgericht Köln (Duitsland) op 8 september 2020 – RK / CR

(Zaak C-422/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberlandesgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RK

Verwerende partij: CR

Prejudiciële vragen

Is het voor een onbevoegdverklaring van de eerder aangezochte rechter volgens artikel 7, onder a), van de erfrechtverordening1 vereist dat deze rechter zich uitdrukkelijk onbevoegd verklaart, of kan ook een niet uitdrukkelijke verklaring volstaan, wanneer daaruit kan worden opgemaakt dat deze rechter zich onbevoegd heeft verklaard?

Is de rechter van de lidstaat aan wie bevoegdheid zou toekomen op grond van de onbevoegdverklaring van de eerder aangezochte rechter van de andere lidstaat, bevoegd om te onderzoeken of de eerder aangezochte rechter zijn beslissing heeft gegeven in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 6, onder a), en artikel 7, onder a), van de erfrechtverordening? In hoeverre is de beslissing van de eerder aangezochte rechter bindend? Met name:

Is de rechter van de lidstaat aan wie bevoegdheid zou toekomen op grond van de onbevoegdverklaring van de eerder aangezochte rechter van de andere lidstaat, bevoegd om te onderzoeken of de erflater een rechtsgeldige rechtskeuze heeft gemaakt overeenkomstig artikel 22 van de erfrechtverordening?

Is de rechter van de lidstaat aan wie bevoegdheid zou toekomen op grond van de onbevoegdverklaring van de eerder aangezochte rechter van de andere lidstaat, bevoegd om te onderzoeken of een van de procespartijen overeenkomstig artikel 6, onder a), van de erfrechtverordening een verzoek tot onbevoegdverklaring bij de eerder aangezochte rechter heeft ingediend?

Is de rechter van de lidstaat aan wie bevoegdheid zou toekomen op grond van de onbevoegdverklaring van de eerder aangezochte rechter van de andere lidstaat, bevoegd om te onderzoeken of de eerder aangezochte rechter terecht ervan is uitgegaan dat de rechters van de lidstaat van het gekozen recht beter in staat zijn om uitspraak te doen over de erfopvolging?

Zijn artikel 6, onder a), en artikel 7, onder a), van de erfrechtverordening, die een rechtskeuze „overeenkomstig artikel 22” vereisen, ook dan van toepassing indien de erflater in een vóór 17 augustus 2015 opgestelde uiterste wilsbeschikking geen uitdrukkelijke of stilzwijgende rechtskeuze heeft gemaakt, maar het op de erfopvolging toepasselijke recht alleen op grond van artikel 83, lid 4, van de erfrechtverordening kan worden bepaald?

____________

1 Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PB 2012, L 201, blz. 107).