Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch (Nederland) op 16 december 2019 – LH tegen Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(Zaak C-921/19)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: LH

Verweerder: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Prejudiciële vragen

Is het door de beslissingsautoriteit van een lidstaat bepalen dat originele documenten nooit nieuwe elementen of bevindingen kunnen zijn indien de authenticiteit van deze documenten niet kan worden vastgesteld verenigbaar met artikel 40, lid 2, van de Procedurerichtlijn1 , in samenhang gelezen met artikel 4, lid 2, van de Kwalificatierichtlijn2 en de artikelen 47 en 52 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie? Indien dit niet verenigbaar is, maakt het dan nog verschil als bij een volgend verzoek kopieën van documenten of documenten die afkomstig zijn uit een niet-objectief verifieerbare bron worden ingebracht door de verzoeker?

Moet artikel 40 van de Procedurerichtlijn, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 2, van de Kwalificatierichtlijn, aldus worden uitgelegd dat het de beslissingsautoriteit van een lidstaat is toegestaan om bij de beoordeling van documenten en toekenning van bewijswaarde aan documenten onderscheid te maken tussen documenten die worden overgelegd bij een eerste verzoek en bij een volgend verzoek? Is het een lidstaat toegestaan om bij de overlegging van documenten bij een volgend verzoek geen verdere invulling meer te geven aan de samenwerkingsverplichting als de authenticiteit van die documenten niet kan worden vastgesteld?

____________

1     Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB 2013, L 180, blz. 60).

2     Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB 2011, L 337, blz. 9).