Language of document :

Mededeling in het PB

 

ARREST VAN HET HOF

(voltallige zitting)

van 19 oktober 2004

in zaak C-200/02 (verzoek om een prejudiciële beslissing van de Immigration Appellate Authority): Kunquian Catherine Zhu en Man Lavette Chen tegen Secretary of State for the Home Department (1)

(Verblijfsrecht - Kind met nationaliteit van lidstaat, maar verblijvend in andere lidstaat - Ouders onderdaan van derde staat - Verblijfsrecht moeder in de andere lidstaat)

(Procestaal: Engels)

(Voorlopige vertaling; de definitieve vertaling verschijnt in de Jurisprudentie van het Hof)

In zaak C-200/02, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Immigration Appellate Authority (Verenigd Koninkrijk) bij beslissing van 27 mei 2002, ingekomen bij het Hof op 30 mei 2002, in de procedure: Kunquian Catherine Zhu en Man Lavette Chen tegen Secretary of State for the Home Department, heeft het Hof (voltallige zitting), samengesteld als volgt: V. Skouris, president, P. Jann, C. W. A. Timmermans, A. Rosas, R. Silva de Lapuerta, K. Lenaerts, kamerpresidenten, C. Gulmann, R. Schintgen, N. Colneric, S. von Bahr en J. N. Cunha Rodrigues (rapporteur), rechters; advocaat-generaal: A. Tizzano, griffier: L. Hewlett, hoofdadministrateur, op 19 oktober 2004 een arrest gewezen waarvan het dictum luidt als volgt:

Artikel 18 EG en richtlijn 90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990, betreffende het verblijfsrecht, verlenen in omstandigheden als die in het hoofdgeding de minderjarige van jonge leeftijd die onderdaan is van een lidstaat, die is gedekt door een passende ziektekostenverzekering en ten laste komt van een ouder die zelf onderdaan is van een derde staat en wiens bestaansmiddelen toereikend zijn om te voorkomen dat genoemde minderjarige ten laste komt van de overheidsfinanciën van de lidstaat van ontvangst, een recht om voor onbepaalde tijd op het grondgebied van deze laatste staat te verblijven. In dat geval geven deze zelfde bepalingen de ouder die daadwerkelijk voor die onderdaan zorgt het recht, met deze laatste in de lidstaat van ontvangst te verblijven.

____________

1 - PB C 180 van 27.7.2002.