Language of document : ECLI:EU:F:2009:166

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

30 november 2009

Zaak F‑54/09

Giorgio Lebedef

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Vakantieverlof – Halftijdse detachering voor vakbondsvertegenwoordiging – Onregelmatige afwezigheid – Aftrek van vakantieverlof – Artikel 60 van Statuut – Kennelijk ongegrond beroep”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee Lebedef de nietigverklaring vordert van de besluiten van 15 februari, 1 april, 10 april, 20 mei en 14 juli 2008, die alle betrekking hebben op de aftrek van in totaal 39 dagen van zijn verlof voor het jaar 2008.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk rechtens ongegrond verklaard. Verzoeker draagt alle kosten.

Samenvatting

1.      Procedure – Beslissing bij met redenen omklede beschikking – Voorwaarden

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 76)

2.      Ambtenaren – Vertegenwoordiging – Bescherming van vertegenwoordigers van personeel

(Ambtenarenstatuut, bijlage II, art. 1, zesde alinea)

1.      De gemeenschapsrechter mag beoordelen of het in de omstandigheden van het concrete geval in het belang van een goede rechtsbedeling is om, overeenkomstig artikel 76 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, een kennelijk ongegrond beroep te verwerpen zonder eerst uitspraak te doen over de door de verwerende partij opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid. Dit is het geval wanneer de oplossing die het Gerecht in een eerder verzoeker betreffend arrest heeft gekozen mutatis mutandis kan worden toegepast op de onderhavige zaak.

(cf. punten 45 en 46)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 20 januari 2009, Klein/Commissie, F‑32/08, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punt 20, en de aangehaalde rechtspraak; 7 juli 2009, Lebedef/Commissie, F‑39/08, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000

2.      Artikel 10 van de kaderovereenkomst van 27 januari 2006 betreffende de betrekkingen tussen de Commissie en de vakbonds‑ en beroepsorganisaties, en artikel 1, zesde alinea, van bijlage II bij het Statuut hebben in wezen dezelfde inhoud en hetzelfde doel, te weten de bescherming van vertegenwoordigers van het personeel. Het enige wezenlijke verschil is gelegen in hun respectieve personele werkingssfeer. Artikel 1, zesde alinea, van bijlage II bij het Statuut heeft betrekking op de statutaire vertegenwoordigers, te weten de leden van het personeelscomité en de ambtenaren die in opdracht van het comité zitting hebben in een statutair orgaan, terwijl artikel 10 van de kaderovereenkomst betrekking heeft op de vakbondsvertegenwoordigers en ‑afgevaardigden.

(cf. punt 49)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: Lebedef/Commissie, reeds aangehaald