Language of document :

Beschikking van het Hof (Tweede kamer) van 24 september 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad - Bulgarije) – Strafzaak tegen QR

(C-467/19 PPU)1

(Prejudiciële verwijzing – Prejudiciële spoedprocedure – Justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn (EU) 2016/343 – Artikel 7, lid 4 – Versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Recht om te zwijgen en recht om zichzelf niet te belasten – Schikking tussen de openbaar aanklager en de dader van een strafbaar feit – Goedkeuring van een dergelijke schikking door de rechter – Voorwaarde – Instemming van de andere beklaagden – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Niet-toepasselijkheid)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Spetsializiran nakazatelen sad

Partij in de strafzaak

QR

in tegenwoordigheid van: Spetsializirana prokuratura, YM, ZK, HD

Dictum

Artikel 7, lid 4, van richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn, moet aldus worden uitgelegd dat het niet de vraag regelt of de goedkeuring door een rechter van een schikking over de oplegging van een overeengekomen straf, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde schikking, die is getroffen tussen een beklaagde, die wordt vervolgd omdat hij tot een criminele groep zou behoren, en de openbaar aanklager, al dan niet afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de andere beklaagden, die worden vervolgd op grond van hun lidmaatschap van deze criminele groep, instemming voor die schikking geven.

____________

1 PB C 280 van 19.8.2019.