Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk) op 4 juni 2020 – WD / job-medium GmbH in liquidatie

(Zaak C-233/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Oberster Gerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Eiser en verzoeker in Revision: WD

Gedaagde en verweerster in Revision: job-medium GmbH in liquidatie

Prejudiciële vragen

1.    Is een nationale bepaling volgens welke geen financiële vergoeding voor niet-opgenomen vakantiedagen (hierna: „Urlaubsersatzleistung”) voor het lopende (laatste) dienstjaar verschuldigd is wanneer de werknemer zonder gewichtige reden voortijdig en eenzijdig het dienstverband beëindigt („ontslag neemt”) verenigbaar met artikel 31, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2010/C 83/02) en artikel 7 van de arbeidstijdrichtlijn 2003/88/EG1 ?

2.    Zo neen,

2.1.    moet dan aanvullend worden onderzocht of het voor de werknemer onmogelijk was om zijn vakantie op te nemen?

2.2.    Aan de hand van welke criteria moet dit worden beoordeeld?

____________

1 Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB 2003, L 299, blz. 9).