Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 23 mei 2019 door de Franse Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 12 maart 2019 in zaak T-26/18, Frankrijk/Commissie

(Zaak C-404/19 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Franse Republiek (vertegenwoordigers: D. Colas, A L. Desjonquères, C. Mosser, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het door het Gerecht van de Europese Unie in zaak T-26/18, Frankrijk/Commissie, gewezen arrest van 12 maart 2019 gedeeltelijk te vernietigen;

het geding definitief te beslechten door uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2014 van de Commissie van 8 november 2017 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)1 , nietig te verklaren voor zover Frankrijk daarbij een forfaitaire correctie van 100 % wordt opgelegd wegens tekortkomingen in het controlesysteem voor oppervlaktegebonden steun in Haute-Corse (Opper-Corsica);

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Franse regering verzoekt het Hof om het bestreden arrest gedeeltelijk te vernietigen voor zover haar beroep daarbij is verworpen wat betreft het gedeelte van het litigieuze besluit „ernstige tekortkomingen in het controlesysteem Corsica” voor de jaren 2013 en 2014, waarin een forfaitaire correctie van 100 % wordt toegepast wegens tekortkomingen in het controlesysteem voor oppervlaktegebonden steun in Haute-Corse.

Ter onderbouwing van haar hogere voorziening voert de Franse regering als enige middel een onjuiste rechtsopvatting aan. Volgens haar heeft het Gerecht een onjuiste uitlegging gegeven aan de in punt 3.2.5 van de richtsnoeren van 2015 genoemde voorwaarden voor de vaststelling van een correctie van meer dan 25 %. Het Gerecht heeft het te leveren bewijs, ingeval steun zonder enige rechtsgrond of in strijd met de regels van het Unierecht wordt toegekend, verward met het geval waarin de tekortkomingen van het controlesysteem voldoende ernstig zijn om te veronderstellen dat de steun in strijd met het Unierecht is toegekend. Het Gerecht heeft dus ten onrechte geoordeeld dat het gerechtvaardigd was om alle uitgaven aan EU-financiering te onttrekken en dat de forfaitaire correctie van 100 % gegrond was.

____________

1 PB 2017, L 292, blz. 61.