Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 20 juni 2019 door de Bondsrepubliek Duitsland tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 10 april 2019 in zaak T-229/17, Bondsrepubliek Duitsland / Europese Commissie

(Zaak C-475/19 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: J. Möller, gemachtigde, M. Kottmann, M. Winkelmüller, F. van Schewick, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Republiek Finland

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 10 april 2019 in zaak T-229/17, Bondsrepubliek Duitsland tegen de Europese Commissie vernietigen;

besluit (EU) 2017/133 van de Commissie van 25 januari 2017 betreffende de handhaving, met een beperking, in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van geharmoniseerde norm EN 14342:2013 „Houten vloeren – Eigenschappen, conformiteitsbeoordeling en merken” overeenkomstig verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad1 nietig verklaren;

besluit (EU) 2017/145 van de Commissie van 25 januari 2017 betreffende de handhaving, met een beperking, in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van geharmoniseerde norm EN 14904:2006 „Sportvloeren en sportvelden – Binnensportvloeren voor verschillende sporten: Specificatie” overeenkomstig verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad2 nietig verklaren;

de mededelingen van de Commissie van 10 maart 2017, 11 augustus 2017, 15 december 2017 en 9 maart 2018 in het kader van de uitvoering van verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van richtlijn 89/106/EEG van de Raad,3 nietig verklaren voor zover die betrekking hebben op de geharmoniseerde normen EN 14342:2013 en EN 14904:2006;

telkens subsidiair bij 2, 3 en 4, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert ter ondersteuning van haar hogere voorziening drie middelen aan:

Ten eerste is het bestreden arrest volgens haar in strijd met artikel 263, lid 1, VWEU, aangezien de verzoeken van de Bondsrepubliek Duitsland tot nietigverklaring van de litigieuze mededelingen daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat de litigieuze mededelingen bedoeld zijn om bindende rechtsgevolgen tot stand te brengen die niet identiek zijn aan de rechtsgevolgen van de litigieuze besluiten.

Ten tweede zou het bestreden arrest in strijd zijn met artikel 18, lid 2, juncto artikel 17, lid 5, van verordening nr. 305/2011. Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat de Commissie op grond van deze bepalingen bevoegd en tevens verplicht was om één van de door de Bondsrepubliek Duitsland in overweging gegeven maatregelen te treffen.

Ten derde stelt zij het bestreden arrest in strijd is met artikel 18, lid 2, junctis artikel 3, leden 1 en 2, alsmede artikel 17, lid 3, van verordening nr. 305/2011. Het Gerecht is eraan voorbijgegaan dat de Commissie op grond van deze bepalingen verplicht was te toetsen of de betwiste normen het gevaar met zich meebrachten dat niet werd voldaan aan de minimumeisen voor bouwwerken.

____________

1 PB 2017, L 21, blz. 113.

2 PB 2017, L 22, blz. 62.

3 PB 2017, C 76, blz. 32; PB 2017, C 267, blz. 16; PB 2017, C 435, blz. 41; PB 2018, C 92, blz. 139.