Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 16 januari 2020 – XY

(Zaak C-18/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: XY

Verwerende partij: Bundesamt für Fremdenwesen und Asyl

Prejudiciële vragen

1.    Moeten de in artikel 40, leden 2 en 3, van richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking)1 (hierna: „procedurerichtlijn”) voorkomende bewoordingen „nieuwe elementen of bevindingen [die] aan de orde zijn gekomen of door de verzoeker zijn voorgelegd”, aldus worden begrepen dat deze zich ook uitstrekken tot omstandigheden die reeds bestonden vóór het tijdstip van de definitieve beëindiging van de vorige asielprocedure?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

2.    Volstaat het in het geval dat nieuwe feiten of bewijsmiddelen worden aangevoerd die de asielzoeker buiten zijn toedoen in de vorige procedure niet kon doen gelden, dat hem de mogelijkheid wordt geboden om de hervatting te verlangen van een vorige procedure die definitief is beëindigd?

3.    Mag de autoriteit in het geval dat de asielzoeker heeft verzuimd om de aangevoerde nieuwe elementen reeds in de vorige asielprocedure te doen gelden, de inhoudelijke toetsing van een volgend verzoek afwijzen op grond van een nationale regel die een algemeen geldend beginsel van bestuursprocesrecht vastlegt, ook al heeft de lidstaat nagelaten om bijzondere nationale regels vast te stellen ter juiste uitvoering van de bepalingen van artikel 40, leden 2 en 3, van de procedurerichtlijn en heeft hij bijgevolg ook geen uitdrukkelijk gebruik gemaakt van de in artikel 40, lid 4, van de procedurerichtlijn geboden mogelijkheid om te voorzien in een uitzondering op de inhoudelijke toetsing van het volgende verzoek?

____________

1     PB 2013, L 180, blz. 60.