Language of document : ECLI:EU:F:2007:172

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Derde kamer)

10 oktober 2007

Zaak F‑107/06

Michael Berrisford

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Bevorderingsronde 2005 – Toekenning van gratificatiepunten – Uitvoeringsbepalingen van artikel 45 van het Statuut”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot, onder meer, nietigverklaring van het besluit om verzoekers naam niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2005 tot de rang A*13 zijn bevorderd, welke is bekendgemaakt in de Mededelingen van de administratie nr. 85-2005 van 23 november 2005, en veroordeling van de Commissie tot betaling aan verzoeker van een schadevergoeding van 25 000 EUR.

Beslissing: Het besluit om verzoekers naam niet op te nemen op de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2005 tot de rang A*13 zijn bevorderd, wordt nietig verklaard. Het beroep wordt voor het overige verworpen. De Commissie wordt verwezen in de kosten.

Samenvatting

Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten

Wanneer het tot aanstelling bevoegd gezag de verdiensten van kandidaten voor een bevordering krachtens artikel 45 van het Statuut vergelijkt, moet het de relevante elementen van elke sollicitatie met zorg en onpartijdig onderzoeken.

Het feit dat een ambtenaar bij eerdere bevorderingsronden is voorgedragen voor bevordering, zonder dat dit een resultaat heeft opgeleverd, vormt een element waarmee rekening moet worden gehouden. Dit feit vormt immers een relevant gegeven over zijn verdienstelijkheid, voor zover de betrokkene inmiddels niet minder verdienstelijk is geworden.

Dat hiermee rekening moet worden gehouden wordt bevestigd door de algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 45 van het Statuut die de Commissie heeft vastgesteld en die bepalen dat de bevordering moet worden toegekend na vergelijking van de individuele verdiensten, die in de tijd moeten worden beoordeeld.

Werd geen rekening gehouden met deze eerdere voordrachten dan zou dit overigens tot gevolg kunnen hebben dat verschillende situaties gelijk worden behandeld.

Indien blijkt dat de criteria voor de toekenning van gratificatiepunten die het bevorderingscomité hanteert tot gevolg hebben dat geen rekening kan worden gehouden met dit bijzondere aspect van de verdiensten, dient het tot aanstelling bevoegd gezag, dat gehouden is om de rechtsregels van hogere orde te eerbiedigen, die criteria buiten toepassing te laten.

(cf. punten 67, 68, 71-76 en 103)

Referentie:

Hof: 21 november 1991, Technische Universität München, C‑269/90, Jurispr. blz. I‑5469, punt 14

Gerecht van eerste aanleg: 11 december 1991, Frederiksen/Parlement, T‑169/89, Jurispr. blz. II‑1403, punt 69; 4 mei 2005, Sena/AESA, T‑30/04, JurAmbt. blz. I‑A‑113 en II‑519, punt 80; 15 september 2005, Casini/Commissie, T‑132/03, JurAmbt. blz. I‑A‑253 en II‑1169, punt 69; 6 juni 2007, Parlante/Commissie, T‑432/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑0000 en II‑A‑2‑0000, punt 97