Language of document : ECLI:EU:C:2017:581

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

M. CAMPOS SÁNCHEZ-BORDONA

van 20 juli 2017(1)

Zaak C‑393/16

Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne

tegen

Aldi Süd Dienstleistungs-GmbH & Co. OHG, vertegenwoordigd door Aldi Süd Dienstleistungs-GmbH, voorheen Aldi Einkauf GmbH & Co. OHG Süd, Galana NV, interveniënte

[verzoek van het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten – Bescherming van beschermde oorsprongsbenamingen – Begrippen ,uitbuiten van de reputatie van een oorsprongsbenaming’, ‚misbruik, nabootsing of voorstelling’, en ‚onjuiste of misleidende aanduidingen’ – Levensmiddel waarvan de benaming overeenstemt met de praktijk van het relevante publiek – Mogelijkheid dat het relevante publiek wordt misleid omtrent de geografische oorsprong van een product”






1.        Een Duitse supermarktketen verkoopt een sorbet die champagne bevat onder de naam „Champagner Sorbet”. De vraag rijst of deze handelwijze legitiem is dan wel of de producent en de distributeur van deze sorbet in werkelijkheid de reputatie uitbuiten van de Franse schuimwijn waarvoor een beschermde oorsprongsbenaming (hierna: „BOB”) geldt.

2.        Dit is, kort samengevat, de vraag die het Bundesgerichtshof stelt in zijn prejudiciële verwijzing, en in het hoofdgeding zal deze rechter moeten beslissen of het Comité Interprofessionnel du Vin de Champagne (hierna: „CIVC”), dat de belangen van deze BOB verdedigt, terecht de staking van de verkoop van de sorbet heeft gevorderd.

3.        In een recente conclusie(2) heb ik gewezen op de uitvoerige rechtspraak van het Hof inzake BOB’s en beschermde geografische aanduidingen (BGA’s). De onderhavige zaak biedt het Hof de gelegenheid om die rechtspraak uit te breiden tot gevallen waarin een door een BOB beschermde schuimwijn (champagne) als ingrediënt wordt gebruikt in – en deel uitmaakt van de aanbiedingsvorm van – een levensmiddel.

4.        Bij de beantwoording van de vragen van de verwijzende rechter zal het Hof in aanmerking moeten nemen dat „Champagner Sorbet” volgens die rechter de naam is die in Duitsland gewoonlijk wordt gehanteerd ter beschrijving van een type ijsdessert dat champagne bevat. Bovendien zal het Hof zich moeten verdiepen in de uitlegging van uiteenlopende bepalingen (inzake BOB’s, enerzijds, en inzake de etikettering van levensmiddelen, anderzijds) teneinde een evenwicht te vinden tussen de rechten van de houders van BOB’s en de rechten van de producenten van een levensmiddel, die de samenstelling ervan willen weergeven op de verpakking.

I.      Toepasselijke bepalingen

5.        Het Bundesgerichtshof verwijst zowel naar verordening (EG) nr. 1234/2007(3) als naar verordening (EU) nr. 1308/2013(4), waarbij eerstgenoemde verordening werd ingetrokken, hoewel laatstgenoemde verordening ratione temporis niet van toepassing is op het onderhavige geding. De uitlegging van verordening nr. 1308/2013 zou noodzakelijk zijn, daar de ingestelde stakingsvordering gevolgen kan hebben voor de toekomst en de feitelijke omstandigheden dan overeenkomstig die verordening zouden moeten worden beoordeeld.

6.        Hoewel ik dit standpunt niet bestrijd, zal ik enkel verwijzen naar de bepalingen van verordening nr. 1234/2007, omdat deze verordening van toepassing was op het tijdstip van de litigieuze feiten en de twee in casu relevante bepalingen (artikel 118 quaterdecies van verordening nr. 1234/2007 en artikel 103 van verordening nr. 1308/2013) overeenstemmen. Mijns inziens staat niets eraan in de weg om de uitlegging van eerstgenoemde bepaling mutatis mutandis toe te passen op laatstgenoemde bepaling.

A.      Verordening nr. 1234/2007

7.        Artikel 118 quaterdecies („Bescherming”) bepaalt:

„1.      Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen mogen worden gebruikt door alle marktdeelnemers die een overeenkomstig het betrokken productdossier geproduceerde wijn in de handel brengen.

2.      Beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, alsmede de wijnen die deze beschermde namen overeenkomstig het productdossier dragen, worden beschermd tegen:

a)      elk direct of indirect gebruik door de handel van een beschermde naam:

i)      voor vergelijkbare producten die niet in overeenstemming zijn met het bij de beschermde naam horende productdossier, of

ii)      voor zover dat gebruik neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding;

b)      elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product of de dienst is aangegeven, of indien de beschermde naam is vertaald of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals ‚soort’, ‚type’, ‚methode’, ‚op de wijze van’, ‚imitatie’, ‚smaak’, ‚zoals’ en dergelijke;

c)      elke andere onjuiste of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen‑ of buitenverpakking of in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken wijnproduct, alsmede het verpakken in een recipiënt die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product;

d)      andere praktijken die de consument kunnen misleiden ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product.

3.      Beschermde oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen worden in de Gemeenschap geen soortnamen in de zin van artikel 118 duodecies, lid 1.

[...]”

8.        Overweging 97 van verordening nr. 1308/2013, die overweging 32 van verordening nr. 479/2008 overneemt(5), waarbij de bepalingen inzake de bescherming van oorsprongsbenamingen werden vastgesteld die in verordening nr. 1234/2007 zijn ingevoerd bij verordening nr. 491/2009(6), luidt als volgt:

„Geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moeten worden beschermd tegen elk gebruik waarbij wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die aan de eisen voldoen. Om eerlijke concurrentie te bevorderen en de consument niet te misleiden, moet deze bescherming ook worden uitgebreid voor producten en diensten die niet onder deze verordening vallen, met inbegrip van die welke niet in bijlage I bij de Verdragen zijn genoemd.”

B.      Richtlijn 2000/13

9.        Met betrekking tot de etikettering van levensmiddelen was richtlijn 2000/13/EG(7) de toepasselijke regeling ten tijde van de litigieuze feiten.(8) Artikel 3, lid 1, bepaalt, voor zover in casu relevant:

„1.      Op de etikettering van levensmiddelen moeten, onder de voorwaarden en onder voorbehoud van de afwijkende bepalingen zoals bedoeld in de artikelen 4 tot en met 17, uitsluitend de volgende gegevens worden vermeld:

1)      de benaming waaronder het product wordt verkocht,

2)      de lijst van ingrediënten,

3)      de hoeveelheid van bepaalde ingrediënten of categorieën ingrediënten overeenkomstig artikel 7,

[...]”

10.      Artikel 5, lid 1, preciseert:

„1. De verkoopbenaming van een levensmiddel is de benaming van dat levensmiddel vermeld in de hierop toepasselijke communautaire bepalingen.

a)      Bij ontbreken van communautaire bepalingen is de verkoopbenaming de benaming vermeld in de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar het levensmiddel aan de eindverbruiker of aan instellingen wordt verkocht.

Bij ontbreken van dergelijke bepalingen is de verkoopbenaming de benaming die gebruikelijk is in de lidstaat waar het levensmiddel aan de eindverbruiker of aan instellingen wordt verkocht, dan wel een omschrijving van het levensmiddel en, zo nodig, van de wijze waarop dit kan worden gebruikt, die zo duidelijk is gesteld dat de koper daaruit de ware aard van het product kan opmaken en het kan onderscheiden van producten waarmee het zou kunnen worden verward.

[...]”

11.      Artikel 6, lid 5, bepaalt:

„De lijst van ingrediënten bestaat uit de opsomming van alle ingrediënten van het levensmiddel in dalende volgorde van gewicht waarin zij bij de bereiding van het levensmiddel worden gebruikt. Zij wordt voorafgegaan door een passende vermelding die het woord ‚ingrediënten’ bevat.

[...]”

12.      Artikel 7, leden 1 en 5, bepaalt:

„1.      De hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten die bij de vervaardiging of bereiding van een levensmiddel is gebruikt, wordt overeenkomstig dit artikel vermeld.

[...]

5.      De in lid 1 bedoelde vermelding moet voorkomen in de verkoopbenaming van het levensmiddel of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, dan wel in de lijst van de ingrediënten in samenhang met het betrokken ingrediënt of de betrokken categorie ingrediënten.”

C.      Richtsnoeren betreffende de etikettering van levensmiddelen die ingrediënten met een beschermde oorsprongsbenaming en een beschermde geografische aanduiding bevatten

13.      Punt 2.1 van de richtsnoeren betreffende de etikettering van levensmiddelen die ingrediënten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) en een beschermde geografische aanduiding (BGA) bevatten(9) („Aanbevelingen inzake het gebruik van de geregistreerde benaming”) luidt als volgt:

„1.      Volgens de Commissie mag een als BOB of BGA geregistreerde benaming worden vermeld in de lijst van ingrediënten van een levensmiddel.

2.      Bovendien is de Commissie van oordeel dat een als BOB of BGA geregistreerde benaming mag worden vermeld in of naast de verkoopbenaming van een levensmiddel waarin producten met deze geregistreerde benaming zijn verwerkt, alsook in de etikettering en de aanbiedingsvorm van en de reclame voor dit levensmiddel, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan.

–      Het betrokken levensmiddel bevat geen enkel ander ,vergelijkbaar ingrediënt’, dat wil zeggen, geen enkel ander ingrediënt dat het ingrediënt met een BOB of een BGA geheel of gedeeltelijk kan vervangen. Als niet-limitatief voorbeeld van het begrip ‚vergelijkbaar ingrediënt’ wordt blauwaderkaas genoemd (bekend als ‚blauwe kaas’), die volgens de Commissie vergelijkbaar is met ‚Roquefort’.

–      Bovendien moet dit ingrediënt in voldoende hoeveelheid worden gebruikt teneinde het betrokken levensmiddel een essentieel kenmerk te verlenen. Gezien de heterogeniteit van de potentiële gevallen kan de Commissie evenwel geen uniform percentage voorstellen. De verwerking van een minieme hoeveelheid van een kruid met een BOB of een BGA in een levensmiddel kan bijvoorbeeld volstaan om het levensmiddel een essentieel kenmerk te verlenen. De verwerking van een minieme hoeveelheid vlees met een BOB of een BGA in een levensmiddel kan dit levensmiddel daarentegen a priori geen essentieel kenmerk verlenen.

–      Tot slot wordt idealiter het percentage van het verwerkte ingrediënt met een BOB of een BGA aangegeven in of onmiddellijk naast de verkoopbenaming van het betrokken levensmiddel, of bij ontbreken daarvan, in de lijst van ingrediënten, in rechtstreeks verband met het betrokken ingrediënt.”

II.    Feiten en prejudiciële vragen

14.      Eind 2012 heeft Aldi Süd, een onderneming die levensmiddelen en andere consumptiegoederen in supermarkten verkoopt, een door Galana NV(10) vervaardigd product met de naam „Champagner Sorbet” te koop aangeboden. Dit product bevat 12 % champagne als ingrediënt. De verpakking ervan zag er als volgt uit:

Image not found

15.      Het CIVC heeft bij het Landgericht München (rechter in eerste aanleg München, Duitsland) tegen Aldi Süd een vordering ingesteld tot staking van het gebruik van de BOB Champagne voor haar diepvriesproduct, wegens inbreuk op deze BOB.

16.      De vordering, die was gebaseerd op artikel 118 quaterdecies van verordening nr. 1234/2007, werd toegewezen in eerste aanleg, maar in hoger beroep afgewezen door het Oberlandesgericht München (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat München, Duitsland).

17.      Het CIVC heeft beroep in Revision ingesteld bij de verwijzende rechter, die geneigd is te erkennen dat het gebruik van de BOB Champagne voor een diepvriesproduct binnen de werkingssfeer van artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007 valt, aangezien de benaming champagne wordt gebruikt voor commerciële doeleinden, ter aanduiding van een dessert dat niet in overeenstemming is met het productdossier van de door de BOB Champagne beschermde wijnen.

18.      Verder wijst de verwijzende rechter erop dat de reputatie van de BOB Champagne kan worden overgedragen op de uitdrukking „Champagner Sorbet”. Evenwel vraag hij zich af de reputatie van de BOB wordt uitgebuit in de zin van artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007, aangezien die uitdrukking overeenkomt met de wijze waarop het publiek het dessert gewoonlijk aanduidt en het dessert een voldoende hoeveelheid Champagne bevat om het product een essentieel kenmerk te verlenen. Derhalve zou kunnen worden uitgesloten dat sprake is van uitbuiting van de reputatie van de BOB wanneer – zoals de appelrechter heeft aangenomen – een legitiem belang het gebruik ervan rechtvaardigt.

19.      Gelet op het feit dat de vordering van het CIVC gebaseerd kan worden op artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening nr. 1234/2007, betwijfelt de verwijzende rechter tevens of het gebruik van de BOB onrechtmatig misbruik, onrechtmatige nabootsing of onrechtmatige voorstelling kan uitmaken. Volgens hem moet het gebruik onrechtmatig zijn, zodat geen sprake is van inbreuk op de BOB wanneer een legitiem belang bestaat dat dit gebruik rechtvaardigt.

20.      Wat ten slotte het argument van het CICV betreft dat Aldi Süd de aanduiding „Champagner Sorbet” op misleidende wijze heeft gebruikt in de zin van artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder c), van verordening nr. 1234/2007, wenst de verwijzende rechter te vernemen of deze bepaling enkel ziet op de gevallen waarin de misleidende aanduiding bij het publiek een onjuiste indruk wekt aangaande de geografische herkomst van het product, dan wel ook betrekking heeft op misleidende aanduidingen over de wezenlijke hoedanigheden van dat product.

21.      Tegen deze achtergrond heeft het Bundesgerichtshof het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder a), ii), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat zij ook van toepassing zijn wanneer de beschermde oorsprongsbenaming wordt gebruikt als deel van een benaming voor een levensmiddel dat niet in overeenstemming is met het productdossier, maar waaraan een ingrediënt is toegevoegd dat in overeenstemming is met het productdossier?

2)      Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:

Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder a), ii), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een beschermde oorsprongsbenaming als deel van een benaming voor een levensmiddel dat niet in overeenstemming is met het productdossier, maar waaraan een ingrediënt is toegevoegd dat in overeenstemming is met het productdossier, neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van de oorsprongsbenaming wanneer de benaming van het levensmiddel overeenkomt met de bij het relevante publiek gebruikelijke benaming en het ingrediënt in voldoende hoeveelheid werd toegevoegd teneinde het product een essentieel kenmerk te verlenen?

3)      Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder b), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een beschermde oorsprongsbenaming onder de in de tweede prejudiciële vraag beschreven omstandigheden misbruik, nabootsing of voorstelling oplevert?

4)      Moeten artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder c), van verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 103, lid 2, onder c), van verordening (EU) nr. 1308/2013 aldus worden uitgelegd dat zij alleen van toepassing zijn op onjuiste of misleidende aanduidingen die bij het relevante publiek aanleiding kunnen geven tot misverstanden over de geografische herkomst van een product?”

III. Procedure bij het Hof

22.      De verwijzingsbeslissing is op 14 juli 2016 bij de griffie van het Hof ingekomen.

23.      Het CIVC, Galana NV, de Franse en de Portugese regering alsmede de Europese Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend.

24.      De vertegenwoordigers van het CIVC, van Galana NV, van de Franse regering en van de Europese Commissie hebben deelgenomen aan de terechtzitting, die op 18 mei 2017 heeft plaatsgevonden.

IV.    Samenvatting van de opmerkingen van partijen

A.      Eerste vraag

25.      Alle partijen zijn het erover eens dat de eerste prejudiciële vraag bevestigend moet worden beantwoord. Volgens het CIVC beschermen de Unierechtelijke bepalingen BOB’s tegen elk direct of indirect commercieel gebruik waarbij de reputatie ervan wordt uitgebuit. Deze bescherming geldt voor het gebruik van de BOB zowel als deel van de benaming van een product als ter aanduiding van een levensmiddel dat niet in overeenstemming is met het productdossier. Onder verwijzing naar het arrest Bureau National Interprofessionnel du Cognac(11) betoogt het CIVC dat sprake is van een direct commercieel gebruik van de BOB Champagne wanneer deze, volledig of vertaald, deel uitmaakt van „Champagner Sorbet”.

26.      De Franse regering voert aan dat de toepasselijke verordeningen weliswaar niet uitdrukkelijk het gebruik van een BOB als ingrediënt vermelden, maar de bescherming van BOB’s alsmede de coherentie tussen de bepalingen inzake de wijnsector en die inzake landbouwproducten en levensmiddelen ervoor pleiten dat die verordeningen ook van toepassing zijn op een dergelijk gebruik.

27.      De Portugese regering voegt daaraan toe dat „Champagner” in casu het belangrijkste woordelement van het product is, terwijl „sorbet” een generieke term is en dus de beoordeling inzake het gebruik van de BOB niet beïnvloedt.

B.      Tweede vraag

28.      Het CIVC pleit tevens voor een bevestigend antwoord op de tweede vraag. Zoals de Portugese regering herinnert het CIVC eraan dat de term „uitbuiten” neerkomt op het gebruiken of benutten van een zaak waarbij het volstaat dat voordeel wordt getrokken uit de reputatie van de BOB. Dit is het geval bij de sorbet, die door de toevoeging van de term champagne profiteert van het imago van kwaliteit of prestige van deze door de BOB beschermde schuimwijn. Het CIVC sluit de overeenkomstige toepassing van artikel 10, lid 1, van verordening (EG) nr. 110/2008(12) uit. Deze verordening ziet enkel op gedistilleerde dranken en de wetgever heeft deze verordening niet willen uitbreiden tot wijnen. Volgens het CIVC zijn er evenwel relevante elementen te vinden in de richtsnoeren van de Commissie.

29.      Zoals Galana NV en de Franse regering is het CIVC van mening dat het van geen belang is dat de aanduiding van het levensmiddel die een BOB bevat, overeenkomt met de wijze waarop het gewoonlijk door het publiek wordt aangeduid. Anders zou het gevaar bestaan dat de BOB een soortnaam wordt, in strijd met wat de bescherming ervan beoogt te vermijden.

30.      Volgens het CIVC dient te worden nagegaan of de hoeveelheid champagne in de sorbet volstaat om daaraan een essentieel kenmerk te verlenen. In casu is dit niet het geval, aangezien de essentiële kenmerken van champagne (de fijne en aanhoudende luchtbelletjes alsmede de verfrissende, fruitige en licht zure smaak) niet aanwezig zijn in de sorbet. Het aandeel champagne (12 %) dat is verwerkt bij de bereiding van het levensmiddel rechtvaardigt evenmin het gebruik van de BOB.

31.      Volgens Galana NV dient artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007 in casu geen toepassing te vinden, aangezien de naam van de sorbet de realiteit weergeeft, duidelijk is en het publiek niet misleidt. De hoeveelheid champagne die is toegevoegd als ingrediënt, volstaat om de sorbet een essentieel kenmerk te verlenen. Bovendien is het levensmiddel in overeenstemming met de richtsnoeren, die haar standpunt bevestigen.

32.      Volgens de Franse regering is het gebruik van een BOB als onderdeel van de benaming van een levensmiddel in beginsel niet verboden, aangezien het op zich niet neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van de BOB. Net als de Commissie wijst de Franse regering erop dat „uitbuiten” overeenkomstig de rechtspraak van het Hof een gebruik betekent waardoor een marktdeelnemer ten onrechte profiteert van de reputatie van een geografische herkomstaanduiding.(13)

33.      Het staat aan de nationale rechter om te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden van de richtsnoeren en om in voorkomend geval andere beoordelingscriteria te overwegen, zoals de evenredigheid van het gebruik dat de marktdeelnemer van die BOB maakt door middel van afbeeldingen en verwijzingen, alsmede de typografie op de verpakking of in de reclame voor het product.

34.      De Portugese regering is van mening dat „Champagner Sorbet” het prestige van de BOB Champagne onrechtmatig uitbuit. BOB’s moeten worden beschermd tegen elke vorm van gebruik, waarbij uitbuiting van het prestige ervan wordt verboden. In het bijzonder moet worden vermeden dat het onderscheidend vermogen ervan afneemt of verwatert.

35.      De Commissie stelt voor om de tweede vraag ontkennend te beantwoorden. Zij pleit voor een coherente uitlegging van verordening (EU) nr. 1151/2012(14) (die verwijst naar de richtsnoeren) en verordeningen nrs. 1169/2011 en 110/2008, in het bijzonder artikel 10, lid 1, ervan, wat de vermelding van een gedistilleerde drank in de naam van een levensmiddel betreft. Zij betoogt dat het gebruik van de BOB Champagne in casu voldoet aan die voorwaarden en in overeenstemming is met artikel 9, lid 1, onder a) en b), alsmede met de artikelen 17, lid 1, 18 en 22, van verordening nr. 1169/2011.

C.      Derde vraag

36.      Het CIVC stelt voor om ook deze vraag bevestigend te beantwoorden. Naar zijn mening – die in wezen overeenstemt met die van de Portugese regering – levert „Champagner Sorbet” een voorstelling van de BOB Champagne op in de zin van artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening nr. 1234/2007, zelfs indien die uitdrukking strookt met de gewoonten van het publiek en het ingrediënt in voldoende hoeveelheid wordt toegevoegd om aan de sorbet een essentieel kenmerk te verlenen. Het begrip „voorstelling” omvat het geval waarin de benaming van het levensmiddel een BOB bevat en de consument ertoe wordt gebracht dit product in verband te brengen met het door de BOB beschermde ingrediënt.

37.      Galana NV en de Franse regering betwisten dat het gebruik van de BOB Champagne in casu misbruik, nabootsing of voorstelling oplevert. Deze begrippen houden in dat sprake is van een kopie van het product, van termen die zijn afgeleid van de BOB, of van een verwijzing naar de BOB zonder dat is voldaan aan het productdossier, terwijl het hier gaat om direct gebruik van de BOB.

38.      Volgens de Commissie is „Champagner Sorbet” een weloverwogen en directe beschrijving van de inhoud, zodat voorstelling, nabootsing of enige andere vorm van toe‑eigening van de BOB uitgesloten is. Evenmin is sprake van misleiding van de consument omtrent de herkomst van de sorbet aangezien duidelijk erop wordt gewezen dat de sorbet een aanzienlijke hoeveelheid champagne uit deze Franse streek bevat.

D.      Vierde vraag

39.      Volgens het CIVC moet deze vraag ontkennend worden beantwoord. Het CIVC en de Franse regering betogen dat artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder c), van verordening nr. 1234/2007 ook ziet op onjuiste aanduidingen met betrekking tot de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product.

40.      Galana NV en de Commissie sluiten uit dat artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder c), van verordening nr. 1234/2007 van toepassing is, aangezien het enkel betrekking heeft op wijnbouwproducten. Subsidiair is Galana NV van mening dat deze bepaling kan worden uitgebreid tot onjuiste of misleidende aanduidingen die aanleiding kunnen geven tot misverstanden bij het publiek over de geografische oorsprong van het product.

41.      Volgens de Portugese regering kunnen onjuiste of misleidende aanduidingen aanleiding geven tot misverstanden bij het publiek over de geografische oorsprong van het product. Benamingen die dergelijke aanduidingen bevatten, mogen niet worden toegestaan.

V.      Juridische analyse

A.      Eerste vraag

42.      De verwijzende rechter vraagt dat vooraf de werkingssfeer van artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007 wordt gepreciseerd. In concreto wenst hij te vernemen of deze bepaling ook betrekking heeft op situaties als de onderhavige, waarin de BOB Champagne een deel is van de naam van een sorbet die een bepaalde hoeveelheid van deze schuimwijn bevat.

43.      Alle partijen die opmerkingen hebben geformuleerd in het kader van de prejudiciële verwijzing, zijn het eens met de verwijzende rechter dat de eerste vraag bevestigend dient te worden beantwoord. De in de verwijzingsbeslissing geuite twijfel is gerezen als gevolg van het door een deel van de Duitse rechtsleer verdedigde standpunt dat die bepaling enkel van toepassing is bij gebruik van de BOB in identieke bewoordingen. Het gebruik van soortgelijke bewoordingen zou daarentegen vallen onder artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening nr. 1234/2007.

44.      Mijns inziens kan dit standpunt(15) om verschillende redenen niet worden aanvaard. In de eerste plaats wijst de Franse regering terecht erop dat ingevolge dit artikel de werkingssfeer ruim is, in overeenstemming met de bescherming die het BOB’s wenst te verlenen. Het zou hiermee niet stroken om deze bepaling aldus uit te leggen dat bijvoorbeeld het gebruik van de vertaling van een BOB daarvan is uitgesloten, in strijd met het verbod van elk direct en indirect gebruik.

45.      In de tweede plaats heeft het Hof, zoals de Commissie opmerkt, in het arrest Bureau National Interprofessionnel du Cognac(16) geoordeeld dat het gebruik, in een merk, van een geografische aanduiding of een met deze aanduiding overeenkomende term en de vertaling ervan ter identificatie van producten (in dit geval gedistilleerde dranken) die niet voldoen aan de betreffende specificaties, een direct commercieel gebruik van deze geografische aanduiding vormt.

46.      Ten slotte regelt artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), van verordening nr. 1234/2007 de wijze van gebruik (direct en indirect) en de producten (vergelijkbaar en verschillend)(17) waartegen kan worden opgekomen op grond van de door de BOB verleende bescherming. Bij vergelijkbare producten kan de BOB worden tegengeworpen voor zover zij afwijken van het productdossier, terwijl bij niet-vergelijkbare producten dient te worden aangetoond dat zij de reputatie van de BOB uitbuiten. Daarentegen wordt onder b) – en waarschijnlijk ook onder c) en d) – verwezen naar bepaalde oneerlijke praktijken waartegen kan worden opgekomen door de houders van BOB’s, overeenkomstig de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale verdragen waarbij de Unie en de lidstaten partij zijn.(18) Bij dit gebruik wordt het oogmerk om die reputatie uit te buiten, vermoed.

47.      Ik ben derhalve van mening dat artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007 van toepassing is, zodat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord.

B.      Tweede prejudiciële vraag

48.      De verwijzende rechter wenst te vernemen of het gebruik van een BOB als deel van de benaming van een levensmiddel dat niet in overeenstemming is met het productdossier, maar waaraan een ingrediënt is toegevoegd (in casu champagne) dat in overeenstemming is met dat productdossier, valt onder het verbod van artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007, wanneer

–        de benaming van het levensmiddel strookt met de gewoonten van het relevante publiek, en

–        de hoeveelheid van het toegevoegde ingrediënt volstaat om het product een essentieel kenmerk te verlenen.

49.      De appelrechter was van oordeel dat de distributeur een legitiem belang had bij gebruik van de BOB Champagne, juist om die twee redenen: a) in de Duitse taal en culinaire literatuur is „Champagner Sorbet” een gebruikelijke uitdrukking ter aanduiding van een ijsdessert voor de bereiding waarvan de Franse schuimwijn nodig is, en b) het product van Galana NV bevat 12 % champagne, een hoeveelheid die volstaat om de sorbet een essentieel kenmerk van die schuimwijn (in concreto de smaak) te verlenen.

50.      Het Bundesgerichtshof lijkt het niet eens te zijn met de appelrechter, die wordt verweten de in het vorige punt onder a) en b) beschreven feiten te hebben aangenomen zonder daartoe de nodige feitelijke beoordelingen te hebben verricht. Evenwel wijst de verwijzende rechter erop dat een dergelijk legitiem belang zou kunnen worden afgeleid uit de Unieregeling inzake etikettering(19), gelezen in samenhang met die inzake de kwaliteit van landbouwproducten en levensmiddelen.(20)

51.      Voor de beantwoording van de tweede prejudiciële vraag dienen dus zowel de bepalingen inzake de bescherming van BOB’s als die inzake de etikettering van levensmiddelen te worden onderzocht.

1.      Uitbuiten van de reputatie van de BOB

52.      Indien wordt aanvaard dat sprake is van een direct commercieel gebruik (in antwoord op de eerste vraag), zou volgens de verwijzende rechter het gebruik van de BOB Champagne voldoen aan het vereiste van artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007 (te weten dat de reputatie van deze BOB wordt uitgebuit), voor zover verweerster niet beschikt over een legitiem belang.

53.      Het Hof heeft vanaf de zaak „Sekt‑Weinbrand”(21) de functie van BOB’s als volgt omschreven: meedelen en verzekeren dat het aangeduide product daadwerkelijk eigenschappen en kenmerken heeft die zijn toe te schrijven aan de geografische plaats van herkomst. Reeds in de jaren 1970 werd een dubbele ruimtelijke en kwalitatieve band geëist. Dit werd later overgenomen in de regelgeving betreffende landbouwproducten en levensmiddelen(22) alsmede in die betreffende de wijnsector(23).

54.      Wat de BOB’s voor wijnen betreft, beoogt verordening nr. 1234/2007 de consument – en vanuit een ander oogpunt ook de houders van de respectieve benamingen – te verzekeren dat de betreffende producten beantwoorden aan een hoog kwaliteitsniveau op basis van de geografische herkomst ervan.(24)

55.      Wanneer met het oog op het in de handel brengen van een levensmiddel de volledige naam van een BOB wordt opgenomen in de benaming van dat product, wordt daarmee logischerwijs beoogd het prestige en de reputatie van de beschermde kwaliteit uit te buiten. Derhalve dient een dergelijk gedrag in beginsel onrechtmatig te worden geacht.

56.      Niettemin kan in de context van de handel in verwerkte goederen worden aanvaard dat een BOB mag worden gebruikt als deel van de benaming van dat product door personen die een legitiem belang aantonen. De verwijzende rechter formuleert zijn vraag, die is gerezen met betrekking tot direct commercieel gebruik, juist op grond van de tweedeling „gebruik dat neerkomt op het uitbuiten van de reputatie van de BOB/legitiem belang”, zodat bij gebreke van een legitiem belang sprake zal zijn van uitbuiting van de reputatie.

57.      Het legitieme belang kan voortvloeien uit zowel het houderschap van een ouder recht (bijvoorbeeld een andere vorm van intellectuele eigendom) als het voldoen aan een wettelijke verplichting. Ik ben het eens met de Franse regering dat er ook buiten deze scenario’s en los van de directe commerciële omgeving situaties dienen te bestaan waarin het gebruik van de BOB door derden legitiem is(25), dit wil zeggen situaties waarin men zich voor het gebruik van de BOB kan beroepen op een geval van ius usus inocui.

58.      De facto heeft het Hof voor andere soorten intellectuele-eigendomsrechten situaties erkend waarin het gebruik van beschermde tekens of werken door derden geen inbreuk maakt op de rechten van de houders ervan. Zo heeft het Hof in de context van het merkenrecht beschrijvend gebruik toegestaan waarbij de potentiële klant, die de kenmerken van de onder het betrokken merk verkochte waren kent, wordt ingelicht over de kenmerken van de te koop aangeboden waar.(26) Tevens heeft het Hof gebruik toegestaan waarbij de consument het teken niet opvat als een aanwijzing dat de betreffende producten afkomstig zijn van de merkhouder.(27)

59.      Op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten is tegen de achtergrond van artikel 5, leden 1 en 5, van richtlijn 2001/29/EG(28) de rechtmatigheid aanvaard van kopieën in de cache en op het scherm van auteursrechtelijk beschermde werken(29), van kortstondige reproductiehandelingen waardoor de satellietdecoder en het televisiescherm correct werken en de ontvangst van de uitzendingen met beschermde werken mogelijk wordt(30), en van het maken van een samenvatting van persartikelen, ook al is dit door de houders van het auteursrecht op die artikelen niet toegestaan.(31)

60.      Deze benadering is bovendien in overeenstemming met vaste rechtspraak van het Hof, volgens welke „ten onrechte” moet worden geprofiteerd van de reputatie van een geografische aanduiding.(32) Hoewel deze uitspraken werden gedaan in de context van artikel 16 van verordening nr. 110/2008 (betreffende geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken), kan deze uitlegging gelet op de gelijkenis tussen deze bepaling en artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), van verordening nr. 1234/2007 ook worden toegepast op de wijnbouwsector.(33) Bij het bestaan van een legitiem belang kan het gebruik van de BOB dus niet als onrechtmatig worden beschouwd.

61.      In casu heeft Galana NV geen enkel type van ouder recht aangevoerd, zodat dient te worden nagegaan of het gebruik van de BOB Champagne in de naam van de door haar bereide sorbet beantwoordt aan enige wettelijke verplichting of kan worden aangemerkt als een onschadelijk gebruik.

2.      Legitiem belang bij het gebruik van de BOB

62.      Zoals ik reeds heb uiteengezet, vraagt de verwijzende rechter of twee specifieke elementen relevant zijn, die elk kunnen zorgen voor een legitiem belang: a) de naam van het product strookt met de gewoonten van het relevante publiek, en b) de sorbet bevat een voldoende hoeveelheid champagne, die dit product een essentieel kenmerk verleent.

63.      Derhalve dienen beide elementen afzonderlijk te worden onderzocht, ook al zijn zij mijns inziens misschien niet de enige relevante elementen om te bepalen of sprake is van onrechtmatige uitbuiting van de reputatie van de BOB.

a)      Naam van het product waarin de BOB is vervat en de gewoonten van het publiek

64.      Alle partijen, met uitzondering van de Commissie, zijn het erover eens dat de gewoonten van de Duitse consument niet rechtvaardigen dat de BOB Champagne wordt gebruikt voor de commerciële aanbiedingsvorm van de sorbet. Anders zou die BOB een soortnaam worden, die door elke marktdeelnemer vrij mag worden gebruikt.

65.      Ik deel deze opvatting, daar een van de belangrijkste doelstellingen van de bescherming van BOB’s voor wijnen erin bestaat, te verhinderen dat deze soortnamen worden.(34) Het onbelemmerde gebruik van de BOB voor producten die niet onder de BOB vallen, kan het publiek doen geloven dat de kenmerkende namen van de BOB’s ook kunnen gelden voor producten die zijn vervaardigd buiten het grondgebied waarop de BOB betrekking heeft. Aldus zou het gebruik van de BOB als een loutere generieke vermelding worden bevorderd, ook al blijft dit fenomeen beperkt tot één specifiek land. In dit verband mag niet uit het oog worden verloren dat de bescherming van BOB’s dezelfde dient te zijn in alle lidstaten, zonder versnippering als gevolg van de gewoonten van de consument in bepaalde lidstaten.(35)

66.      Uit regelgevend oogpunt genieten BOB’s voor wijnen na registratie ervan blijvende bescherming overeenkomstig artikel 118 quaterdecies, lid 3, van verordening nr. 1234/2007, hoewel annulering ervan mogelijk is. De bescherming van BOB’s zou, ook in derde landen(36), in gevaar verkeren indien de namen zelf van de BOB’s in werkelijkheid tot het publiek domein zouden gaan behoren omdat zij generiek geworden zijn, daar benamingen die soortnamen geworden zijn, niet kunnen worden geregistreerd.(37) Bescherming tegen gebruik waardoor benamingen gemeengoed worden, is aldus een absolute noodzaak, en niet louter een streven van de producenten van door BOB’s beschermde wijnen.

67.      Dat de uitdrukking „Champagner Sorbet” in een of meer lidstaten gangbaar is ter aanduiding van een sorbet, volstaat dus niet om de distributeur een legitiem belang te verstrekken op grond waarvan hij de naam van de BOB Champagne mag opnemen in de commerciële aanbiedingsvorm van dat product.

b)      Verlening van het essentiële kenmerk van het ingrediënt met de BOB door het gebruik van een voldoende hoeveelheid

68.      Ik ben het eens met de Commissie dat in casu de algemene Unieregeling inzake de etikettering van levensmiddelen (voornamelijk richtlijn 2000/13 en verordening nr. 1169/2011, waarbij die richtlijn werd ingetrokken) dient te worden uitgelegd, aangezien sorbet – duidelijk een levensmiddel – niet wordt beschermd door een BOB.(38)

69.      Overeenkomstig richtlijn 2000/13 moet op de etikettering van levensmiddelen „de benaming waaronder het product wordt verkocht, de lijst van ingrediënten en de hoeveelheid van bepaalde ingrediënten [...]” worden vermeld.(39) Onder „verkoopbenaming”(40) wordt verstaan de benaming vermeld in de toepasselijke Uniebepalingen of, bij gebreke daarvan, in de toepasselijke nationale bepalingen. Bij gebreke van laatstgenoemde bepalingen, is de verkoopbenaming „de benaming die gebruikelijk is in de lidstaat waar het levensmiddel aan de eindverbruiker [...] wordt verkocht”.

70.      Op het eerste gezicht lijkt „Champagner Sorbet” de bepalingen inzake etikettering na te leven, hetgeen Galana NV een legitiem belang zou verstrekken voor een dergelijke benaming van haar levensmiddel. Niettemin worden geregistreerde BOB’s overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder a) en b), van verordening nr. 1151/2012 ook beschermd wanneer zij als ingrediënten worden gebruikt. Derhalve dient de omvang van deze bescherming te worden onderzocht.

71.      Overeenkomstig artikel 6, lid 5, van richtlijn 2000/13(41) is de producent verplicht om een lijst van alle ingrediënten van het levensmiddel op te nemen op de etikettering. Wanneer het ingrediënt voorkomt in de „verkoopbenaming” van het levensmiddel (zoals in casu), dient de hoeveelheid ervan in procenten te worden uitgedrukt overeenkomstig artikel 7, lid 4, van deze richtlijn.(42)

72.      Noch richtlijn 2000/13 noch verordening nr. 1169/2011 verwijst rechtstreeks naar ingrediënten die onder een BOB vallen. Om daarvoor een oplossing aan te reiken en duidelijkheid te scheppen heeft de Commissie in 2010 richtsnoeren gepubliceerd (waarnaar wordt verwezen in overweging 32 van verordening nr. 1151/2012). Deze richtsnoeren hebben weliswaar geen bindende kracht(43), maar zij dienen in aanmerking te worden genomen, daar zij het standpunt van die instelling weergeven.

73.      Volgens die richtsnoeren mag de kenmerkende naam van een BOB niet alleen worden vermeld in bovengenoemde lijst van ingrediënten, maar ook „in of naast de verkoopbenaming van een levensmiddel waarin producten met deze geregistreerde benaming zijn verwerkt, alsook in de etikettering en de aanbiedingsvorm van en de reclame voor dit levensmiddel”, voor zover is voldaan aan de in punt 13 van de onderhavige conclusie aangehaalde voorwaarden.

74.      Het staat aan de nationale rechterlijke instanties, die beter geplaatst zijn om de feiten te beoordelen en juridisch te kwalificeren, om zich uit te spreken over de vraag of in casu is voldaan aan die drie voorwaarden. Ik zal mij derhalve beperken tot een aantal overwegingen die hen daarbij kunnen helpen.

75.      De eerste voorwaarde (dat er geen andere, met het door een BOB beschermde ingrediënt „vergelijkbare ingrediënten” zijn) is gemakkelijk en voldoende objectief te beoordelen. Niets lijkt erop te wijzen dat de „Champagner Sorbet” andere ingrediënten bevat die soortgelijk zijn aan de door de BOB beschermde schuimwijn en deze kunnen vervangen.

76.      De tweede voorwaarde (dat het ingrediënt in voldoende hoeveelheid wordt gebruikt teneinde het levensmiddel een essentieel kenmerk te verlenen) is complexer. Anders dan het CIVC stelt, gaat het niet erom de essentiële kenmerken van het beschermde ingrediënt in het levensmiddel terug te vinden, maar dient dit levensmiddel een essentieel kenmerk te hebben dat verband houdt met de BOB.(44)

77.      Maar deze regel biedt evenmin voldoende zekerheid. De kwantitatieve factor zal niet altijd de meest relevante factor zijn om het levensmiddel een essentieel kenmerk te verlenen.(45) In de context van levensmiddelen ontstaat een essentieel kenmerk normaliter door het aroma dat en de smaak die het door de BOB beschermde ingrediënt aan de levensmiddelen geeft, maar er kunnen ook andere belangrijke factoren voorhanden zijn.(46) Het staat opnieuw aan de nationale rechter om, op basis van het overgelegde bewijsmateriaal(47) en zijn eigen beoordeling van de feiten, te bepalen of de toevoeging van Champagne de sorbet een essentieel kenmerk verleent in de hierboven uiteengezette zin.

78.      De derde voorwaarde zorgt voor grotere uitleggingsproblemen. Allereerst valt te betwijfelen of zij in overeenstemming is met artikel 7, lid 5, van richtlijn 2000/13.(48) Door de formulering ervan, te weten het gebruik van het bijwoord „idealiter”, verliest deze voorwaarde elke nuttige waarde, zelfs als interpretatieve leidraad. De specificatie van het percentage van het ingrediënt in het levensmiddel is bijgevolg een factor waarvan de relevantie moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van richtlijn 2000/13 zelf.

79.      Op basis van deze elementen dienen dus de nationale rechterlijke instanties te bepalen of het ingrediënt met een BOB dat wordt toegevoegd aan een levensmiddel, dit laatste een essentieel kenmerk verleent, zodat het dient te worden vermeld op de etikettering ervan.

c)      Bestaan van andere elementen die ertoe bijdragen dat de reputatie van de BOB wordt uitgebuit

80.      Het antwoord op de vraag van de verwijzende rechter zou onvolledig zijn indien enkel wordt ingegaan op het bestaan van een legitiem belang van de distributeur, dat voortvloeit uit de naleving van de richtsnoeren en op grond waarvan hij door BOB’s beschermde ingrediënten mag vermelden in de etikettering van zijn levensmiddelen.

81.      De in deze richtsnoeren vastgestelde drie voorwaarden kunnen immers niet worden losgekoppeld van een aantal prealabele begrippen (goede trouw en het ontbreken van misleiding van de consument), waarnaar wordt verwezen in punt 1.1 bij de uiteenzetting van de feitelijke achtergrond.

82.      Bij de beoordeling of sprake is van onrechtmatige exploitatie (uitbuiten van de reputatie) van de BOB, vormt de aanwezigheid van een voldoende hoeveelheid van een door die BOB beschermd ingrediënt, waardoor het levensmiddel een essentieel kenmerk wordt verleend, het uitgangspunt. Deze omstandigheid rechtvaardigt het gebruik van de BOB voor de litigieuze sorbet evenwel niet wanneer er andere elementen zijn (bijvoorbeeld in de presentatie van de etikettering) die wijzen op het oogmerk, het prestige van de BOB uit te buiten door toe-eigening van de reputatie.

83.      In casu staat op het etiket dat zichtbaar is voor de consument aan wie de verpakkingen van „Champagner Sorbet” worden aangeboden, op de voorgrond een kurk met de staaldraad waarmee deze aan de fles wordt bevestigd, een halfvol glas en een drankje dat vermoedelijk champagne is. Op de achtergrond, maar goed herkenbaar, staat een fles Franse schuimwijn.

84.      Mijns inziens kan niet worden voorbijgegaan aan het belang van dergelijke elementen bij de beoordeling of de producent of de distributeur van het levensmiddel de reputatie van het door de BOB Champagne beschermde ingrediënt uitbuit.(49) De nationale rechter kan, en moet, rekening houden met deze factoren wanneer hij uitspraak doet over de onrechtmatige exploitatie van de BOB.

85.      Verordening nr. 1308/2013 en richtlijn 2000/13(50) beogen te vermijden dat de consument wordt misleid. Op dit punt heeft het Hof gepreciseerd dat de lijst van ingrediënten op de verpakking op zich niet volstaat om uit te sluiten dat de etikettering van het product en de wijze waarop zij is uitgevoerd, de koper kunnen misleiden.(51)

86.      Het Hof heeft immers reeds geoordeeld dat de nationale rechter bij de beoordeling of een etikettering voor een koper misleidend kan zijn, voornamelijk moet uitgaan van de vermoedelijke verwachting die de betrokken consument gelet op die etikettering heeft met betrekking tot de oorsprong, de herkomst en de kwaliteit van het levensmiddel, aangezien het in wezen erom gaat de consument niet te misleiden en hem niet ertoe te brengen ten onrechte te geloven dat het product een andere oorsprong, herkomst of hoedanigheden heeft dan in werkelijkheid het geval is.(52)

87.      De bevoegde rechter zal moeten afwegen of het gebruik van die beeldelementen in de etikettering van de „Champagner Sorbet” blijk geeft van het oogmerk, een disproportioneel verband met de door de BOB beschermde schuimwijn te leggen. Met andere woorden, of het onderliggende doel van de commerciële aanbiedingsvorm van het levensmiddel in werkelijkheid erin bestaat, dit product in verband te brengen met de reputatie van de schuimwijn uit de Champagnestreek, waarvan de kwaliteit ook zou gelden voor de sorbet zelf.

C.      Derde vraag

88.      Het antwoord op de derde en vierde vraag is mogelijkerwijs overbodig, indien het Bundesgerichtshof op basis van het antwoord op de tweede vraag van oordeel is dat sprake is van onrechtmatige exploitatie van de BOB Champagne. Hoe dan ook zal ik ingaan op beide vragen.

89.      Met de derde prejudiciële vraag wordt, kort samengevat, beoogd van het Hof te vernemen of het gebruik van de kenmerkende naam van een BOB in de concrete omstandigheden van het geval misbruik, nabootsing of voorstelling van de BOB oplevert.

90.      In artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening nr. 1234/2007 worden een aantal gedragingen opgesomd die oneerlijke handelspraktijken uitmaken. Bij deze gedragingen is sprake van een dalende mate van intensiteit wat het gebruik van de BOB betreft, gaande van misbruik, over nabootsing naar voorstelling.

91.      Misbruik ziet op het gebruik van de volledige naam van de BOB voor soortgelijke producten. Dit is mijns inziens in casu niet het geval, aangezien de sorbet als diepgevroren product wordt verkocht, hetgeen voor wijn ondenkbaar is.(53) Evenmin is er sprake van nabootsing, aangezien de BOB volledig is opgenomen in de aanduiding „Champagner Sorbet”.

92.      Moeilijker te beantwoorden is de vraag of sprake is van voorstelling. Hiertoe moet worden aangeknoopt bij de rechtspraak van het Hof, dat reeds een aantal juridische aspecten van dit derde type van oneerlijke praktijken heeft toegelicht.(54)

93.      Volgens die rechtspraak betreft het begrip „voorstelling” een situatie waarin de voor de aanduiding van een product gebruikte term een deel van een BOB bevat, zodat de consument, bij het zien van de naam van het product, als referentiebeeld het artikel waarvoor die benaming geldt voor de geest zal komen.(55)

94.      De zinspeling op het gedeeltelijke gebruik van de BOB vloeide voort uit de feiten van elk van de zaken die hebben geleid tot de respectieve arresten. In die zaken was de voorstelling van de BOB’s te wijten aan de niet-volledige overlapping van de namen of de merken van de litigieuze producten („Gorgonzola/Cambozola”(56), „Parmigiano Reggiano/Parmesan”(57) en „Verlados/Calvados”(58)).

95.      Bij het onderzoek van een geval waarin een merk het element „Cognac” volledig bevatte, verkoos het Hof immers in het kader van verordening nr. 110/2008 de kwalificatie als „voorstelling” boven die als „misbruik”, hoewel het ging om gedistilleerde dranken die niet voldeden aan de specificaties van het technische dossier van de BOB.(59)

96.      De met betrekking tot BOB’s van gedistilleerde dranken geformuleerde beginselen kunnen naar analogie worden toegepast op de voorstelling als bedoeld in artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening nr. 1234/2007.(60) In de overwegingen 92 en 97 van verordening nr. 1308/2013 wordt uiteengezet hoe de bescherming van BOB’s niet alleen beoogt misleidende praktijken te voorkomen en markttransparantie en eerlijke concurrentie te bevorderen, maar ook een hoog niveau van consumentenbescherming te bereiken.

97.      In lijn hiermee dient ook rekening te worden gehouden met de in de rechtspraak geformuleerde criteria die, voor de vaststelling of sprake is van voorstelling, uitgaan van de perceptie van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument, als uitdrukking van het evenredigheidsbeginsel.(61)

98.      Ook hier staat het aan de verwijzende rechter (of, in voorkomend geval, de rechterlijke instanties van eerste aanleg) om op basis van die rechtspraak te beoordelen of in casu sprake is van voorstelling van de BOB Champagne.(62) Ter onderbouwing van zijn uitspraak kan hij niet alleen rekening houden met de naam van de sorbet, maar ook met alle andere elementen waarmee dit levensmiddel te koop wordt aangeboden en waarnaar ik reeds heb verwezen.

99.      Zonder afbreuk te willen doen aan de bevoegdheid van de verwijzende rechter en onder het voorbehoud dat enkel deze rechter in staat is om de litigieuze feiten ten volle te beoordelen, ben ik niettemin van mening dat de aanwezigheid van die beeldelementen op de verpakking van het product bijdraagt tot versterking van de voorstelling van de BOB Champagne. Door het gebruik ervan, naast de naam „Champagner Sorbet”, beogen de producent en de distributeur dat de kwaliteit en het prestige van deze BOB de consument voor de geest komen, waarbij wordt geprobeerd deze eigenschappen te extrapoleren naar de sorbet.

D.      Vierde vraag

100. Het Bundesgerichtshof wenst te vernemen of artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder c), van verordening nr. 1234/2007 alleen van toepassing is op onjuiste of misleidende aanduidingen die bij het relevante publiek aanleiding kunnen geven tot misverstanden over de geografische herkomst van een product.

101. Voor een beter begrip van deze vraag dient te worden teruggegrepen op de punten 62 en volgende van de verwijzingsbeslissing. Daaruit kan worden afgeleid dat twijfel is gerezen naar aanleiding van het argument van het CIVC dat het verbod van dergelijke aanduidingen een algemeen verbod is, en niet enkel ziet op benamingen die bij het publiek aanleiding kunnen geven tot misverstanden over de plaats van herkomst van het product.

102. De verwijzende rechter lijkt deze bepaling restrictiever uit te leggen, dit wil zeggen door de toepassing ervan te beperken tot de gevallen waarin het publiek door het gebruik van de BOB wordt misleid of in verwarring wordt gebracht over de oorsprong van het product.

103. Ik ben niettemin van mening dat de Uniewetgever BOB’s een ruime bescherming heeft willen verlenen en naast verwarring over de oorsprong van de producten ook het risico op veralgemening, door de verwatering van BOB’s wegens onbelemmerd gebruik ervan, heeft willen vermijden.

104. Artikel 118 quaterdecies, lid 2, van verordening nr. 1234/2007 bevat een gradatie van oneerlijke praktijken, waarnaar ik reeds heb verwezen. Terwijl punt a) beperkt blijft tot handelingen waarbij de reputatie van BOB’s wordt uitgebuit en punt b) tot gevallen van misbruik, nabootsing of voorstelling, verruimt punt c) de beschermingsomvang tot „aanduidingen” (te weten informatie die aan de consument wordt verstrekt) op de binnen‑ of buitenverpakking, of in reclamemateriaal betreffende het product, die weliswaar geen voorstelling van de BOB als zodanig uitmaken, maar onjuiste of misleidende informatie verspreiden met betrekking tot de banden van het product met die BOB.

105. Ik ben van mening dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ratio van dit punt c) wanneer de rechtstreeks aan de consument verstrekte commerciële informatie over het met de BOB in verband gebrachte levensmiddel de consument ertoe kan brengen te denken dat dit product dezelfde bescherming geniet en dezelfde kwaliteit heeft als de BOB, wanneer dit in werkelijkheid niet het geval is. Een onjuiste of misleidende aanduiding kan uiteraard betrekking hebben op de oorsprong van het product, maar ook op de wezenlijke hoedanigheden ervan (bijvoorbeeld de smaak).

106. Kortom, de bescherming die wordt geboden door de in de vierde vraag aangehaalde bepaling, is niet beperkt tot de gevallen waarin de consument wordt misleid omtrent de geografische herkomst van een product.

VI.    Conclusie

107. Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van het Bundesgerichtshof te beantwoorden als volgt:

„1)      Artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten is van toepassing wanneer de BOB Champagne in omstandigheden als die van het hoofdgeding wordt gebruikt ter aanduiding van een levensmiddel dat onder de naam ‚Champagner Sorbet’ wordt verkocht.

2)      Artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder a), ii), van verordening nr. 1234/2007 moet aldus worden uitgelegd dat, om te beoordelen of het levensmiddel ‚Champagner Sorbet’, dat 12 % Champagne bevat, de reputatie van de BOB Champagne op onrechtmatige wijze uitbuit, de verwijzende rechter dient te beoordelen of er een legitiem belang bestaat dat het gebruik van die BOB in de commerciële aanbiedingsvorm ervan rechtvaardigt.

Dat het door de BOB Champagne beschermde ingrediënt dat aan het levensmiddel is toegevoegd, daaraan een essentieel kenmerk verleent, alsmede elementen van de verpakking en de etikettering die de consument ertoe brengen een verband te leggen tussen dit product en de BOB Champagne, zijn factoren die in aanmerking moeten worden genomen om vast te stellen of sprake is van een dergelijke onrechtmatige uitbuiting.

3)      Artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), van verordening nr. 1234/2007 moet aldus worden uitgelegd dat, om te beoordelen of het product ‚Champagner Sorbet’ een voorstelling van de BOB Champagne in de zin van die bepaling uitmaakt, de verwijzende rechter dient na te gaan of, gelet op de benaming en de commerciële aanbiedingsvorm ervan, de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument ertoe wordt gebracht te denken dat dit product de kwaliteit en het prestige heeft die eigen zijn aan de beschermde benaming.

4)      Artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder c), van verordening nr. 1234/2007 is niet alleen van toepassing op onjuiste of misleidende aanduidingen die bij het relevante publiek aanleiding kunnen geven tot misverstanden over de geografische herkomst van een product.”


1      Oorspronkelijke taal: Spaans.


2      Conclusie van 18 mei 2017 in de zaak EUIPO/Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto IP (C‑56/16 P, EU:C:2017:394).


3      Verordening van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (PB 2007, L 299, blz. 1).


4      Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 671).


5      Verordening van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999 (PB 2008, L 148, blz. 1).


6      Verordening van de Raad van 25 mei 2009 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PB 2009, L 154, blz. 1).


7      Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB 2000, L 109, blz. 29).


8      Deze richtlijn werd immers pas ingetrokken met ingang van 13 december 2014, dit wil zeggen meer dan twee jaar na de feiten van het hoofdgeding, overeenkomstig de bepaling houdende intrekking in verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, richtlijn 90/496/EEG van de Raad, richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB 2011, L 304, blz. 18).


9      Mededeling van de Commissie (PB 2010, C 341, blz. 3; hierna: „Richtsnoeren”).


10      Galana NV intervenieert aan de zijde van Aldi Süd in het hoofdgeding.


11      Arrest van 14 juli 2011 (C‑4/10 en C‑27/10, EU:C:2011:484, punt 55).


12      Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad (PB 2008, L 39, blz. 16, met rectificatie in PB 2009, L 228, blz. 47).


13      Arresten van 14 juli 2011, Bureau National Interprofessionnel du Cognac (C‑4/10 en C‑27/10, EU:C:2011:484, punt 46), en 21 januari 2016, Viiniverla (C‑75/15, EU:C:2016:35, punt 45).


14      Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2012, L 343, blz. 1).


15      Als ik het goed begrijp, wordt een uitlegging van artikel 118 quaterdecies, lid 2, van verordening nr. 1234/2007 voorgestaan waarbij het bepaalde onder a) van toepassing zou zijn bij gebruik van een BOB zoals deze is geregistreerd, terwijl het bepaalde onder b) zou zien op het gebruik van soortgelijke benamingen, die in meerdere of mindere mate afwijken van de geregistreerde BOB. Zie punt 29 van de verwijzingsbeslissing.


16      Arrest van 14 juli 2011 (C‑4/10 en C‑27/10, EU:C:2011:484, punt 55). Hoewel dit arrest werd gewezen in de context van verordening nr. 110/2008, lijdt het geen twijfel dat het mutatis mutandis kan worden toegepast op het onderhavige geval, rekening houdend met de gelijkenis tussen artikel 16 van die verordening en artikel 118 quaterdecies van verordening nr. 1234/2007, zowel wat de bewoordingen als wat het doel betreft.


17      Le Goffic, C., La protection des indications géographiques, ed. LITEC, Parijs, 2010, blz. 137.


18      Vergelijk artikel 118 quaterdecies, lid 2, onder b), c) en d), van verordening nr. 1234/2007 met artikel 3 van de Overeenkomst van Lissabon betreffende de bescherming en internationale registratie van oorsprongsbenamingen (gewijzigd op 28 september 1979) en met artikel 22, lid 2, onder b), van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs) van 15 april 1994 (PB 1994, L 336, blz. 214), bijlage 1C bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) (PB 1994, L 336, blz. 3), dat verwijst naar artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, in de versie zoals gewijzigd te Stockholm in 1967.


19      In het bijzonder verwijst hij naar de artikelen 5 en 7 van richtlijn 2000/13, die gold op het tijdstip van de feiten (zie de punten 9 e.v. van deze conclusie), onverminderd de interpretatieve waarde van artikel 9, lid 1, onder a), en artikel 17 van verordening nr. 1169/2011. Bij laatstgenoemde verordening werd richtlijn 2000/13 ingetrokken met ingang van 13 december 2014. Deze verordening is dus ratione temporis niet van toepassing op het onderhavige geval.


20      Met name artikel 13, lid 1, onder a) en b), van verordening nr. 1151/2012, waarvan overweging 32 verwijst naar de richtsnoeren.


21      Arrest van 20 februari 1975, Commissie/Duitsland (12/74, EU:C:1975:23).


22      Zie de uitleg inzake de oorsprong van de BOB’s in de conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer in de zaak Duitsland en Denemarken/Commissie (C‑465/02 en C‑466/02, EU:C:2005:636, punten 5 e.v.).


23      Bijvoorbeeld in de overwegingen 27 en 32 van de in voetnoot 5 aangehaalde verordening (EG) nr. 479/2008. Hoewel deze verordening reeds is ingetrokken, is de strekking van deze twee overwegingen, met lichte wijzigingen, ook terug te vinden in verordening nr. 1308/2013.


24      Hiervoor verwijs ik naar punt 63 van mijn conclusie in de zaak EUIPO/Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto IP (C‑56/16 P, EU:C:2017:394).


25      Ik denk aan de menukaart van een restaurant, waarop een champagnesorbet als dessert staat, of aan de publicatie van een recept voor de bereiding daarvan. Ter terechtzitting heeft de vertegenwoordiger van Galana als voorbeeld verwezen naar reclame voor champagneglazen (fluiten) waarin die uitdrukking wordt gehanteerd.


26      Arrest van 14 mei 2002, Hölterhoff (C‑2/00, EU:C:2002:287, punt 16). In deze zaak ging het om een handelstransactie waarin Hölterhoff halfedelstenen en sierstenen te koop aanbood met de slijpvorm „Spirit Sun” en „Context Cut”, merken van een concurrent.


27      Arrest van 25 januari 2007, Adam Opel (C‑48/05, EU:C:2007:55, punt 24), en conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer in deze zaak (EU:C:2006:154, punten 35 e.v.). Het betrof het gebruik van het logo van het merk Opel op de grille van schaalmodellen van voertuigen die worden verkocht door AUTEC, een onderneming die niet verbonden is met Opel.


28      Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10).


29      Arrest van 5 juni 2014, Public Relations Consultants Association (C‑360/13, EU:C:2014:1195, punten 26 en 27).


30      Arrest van 4 oktober 2011, Football Association Premier League e.a. (C‑403/08 en C‑429/08, EU:C:2011:631, punten 170‑172).


31      Beschikking van 17 januari 2012, Infopaq International (C‑302/10, EU:C:2012:16, punten 44 en 45).


32      Arresten van 14 juli 2011, Bureau National Interprofessionnel du Cognac (C‑4/10 en C‑27/10, EU:C:2011:484, punt 46), en 21 januari 2016, Viiniverla (C‑75/15, EU:C:2016:35, punt 45).


33      In die zin wordt in overweging 32 van verordening nr. 479/2008, waarbij in artikel 45 ervan de huidige tekst van litigieus artikel 118 quatordecies werd ingevoerd, om te beginnen gesteld dat „oorsprongsbenamingen [...] moeten worden beschermd tegen elk gebruik waarbij onterecht wordt geprofiteerd van de reputatie die verbonden is aan producten die aan de eisen voldoen” (cursivering van mij).


34      Ik verwijs naar de punten 87‑89 van mijn conclusie in de zaak EUIPO/Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto IP (C‑56/16 P, EU:C:2017:394).


35      Ter terechtzitting werd erop gewezen dat een wijziging vereist is van de gewoonten in bepaalde lidstaten, waar de namen die sinds de goedkeuring van de Unieregeling BOB’s voor wijnen zijn, voordien als soortnamen werden gebruikt (champagne is een typisch voorbeeld daarvan). Hetzelfde geldt voor de bescherming van Europese BOB’s buiten de Unie, door bilaterale of multilaterale verdragen.


36      Artikel 12 van de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (vastgesteld op 20 mei 2015) voorziet weliswaar ook in blijvende bescherming, maar dit verdrag is nog niet in werking getreden.


37      Zie artikel 118 duodecies, lid 1, van verordening nr. 1234/2007, nadien overgenomen in artikel 101, lid 1, van verordening nr. 1308/2013.


38      Daarentegen is de etikettering van wijnbouwproducten geregeld in verordening nr. 1308/2013 (artikelen 117-123), en die van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken in verordening nr. 110/2008. Beide regelingen vormen een lex specialis ten opzichte van de algemene regeling voor levensmiddelen.


39      Artikel 3, lid 1, punten 1), 2) en 3). De overeenkomstige bepaling van verordening nr. 1169/2011, die van toepassing is met ingang van 13 december 2014, is artikel 9, lid 1, onder a), b) en d).


40      Artikel 5, lid 1, onder a), van richtlijn 2000/13, dat overeenkomt met artikel 17 van verordening nr. 1169/2011.


41      De latere overeenkomstige bepaling is artikel 18, lid 1, van verordening nr. 1169/2011. Richtlijn 2000/13 is op dit punt van toepassing op de wijnbouwsector, zoals blijkt uit artikel 118 van verordening nr. 1308/2013.


42      De wetgever heeft het aan de producent van het levensmiddel overgelaten om te beslissen waar de in procenten uitgedrukte hoeveelheid van het ingrediënt wordt vermeld: a) in de verkoopbenaming; b) in de onmiddellijke nabijheid daarvan, of c) in de lijst van de ingrediënten. In het onderhavige geval bevindt die lijst zich op het onderste deel van de verpakking.


43      In de richtsnoeren wordt verklaard dat de toepassing ervan vrijwillig is en dat zij „geen juridisch bindende interpretatie van de wetgeving van de Europese Unie inzake BOB’s en BGA’s of van de etiketteringsrichtlijn [zijn]”.


44      De Commissie heeft in de richtsnoeren terecht geen uniform percentage voor het gebruik voorgesteld. Evenwel blijkt daaruit de regel dat bij een grotere hoeveelheid van het ingrediënt met een BOB de kans groter is dat een dergelijk essentieel kenmerk wordt verleend.


45      Er bestaan bijvoorbeeld door een BOB beschermde producten, zoals bepaalde truffelsoorten, die bij gebruik ervan in een kleine hoeveelheid in een levensmiddel onmiddellijk herkenbaar zijn door de geur en bij het proeven een aanhoudende smaak nalaten.


46      De vermelding van het ingrediënt op het etiket van het levensmiddel, in of naast de „verkoopbenaming” ervan, is dus mogelijk wanneer het product het aroma en/of de smaak van het door de BOB beschermde ingrediënt heeft. Andere factoren, zoals de textuur of de kleur, die mijns inziens minder doorslaggevend zijn met betrekking tot levensmiddelen dan de twee eerstgenoemde factoren, mogen evenwel niet buiten beschouwing worden gelaten.


47      In dergelijke gedingen kan het nuttig zijn een beroep te doen op een deskundigenonderzoek, waarbij gastronomen de eigenschappen van een champagnesorbet beschrijven, of verslagen die zijn gebaseerd op consumentenonderzoeken om te bewijzen dat de smaak van deze schuimwijn ook aanwezig is in de sorbet zelf. In de lidstaten bestaat dienaangaande een rijke procespraktijk: zie, juist met betrekking tot champagne, het arrest van 15 maart 2013 van de Cour d’appel (appelrechter) te Parijs, in de zaak SAS Euralis Gastronomie/CIVC, bevestigd door de Cour de cassation (hoogste rechterlijke instantie, Frankrijk) op 25 november 2013.


48      Dit artikel biedt de producent die een ingrediënt met een BOB gebruikt, drie mogelijkheden om de in percentage uitgedrukte hoeveelheid van dat ingrediënt in het levensmiddel te vermelden (zie punt 12 van de onderhavige conclusie). De richtsnoeren lijken de mogelijkheid om dat percentage te vermelden evenwel te beperken tot de gevallen waarin het ingrediënt niet in of onmiddellijk naast de verkoopbenaming wordt vermeld (zo begrijp ik de toevoeging „bij ontbreken daarvan”). De producent is gebonden door richtlijn 2000/13, en niet door de richtsnoeren, zodat de door die richtlijn geboden mogelijkheden onverlet blijven.


49      Ter terechtzitting hebben partijen erkend dat het hoofdgeding zich niet beperkte tot het gebruik van de BOB in de benaming van de sorbet.


50      Artikel 2, lid 1, onder a), i).


51      Arrest van 4 juni 2015, Teekanne (C‑195/14, EU:C:2015:361, punt 38).


52      Ibidem, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak.


53      De beoordeling zou eventueel anders kunnen zijn indien het product een andere naam had gehad die de consument doet denken dat het gaat om diepgevroren champagne die als sorbet kan worden geconsumeerd.


54      In mijn conclusie in de zaak EUIPO/Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto IP (C‑56/16 P, EU:C:2017:394, punten 94 e.v.) ben ik tevens ingegaan op het begrip voorstelling. Die zaak betrof het gebruik van de BOB Porto/Port door het Uniemerk „Port Charlotte”.


55      Arrest van 21 januari 2016, Viiniverla (C‑75/15, EU:C:2016:35, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak), met betrekking tot artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008.


56      Arrest van 4 maart 1999, Consorzio per la tutela del formaggio Gorgonzola (C‑87/97, EU:C:1999:115, punt 25).


57      Arrest van 26 februari 2008, Commissie/Duitsland (C‑132/05, EU:C:2008:117, punt 44).


58      Arrest van 21 januari 2016, Viiniverla (C‑75/15, EU:C:2016:35).


59      Arrest van 14 juli 2011, Bureau National Interprofessionnel du Cognac (C‑4/10 en C‑27/10, EU:C:2011:484, punt 58).


60      Ibidem, punten 22‑27.


61      Arrest van 21 januari 2016, Viiniverla (C‑75/15, EU:C:2016:35, punten 26‑28).


62      In punt 31 van het arrest Viiniverla heeft het Hof eraan herinnerd dat het aan de verwijzende rechter is om „te beoordelen of de benaming ‚Verlados’ voor een appelcider-eau-de-vie een ‚voorstelling’ van de beschermde geografische aanduiding ‚Calvados’ oproept in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008”.