Language of document : ECLI:EU:F:2008:167

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

11 december 2008

Zaak F‑116/06

Anne Buckingham e.a.

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering langs zogenoemde tweede weg – Bevorderingsronde 2005 – Toekenning van gratificatiepunten – Overgangsbepalingen – Uitvoeringsbepalingen van artikel 45 van het Statuut – Gelijke behandeling – Ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarbij Buckingham en dertien andere ambtenaren van de Commissie vragen om, kort samengevat, nietigverklaring van het in Mededelingen van de administratie nr. 85‑2005 van 23 november 2005 bekendgemaakte besluit om hun voor het jaar 2004 geen gratificatiepunten te geven ter erkenning van het werk dat zij in 2003 in het belang van de instelling hebben verricht.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Door Commissie ingevoerd bevorderingsstelsel – Besluit tot toekenning van bepaalde soorten bevorderingspunten – Voorbereidende handeling – Besluit tot vaststelling van totale aantal aan ambtenaren toegekende punten – Voor beroep vatbaar besluit

(Ambtenarenstatuut, art. 45, 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Bevordering – Overgang naar ander systeem

(Ambtenarenstatuut, art. 45, lid 1, eerste alinea)

1.      In het kader van het door de Commissie ingevoerde bevorderingsstelsel zijn de individuele besluiten tot toekenning van bepaalde soorten bevorderingspunten, die worden genomen voordat het tot aanstelling bevoegd gezag definitief het totale aantal punten vaststelt dat elke ambtenaar heeft gekregen, besluiten die het eindbesluit waarbij het totale aantal punten wordt vastgesteld, voorbereiden, daaraan voorafgaan en daarvoor noodzakelijk zijn. Dit geldt met name voor de toekenning, door de directeuren-generaal en krachtens een interne regeling van de Commissie, van de gratificatiepunten die elk directoraat-generaal ter beschikking zijn gesteld of voor de toekenning, door het tot aanstelling bevoegd gezag en op voorstel van de bevorderingscomités, van gratificatiepunten ter erkenning van in het belang van de instelling verricht werk krachtens die regeling. Die besluiten leggen het standpunt van het tot aanstelling bevoegd gezag ten aanzien van de betrokken ambtenaren niet definitief vast.

Dit betekent dat het eindbesluit van het tot aanstelling bevoegd gezag tot vaststelling van het totale aantal punten dat elke ambtenaar heeft gekregen, dat in het individuele bevorderingsdossier kan worden ingezien, bestaat in een reeks definitieve besluiten tot toekenning van bijzondere soorten bevorderingspunten. In het algemeen blijken deze besluiten uit het totale aantal door elke ambtenaar verkregen bevorderingspunten zoals opgenomen in zijn individuele bevorderingsdossier. Ofschoon die besluiten tot toekenning van bepaalde soorten bevorderingspunten eveneens moeten worden beschouwd als besluiten die het besluit tot vaststelling van het totale aantal punten voorbereiden en daaraan voorafgaan en dus niet de klachttermijn kunnen doen ingaan, vormen zij niettemin besluiten die de situatie van de belanghebbende ambtenaar met betrekking tot de betrokken soort punten definitief vastleggen.

In deze omstandigheden moet ervan worden uitgegaan dat de ambtenaar, door in het eindstadium van de bevorderingsprocedure de nietigverklaring te vorderen van de lijst van ambtenaren aan wie gratificatiepunten ter erkenning van het in het belang van de instelling verrichte werk zijn toegekend, noodzakelijkerwijs heeft willen opkomen tegen het totale aantal door hem verkregen punten, zodat het niet mogelijk is, zijn beroep niet niet-ontvankelijk te verklaren, alleen op grond van het feit dat het formeel niet is gericht tegen het besluit tot vaststelling van het totale aantal punten.

(cf. punten 50‑54)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 19 oktober 2006, Buendía Sierra/Commissie, T‑311/04, Jurispr. blz. II‑4137, punten 96 en 97

2.      De specifieke vereisten die, wat de loopbaan van ambtenaren betreft, verband houden met de overgang naar een andere wijze van beheer, kunnen de administratie ertoe dwingen tijdelijk en binnen bepaalde grenzen af te wijken van de strikte toepassing van de regels en beginselen van permanente waarde die gewoonlijk op de betrokken situaties van toepassing zijn. Dergelijke afwijkingen moeten evenwel worden gerechtvaardigd door een dwingende noodzaak die verband houdt met de overgang, en mogen wat de duur en de draagwijdte ervan betreft niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om een ordelijke overgang van de ene naar de andere regeling te waarborgen.

In het kader van de eerste bevorderingsronde volgens een nieuw, op kwantificatie van de verdiensten berustend bevorderingsstelsel, dat bij een interne regeling van de Commissie is ingevoerd en waarin voorlopige maatregelen zijn opgenomen bedoeld om de verbinding met het oude stelsel te verzekeren, kan, wanneer is bepaald dat aan ambtenaren van de rang A 12 in het kader van het jaar voorafgaande aan die bevorderingsronde verschillende soorten gratificatiepunten worden gegeven, maar de Commissie besluit om de toekenning van gratificatiepunten voorlopig te beperken, die beperking niet worden aangemerkt als een overschrijding van de bevoegdheden waarover de administratie beschikt om voorlopig de wijziging van de regels voor de bevordering van ambtenaren te regelen. Zij stelt immers slechts een grens aan de mate waarin rekening moet worden gehouden met eerder erkende verdiensten.

Ofschoon theoretisch aan een ander stelsel kan worden gedacht, is de administratie hiertoe niet verplicht. De verandering van de geldende methoden voor de bevordering van ambtenaren heeft immers per definitie tot doel, tegemoet te komen aan bepaalde bezwaren die voortvloeien uit de toepassing van de oude regels. Het is dus eigen aan een dergelijk hervormingsproces, ten aanzien van de noodzaak waarvan de administratie over veel speelruimte beschikt, om op een bepaalde datum de beoordeling van de verdiensten van de ambtenaren op nieuwe grondslagen te doen plaatsvinden.

(cf. punten 81‑83)

Referentie:

Hof: 1 juli 1976, De Wind/Commissie, 62/75, Jurispr. blz. 1167, punt 17

Gerecht van eerste aanleg: 13 juli 1995, Rasmussen/Commissie, T‑557/93, JurAmbt. blz. I‑A‑195 en II‑603, punt 20; 11 februari 2003, Leonhardt/Parlement, T‑30/02, JurAmbt. blz. I‑A‑41 en II‑265, punten 51 en 55; 3 mei 2006, Klaas/Parlement, T‑393/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑103 en II‑A‑2‑465, punt 56; Buendía Sierra/Commissie, reeds aangehaald, punten 213 en 220