Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 20 december 2019 door Autostrada Wielkopolska S.A. tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 24 oktober 2019 in zaak T-778/17, Autostrada Wielkopolska S.A./Commissie

(Zaak C-933/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Autostrada Wielkopolska S.A. (vertegenwoordigers: O. Geiss, Rechtsanwalt, T. Siakka, dikigoros)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Republiek Polen

Conclusies

vernietiging van het bestreden arrest;

nietigverklaring van besluit (EU) 2018/556 van de Commissie van 25 augustus 2017 betreffende de steunmaatregel SA.35356 (2013/C) (ex 2013/NN, ex 2012/N) die Polen ten uitvoer heeft gelegd voor Autostrada Wielkopolska S.A. of, subsidiair, terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht; en hoe dan ook

verwijzing van de Commissie in rekwirantes kosten in hogere voorziening en in de procedure voor het Gerecht in zaak T-778/17.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante de volgende vier middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting door het eerste middel van het beroep van rekwirante af te wijzen aangezien het Gerecht, na terecht te hebben geoordeeld dat de Commissie verzoekster de gelegenheid had moeten bieden om in de administratieve procedure opnieuw opmerkingen in te dienen (hetgeen met deze hogere voorziening niet wordt betwist), een onjuist juridisch criterium heeft toegepast (op grond waarvan de potentiële beïnvloeding van het besluit moest worden aangetoond) en de inhoud van het bestreden besluit onjuist heeft opgevat en zijn oordeel dat niet was voldaan aan dit (onjuiste criterium) niet toereikend heeft gemotiveerd.

Tweede middel: de kennelijk beoordelingsfouten van het Gerecht omvatten het feit dat het Gerecht in strijd met artikel 107, lid 1, VWEU de toepassing van het criterium van de particuliere investeerder door de Commissie niet aan de juiste rechtsregel heeft getoetst, de grenzen van zijn toezichtbevoegdheden heeft overschreden door zijn eigen argumentatie in de plaats te stellen van de argumentatie in het bestreden besluit, de bewijslast om te keren, een ontoereikende motivering te geven, de bewijselementen onjuist op te vatten, en door niet-naleving van de bewijsregels (met betrekking tot zijn eigen bevindingen en zijn verplichting om de beoordeling van de Commissie aan de juiste rechtsregel te toetsen) alsook door schending van het grondbeginsel van de voorrang van het Unierecht. Meer in het bijzonder hebben de fouten betrekking op de vaststelling dat de Commissie niet was verplicht de verschuiving van het inflatiepercentage en de wisselkoersrisico’s in aanmerking te nemen en te beoordelen, het feit dat het Gerecht zich heeft gebaseerd op de wet van 28 juli 2005 als een beperking van het criterium van de particuliere investeerder, de vaststelling dat de Commissie niet was verplicht om het risico van beëindiging en het procesrisico in aanmerking te nemen en te beoordelen, alsook op de beoordeling door het Gerecht van het derde element in overweging 152.

Derde middel: bij de afwijzing van het tweede onderdeel van het tweede middel heeft het Gerecht blijk gegeven van een kennelijk onjuiste rechtsopvatting door de toepasselijke criteria onjuist toe te passen, op ontoelaatbare wijze zijn eigen argumentatie in de plaats te stellen van die van de Commissie, de bewijslast om te keren, een ontoereikende motivering te geven en de bewijsregels niet na te leven.

Vierde middel: bij de afwijzing van het eerste onderdeel van het vijfde middel heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de bewijselementen onjuist op te vatten en een ontoereikende motivering te geven.

____________