Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil supérieur de la Sécurité sociale (Luxemburg) op 19 december 2018 – Caisse pour l’avenir des enfants / FV, GW

(Zaak C-802/18)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil supérieur de la Sécurité sociale

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Caisse pour l’avenir des enfants

Verwerende partijen: FV, GW

Prejudiciële vragen

Moet de volgens de artikelen 269 en 270 van het wetboek sociale zekerheid toegekende Luxemburgse kinderbijslag worden gelijkgesteld met een sociaal voordeel in de zin van artikel 45 VWEU en artikel 7, lid 2, van verordening nr. 492/2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie1 ?

Ingeval van gelijkstelling verzet de definitie van het begrip „gezinslid” die krachtens artikel 1, onder i) van verordening nr. 883/20042 van toepassing is, zich tegen de ruimere definitie van gezinslid van artikel 2, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad3 , aangezien in deze laatste definitie, anders dan hetgeen in de coördinatieverordening is neergelegd, iedere autonomie van de lidstaat bij de definitie van gezinslid wordt uitgesloten en ook wordt voorbijgegaan aan iedere notie van „het in hoofdzaak ten laste komen”. Moet de definitie van gezinslid in de zin van artikel 1, onder i) van verordening nr. 883/2004 derhalve voorrang hebben, gelet op het specifieke karakter ervan in de context van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en blijft in het bijzonder de lidstaat bevoegd om te definiëren welke gezinsleden voor kinderbijslag in aanmerking komen?

Ingeval artikel 2, lid 2, van richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van toepassing is op gezinsbijslagen en meer in het bijzonder op de Luxemburgse kinderbijslag, kan de uitsluiting van het kind van de echtgenoot van de definitie van „gezinslid” worden aangemerkt als een indirecte discriminatie, die evenwel gerechtvaardigd is, gelet op de nationale doelstelling van de lidstaat om het persoonlijk recht van het kind vast te leggen en de noodzaak om de administratie van de lidstaat van tewerkstelling te beschermen, wanneer de uitbreiding van de personele werkingssfeer een onredelijke belasting is voor het stelsel van Luxemburgse gezinsbijslagen dat namelijk bijna 48 % van de gezinsbijslagen uitkeert in het buitenland?

____________

1 Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PB L 141, blz. 1).

2 Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166, blz. 1).

3 Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158, blz. 77).