Language of document :

Beroep ingesteld op 26 oktober 2006 - Dálnoky/Commissie

(Zaak F-120/06)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Noémi Dálnoky (Brussel, België) (vertegenwoordiger: P. Horváth, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van de door het Europees bureau voor personeelsselectie (EPSO) gepubliceerde aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/47/061 voor de aanwerving van administrateurs met - onder meer - de Roemeense nationaliteit;

verweerster te gelasten, in de toekomst geen aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek te publiceren en geen algemeen vergelijkend onderzoek te organiseren met het vereiste van grondige kennis van slechts een bepaalde gemeenschapstaal, maar met het vereiste van grondige kennis van een van de gemeenschapstalen, tenzij een bijzondere taal is vereist wegens de bijzondere aard van de te bekleden ambten;

indien voormeld algemeen vergelijkend onderzoek gedeeltelijk of volledig is afgesloten vóór de nietigverklaring door het Gerecht, verweerster te gelasten, nadelen die verzoekster of anderen ondervinden als gevolg van de in dit algemeen vergelijkend onderzoek toegepaste discriminerende bepaling op te heffen, onder meer door te voorzien in een andere mogelijkheid te solliciteren naar de met algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/47/06 te vervullen ambten voor degenen die zich als gevolg van voormelde discriminerende bepaling hebben onthouden van sollicitatie;

de verwerende partij te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, een Roemeens onderdaan van Hongaarse origine en met Hongaars als moedertaal, stelt dat de aankondiging van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/47/06, door het vereiste dat de sollicitanten een grondige kennis van het Roemeens moeten hebben, in strijd is met het EG-recht op verschillende punten:

schending van verzoeksters rechten op gelijke behandeling en non-discriminatie op grond van etnische afstamming, aangezien Roemeense onderdanen met Roemeens als moedertaal oneerlijk worden bevoordeeld;

discriminatie op grond van nationaliteit, in strijd met het Ambtenarenstatuut en artikel 12 EG, voor zover in eerdere vergelijkende onderzoeken de sollicitanten bewijs mochten leveren van grondige kennis van een gemeenschapstaal die niet de meest gesproken taal in hun lidstaat was;

er wordt een vereiste gesteld dat niet is toegelaten door het Ambtenarenstatuut, dat alleen grondige kennis van een bepaalde gemeenschapstaal vereist, in tegenstelling tot één ervan, wanneer er een specifieke functiegerelateerde behoefte is of dit is gerechtvaardigd op grond van een ander objectief of rechtmatig beleid.

____________

1 - PB C 145 A, 21. 6. 2006.