Language of document : ECLI:EU:F:2010:24

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Tweede kamer)

15 april 2010

Zaak F‑4/09

Jorge de Britto Patricio-Dias

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Ambtenaren — Tewerkstelling — Nieuwe tewerkstelling — Dienstbelang — Overeenkomst tussen rang en ambt — Rechten van verdediging — Motivering”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA, waarmee de Britto Patricio‑Dias vraagt om nietigverklaring van, ten eerste, het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) van 11 april 2008 om hem te herplaatsen naar de eenheid B.3, „Logistiek, innovatie en co-modaliteit”, van het directoraat-generaal „Energie en transport” van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, ten tweede, het besluit van het TABG van 21 oktober 2008 tot afwijzing van zijn klacht.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Verzoeker wordt verwezen in alle kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Organisatie van diensten — Tewerkstelling van personeel — Nieuwe tewerkstelling — Beoordelingsvrijheid van administratie — Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 7, lid 1)

2.      Ambtenaren — Organisatie van diensten — Tewerkstelling van personeel — Nieuwe tewerkstelling in belang van dienst — Motiveringsplicht — Geen

3.      Ambtenaren — Bezwarend besluit — Motiveringsplicht — Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 25)

1.      Ofschoon het Statuut niet het begrip „nieuwe tewerkstelling” kent, zijn besluiten tot nieuwe tewerkstelling, evenals overplaatsingsbesluiten, wat de eerbiediging van de rechten en de rechtmatige belangen van de betrokken ambtenaren betreft, onderworpen aan de regels van artikel 7, lid 1, van het Statuut.

De instellingen beschikken over een ruime beoordelingsvrijheid om hun diensten in overeenstemming met de hun opgedragen taken te organiseren en om met het oog op die taken het hun ter beschikking staande personeel tewerk te stellen, mits deze tewerkstelling in het belang van de dienst is en met inachtneming van de gelijkwaardigheid van rang en ambt plaatsvindt; de perceptie van de betrokkene is in dat opzicht irrelevant.

Gelet op de omvang van de beoordelingsvrijheid waarover de instellingen bij de beoordeling van het dienstbelang beschikken, moet de controle die het Gerecht over de eerbiediging van de voorwaarde betreffende het dienstbelang uitoefent beperkt blijven tot de vraag of het tot aanstelling bevoegd gezag binnen redelijke grenzen is gebleven en zijn beoordelingsvrijheid niet kennelijk onjuist heeft gebruikt.

De administratie heeft er weliswaar belang bij om ambtenaren tewerk te stellen met inaanmerkingneming van hun specifieke bekwaamheden en hun persoonlijke voorkeur, maar ambtenaren krijgen daardoor niet het recht om specifieke taken uit te oefenen of te behouden.

(cf. punten 35‑38 en 55)

Referentie:

Hof: 22 oktober 1981, Kruse/Commissie, 218/80, Jurispr. blz. 2417, punt 7; 23 maart 1988, Hecq/Commissie, 19/87, Jurispr. blz. 1681, punt 6

Gerecht van eerste aanleg: 28 oktober 2004, Meister/BHIM, T‑76/03, JurAmbt. blz. I‑A‑325 en II‑1477, punt 64; 7 februari 2007, Clotuche/Commissie, T‑339/03, JurAmbt. blz. I-A-2-29 en II-A-2-179, punten 35 en 47; 7 februari 2007, Caló/Commissie, T‑118/04 en T‑134/04, JurAmbt. blz. I-A-2-37 en II-A-2-253, punt 99

Gerecht voor ambtenarenzaken: 8 mei 2008, Kerstens/Commissie, F‑119/06, JurAmbt. blz. I-A-1-147 en II-A-1-787, punten 84 en 98, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑266/08 P

2.      Indien een gewone, in het belang van de dienst genomen interne organisatiemaatregel, zoals een nieuw tewerkstelling, geen inbreuk maakt op de statutaire positie van een ambtenaar of op het beginsel van overeenstemming tussen rang en ambt, behoeft de administratie deze niet te motiveren.

(cf. punt 61)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Clotuche/Commissie, reeds aangehaald, punten 153 en 195; Caló/Commissie, reeds aangehaald, punten 126 en 142

3.      Een besluit is toereikend gemotiveerd wanneer het is genomen in een context die de betrokken ambtenaar kende, zodat hij de strekking van de jegens hem genomen maatregel kan begrijpen. Dit is het geval wanneer de omstandigheden waarin het betrokken besluit is vastgesteld alsmede de dienstnota’s of andere mededelingen die het besluit vergezellen, de mogelijkheid bieden kennis te nemen van de voornaamste elementen waardoor de administratie zich bij haar besluit heeft laten leiden.

(cf. punt 62)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 29 september 2005, Napoli Buzzanca/Commissie, T‑218/02, JurAmbt. blz. I‑A‑267 en II‑1221, punt 65