Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 20 november 2019 door Achemos Grupė UAB, Achema AB tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 12 september 2019 in zaak T-417/16, Achemos Grupė en Achema AB/Commissie

(Zaak C-847/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwiranten: Achemos Grupė UAB, Achema AB (vertegenwoordigers: R. Martens, avocat, en V. Ostrovskis, advokatas)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Republiek Litouwen, Klaipėdos Nafta AB

Conclusies

punten 1 en 2 van het dictum van het bestreden arrest vernietigen;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht, of

subsidiair, zelf uitspraak doen op het beroep in eerste aanleg en het litigieuze besluit1 in zijn geheel nietig verklaren;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: schending van artikel 263 VWEU juncto artikel 256, lid 1, VWEU en niet-nakoming van de motiveringsplicht doordat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door na te laten de gegevens te beoordelen waarop de Commissie zich bij de vaststelling van haar besluit heeft gebaseerd, terwijl een passende rechtmatigheidstoetsing door het Gerecht van het besluit van de Commissie impliceert dat moet worden nagegaan of de gegevens waarop de Commissie zich heeft gebaseerd, feitelijk juist, betrouwbaar en coherent zijn.

Tweede middel: schending van artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het recht op behoorlijk bestuur en artikel 12 van verordening (EU) 2015/1589 van de Raad2 juncto artikel 5 van deze verordening doordat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door rekwiranten te verwijten dat zij de Commissie tijdens haar vooronderzoek geen informatie hebben verstrekt, terwijl de Commissie op grond van haar verplichting om een zorgvuldig en onpartijdig onderzoek te voeren en het recht op behoorlijk bestuur ertoe gehouden is zich ervan te vergewissen dat zij beschikt over zo volledig en zo betrouwbaar mogelijke informatie.

Derde middel: schending van artikel 296, lid 2, VWEU, artikel 41, lid 1, en artikel 41, lid 2, onder c), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en niet-nakoming van de motiveringsplicht doordat het Gerecht niet duidelijk en ondubbelzinnig heeft aangegeven waarom het LNG-project kon worden vrijgesteld van artikel 14 van richtlijn 2004/18/EG3 en rechtsreeks kon worden gegund aan Klaipėdos Nafta, terwijl het Gerecht op grond van zijn motiveringsplicht ertoe gehouden is zijn beslissing te motiveren, zodat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van het genomen besluit kunnen kennen.

____________

1 Besluit C(2013) 7884 final van de Commissie van 20 november 2013, waarbij de staatssteun SA.36740 (2013/NN), toegekend door Litouwen aan Klaipėdos Nafta verenigbaar is verklaard met de interne markt (PB 2016, C 161, blz. 1).

2 Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).

3 Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB 2004, L 134, blz. 114).