Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Apelacyjny w Warszawie (Polen) op 30 oktober 2019 – SM / Mittelbayerischer Verlag KG

(Zaak C-800/19)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Apelacyjny w Warszawie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SM

Verwerende partij: Mittelbayerischer Verlag KG

Prejudiciële vragen

Moet artikel 7, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken1 aldus worden uitgelegd dat er een op het centrum van belangen gebaseerde rechterlijke bevoegdheid bestaat voor de vordering van een natuurlijke persoon tot bescherming van zijn persoonlijkheidsrechten, wanneer de publicatie op het internet waarvan wordt beweerd dat zij inbreuk op deze rechten maakt, geen informatie bevat die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking heeft op deze specifieke natuurlijke persoon, maar informatie of beweringen bevat waarin wordt gesuggereerd dat de gemeenschap waartoe verzoeker behoort (in dit specifieke geval: zijn volk) wanpraktijken heeft begaan, hetgeen door verzoeker als een schending van zijn persoonlijkheidsrechten wordt opgevat?

Moet, in een zaak die betrekking heeft op de bescherming van materiële en immateriële persoonlijkheidsrechten tegen schendingen op het internet, bij de beoordeling van de bevoegdheidsgronden van artikel 7, punt 2, van verordening nr. 1215/2012, dat wil zeggen bij de beoordeling of de nationale rechterlijke instantie het gerecht is van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen, rekening worden gehouden met omstandigheden als:

- het publiek tot hetwelk de inbreukmakende website in de eerste plaats gericht is,

- de taal waarin de website en de litigieuze publicatie zijn opgesteld,

- de periode dat de litigieuze online-informatie voor het betrokken publiek beschikbaar was,

- de individuele omstandigheden van verzoeker, zoals zijn lotgevallen in oorlogstijd en zijn huidige maatschappelijke activiteiten, die in de behandelde zaak worden ingeroepen als rechtvaardigingsgrond voor het bijzondere recht zich in rechte te verzetten tegen de verspreiding van beschuldigingen tegen de gemeenschap waartoe hij behoort?

____________

1 PB 2012, L 351, blz. 1.