Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Commissione tributaria regionale per il Veneto (Italië) op 17 juni 2019 – Regione Veneto / HD

(Zaak C-468/19)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Commissione tributaria regionale per il Veneto

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Regione Veneto

Verwerende partij: HD

Prejudiciële vragen

Moeten „cultuurgoederen” als bedoeld in artikel 36 VWEU worden geïdentificeerd aan de hand van het criterium van artikel 2, punt 1, van richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 20141 , volgens hetwelk de in de nationale regeling vastgestelde definitie van cultuurgoederen doorslaggevend is?

Geldt de door artikel 36 VWEU geboden bescherming van „cultuurgoederen” ook voor „oldtimers” als bedoeld in richtlijn 2000/53/EG2 ?

Zien bijgevolg voornoemde Unierechtelijke bepalingen, gelet op de eigen beschermingsdoelstellingen ervan, ook op voertuigen die naar Italiaans recht worden aangemerkt als „voertuigen met een historische en verzamelwaarde”, gelet op de verplichting om deze voertuigen in hun oorspronkelijke staat te behouden?

Moet de functie van bescherming van „cultuurgoederen” – waaronder „oldtimers” – waarvan sprake is in artikel 36 VWEU en waarnaar wordt verwezen in artikel 2, punt 1, van richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 en in overweging 10 van richtlijn 2000/53/EG van 18 september 2000 van het Europees Parlement en de Raad betreffende autowrakken, in het licht van punt 26 van het actieprogramma voor verkeersveiligheid dat de Europese Commissie op 29 september 2005 heeft goedgekeurd, aldus worden uitgelegd dat de lidstaten een fiscale vrijstelling mogen toepassen die discriminerend is, aangezien zij enkel geldt voor voertuigen met een „bijzondere historische en verzamelwaarde”, terwijl in bepaalde regio’s van het nationale grondgebied een ruimere vrijstelling geldt voor voertuigen met een „historische en verzamelwaarde” krachtens regionale en provinciale wetten die uitsluitend in die regio’s gelden?

Indien de vorige vraag ontkennend wordt beantwoord, mag op grond van voornoemde bepalingen van Unierecht in de wettelijke regeling van een lidstaat niettemin worden voorzien in een ongunstige en discriminerende behandeling van „voertuigen met een historische en verzamelwaarde”, juist omdat zij oud zijn, welke behandeling inhoudt dat zij zwaarder worden belast vanwege de meer vervuilende emissies, waardoor de bescherming van die voertuigen afneemt, zij niet in waarde kunnen stijgen en de instandhouding ervan wordt ontmoedigd?

Mogen de lidstaten op grond van het beginsel van vrij verkeer van goederen, dat is neergelegd in artikel 52, lid 2, VEU en artikel 30 VWEU en het daarmee samenhangende verbod van met douanerechten overeenstemmende maatregelen, in het licht van de in dit verband in de rechtspraak van het Hof van Justitie vastgestelde criteria, op voertuigen die zijn erkend als voertuigen „met een historische en verzamelwaarde” een discriminerende fiscale behandeling toepassen die niet voor het gehele nationale grondgebied geldt en die een impact heeft op de overgang van eigendom van dergelijke voertuigen tussen een persoon met verblijfplaats in een deel van het nationale grondgebied waar een fiscale vrijstelling geldt en een persoon met verblijfplaats in een deel van het nationale grondgebied waar daarentegen belasting wordt geheven?

Staan de artikelen 18, 19, 20, 21, 45, 49 VWEU, die de in de Europese gemeenschappelijke ruimte gewaarborgde vrijheden beschermen en het in richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 20003 neergelegde verbod van directe en indirecte discriminatie, in de weg aan een ongunstige en discriminerende fiscale behandeling in een lidstaat waarbij eigenaars van voertuigen met een historische en verzamelwaarde louter op grond van hun verblijfplaats anders en minder gunstig worden behandeld?

Mogen de lidstaten op grond van de beginselen van vrijheid, autonomie en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, die in de gemeenschappelijke Europese ruimte zijn bevestigd en beschermd door artikel 2 VEU ter waarborging van een „eerlijk proces”, bij wet verbieden dat rechters autonoom erkennen dat een voertuig een „bijzondere historische en verzamelwaarde” heeft om te bepalen of voor dat voertuig een fiscale vrijstelling geldt, waarbij de rechter zich uitsluitend mag baseren op beslissingen die in dat verband zijn genomen door een particulier die daarvoor exclusief bevoegd is?

____________

1     Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van verordening (EU) nr. 1024/2012 (herschikking) (PB 2014, L 159, blz. 1).

2     Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken – Verklaringen van de Commissie (PB 2000, L 269, blz. 34).

3     Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB 2000, L 180, blz. 22).