Language of document : ECLI:EU:F:2016:28

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

2 maart 2016

Zaak F‑60/15

José Luis Ruiz Molina

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt
(merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Openbare dienst – Tijdelijk functionaris – Personeel van het BHIM – Overeenkomst voor bepaalde tijd met een opzeggingsclausule – Clausule op grond waarvan de overeenkomst wordt opgezegd indien de functionaris niet op de reservelijst van een vergelijkend onderzoek wordt geplaatst – Opzegging van de overeenkomst krachtens de opzeggingsclausule – Datum van inwerkingtreding van de opzeggingsclausule – Algemene vergelijkende onderzoeken BHIM/AD/01/13 en BHIM/AST/02/13”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, waarmee Ruiz Molina voornamelijk vraagt om nietigverklaring van het besluit van 4 juni 2014 waarbij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) na een opzegtermijn van zes maanden zijn overeenkomst van tijdelijk functionaris heeft opgezegd.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Ruiz Molina draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de helft van de kosten van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen). Het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) draagt de helft van zijn eigen kosten.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Clausule in een overeenkomst van tijdelijk functionaris die de handhaving van de arbeidsverhouding afhankelijk stelt van de plaatsing van de functionaris op de reservelijst van een algemeen vergelijkend onderzoek – Daaronder begrepen

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

2.      Ambtenaren – Bescherming van de veiligheid en de gezondheid – Raamovereenkomst EVV, Unice en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Verplichting voor de lidstaten om maatregelen te treffen ter voorkoming van misbruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Opzegging van een overeenkomst voor bepaalde tijd – Geen schending

[Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausules 1, onder b), en 5, lid 1, a)]

3.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Grenzen – Verschil in behandeling bij een gunstige behandeling die ten onrechte aan een ander wordt verleend – Geen schending

1.      Een functionaris met een onzekere overeenkomst die een opzeggingsclausule bevat op grond waarvan de handhaving van de arbeidsverhouding afhangt van zijn plaatsing op de reservelijst van een algemeen vergelijkend onderzoek, kan niet worden verplicht om die clausule bij de ondertekening van de overeenkomst te betwisten. Daar de opneming van die clausule deel uitmaakt van een complexe verrichting, moet het de betrokken functionaris vrijstaan om de wettigheid van die clausule, die is opgenomen in zijn protocol van hernieuwde indiensttreding, zelfs al heeft die een individuele strekking incidenteel te betwisten bij de vaststelling door de administratie van het besluit waarbij zij in een later stadium van de verrichting uitvoering geeft aan die clausule.

(cf. punt 38)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest van 15 september 2011, Bennett e.a./BHIM, F‑102/09, EU:F:2011:138, punten 65 en 80

2.      De raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die als bijlage is opgenomen bij richtlijn 1999/70 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, betreft niet de voorwaarden voor de opzegging van overeenkomsten voor bepaalde of onbepaalde tijd, maar de voorwaarden voor het gebruik van die overeenkomsten, overeenkomstig clausule 1, onder b). Meer bepaald, clausule 5, lid 1, onder a), van de raamovereenkomst, bepalende dat de lidstaten, teneinde misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te voorkomen, op een wijze die rekening houdt met de behoeften van bepaalde sectoren en/of categorieën werknemers, objectieve redenen moeten vaststellen die een vernieuwing van dergelijke overeenkomsten of verhoudingen rechtvaardigen, kan niet rechtstreeks worden aangevoerd tegen een besluit tot opzegging van een overeenkomst voor bepaalde tijd, welk besluit noch tot doel noch tot gevolg heeft gehad dat de aanstelling van de betrokkene wordt verlengd en op zich dus niet strijdig kan zijn met de bepalingen van de raamovereenkomst.

(cf. punt 45)

3.      Er kan echter geen gelijkheid bij onwettigheid bestaan, aangezien het non-discriminatiebeginsel geen recht verleent op niet-discriminatoire toepassing van een onwettige behandeling.

(cf. punt 67)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: arrest van 11 september 2002, Pfizer Animal Health/Raad, T‑13/99, EU:T:2002:209, punten 478 en 479