Language of document : ECLI:EU:F:2012:192

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

12 december 2012

Zaak F‑117/12

AD

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Termijnoverschrijding – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee AD, in de eerste plaats, de nietigverklaring vordert van de besluiten van de Europese Commissie van 4 november 2011 en van 23 november 2011 tot weigering van de vergoeding van de eventuele terugreis van zijn partner, respectievelijk van de toekenning aan zijn geregistreerde partner, met wie hij niet gehuwd is, van de status van personeelslid van de delegatie, en, in de tweede plaats, de veroordeling vordert van de Commissie tot betaling van een vergoeding voor de immateriële en materiële schade die hij meent te hebben geleden, voorlopig geraamd op 1 EUR.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker draagt zijn eigen kosten.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Termijnen – Regels van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door rechter

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      De in de artikelen 90 en 91 van het Statuut bedoelde klacht‑ en beroepstermijnen zijn van openbare orde en over deze termijnen kan niet naar believen worden beschikt door de partijen en door de rechter, die, zelfs ambtshalve, moet nagaan of deze termijnen in acht zijn genomen.

(cf. punt 5)

Referentie:

Hof: 29 juni 2000, Politi/Europese Stichting voor opleiding, C‑154/99 P, punt 15

Gerecht van eerste aanleg: 15 januari 2009, Braun-Neumann/Parlement, T‑306/08 P, punt 36

Gerecht voor ambtenarenzaken: 12 mei 2010, Peláez Jimeno/Parlement, F‑13/09, punt 18; 17 maart 2011, AP/Hof van Justitie, F‑107/10, punt 5