Language of document : ECLI:EU:F:2013:92

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

26 juni 2013

Zaak F‑116/11

Annalisa Vacca

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/207/11 – Niet-toelating tot beoordelingstoetsen – Toelatingstoetsen – Neutralisatie van vragen – Informatie aan kandidaten”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Vacca vraagt om, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AD/207/11 om haar niet toe te laten tot deelneming aan de beoordelingstoetsen voor de aanwerving van administrateurs van de rang AD 7 op het gebied van de Europese openbare dienst en, ten tweede, veroordeling van de Europese Commissie tot vergoeding van de immateriële schade die zij als gevolg van dat besluit zou hebben geleden.

Beslissing:      De Europese Commissie wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van 500 EUR aan Vacca. Het beroep wordt verworpen voor het overige. De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in twee derde van de kosten van Vacca. Vacca draagt één derde van haar eigen kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek op de grondslag van een examen – Voorwaarden voor slagen – Bepaling door aankondiging van vergelijkend onderzoek – Verplichting tot het aangeven van de criteria voor de neutralisatie van vragen, het minimumaantal punten dat nodig is om te worden uitgenodigd voor de beoordelingstoetsen en het aantal kandidaten dat daarvoor kan worden uitgenodigd – Geen verplichting

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 1, lid 1, sub e)

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Afwijzing van sollicitatie – Motiveringsplicht – Omvang – Motivering vóór het verstrijken van de beroepstermijn

(Art. 296 VWEU; Ambtenarenstatuut, art. 25)

1.      Op grond van artikel 1, lid 1, sub e, van bijlage III bij het Statuut moet de aankondiging van vergelijkend onderzoek bij een vergelijkend onderzoek op de grondslag van een examen, de aard van dit examen en de waardering der verschillende onderdelen hiervan specificeren.

De neutralisatie van vragen in het schriftelijke examen betreft het aantal vragen waaruit een examen bestaat alsmede de individuele waardering van elke vraag. Dergelijke elementen vallen dus niet onder bovengenoemd begrip „waardering van het examen” en moeten niet verplicht worden opgenomen in een aankondiging van vergelijkend onderzoek, zodat de eventuele vaststelling of wijziging ervan door de jury van een vergelijkend onderzoek na de aanvang van het examen niet de aankondiging van vergelijkend onderzoek wijzigt.

Ditzelfde geldt voor de vermelding over het minimumaantal punten dat nodig is om voor de beoordelingstoetsen te worden uitgenodigd en het maximumaantal kandidaten dat daarvoor kan worden uitgenodigd. Een letterlijke uitlegging van de bewoordingen van artikel 1, lid 1, sub e, van bijlage III bij het Statuut sluit op zich immers uit dat dergelijke vermeldingen onder de begrippen „aard van het examen” en „waardering van het examen” vallen.

(cf. punten 35, 36 en 38)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 maart 2013, Mendes/Commissie, F‑125/11, punten 58 en 81 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      De in artikel 25, tweede alinea, van het Statuut voorziene verplichting om elk bezwarend besluit te motiveren, welke in de specifieke context van de betrekkingen tussen de instellingen en hun personeelsleden slechts de weergave vormt van de algemene in artikel 296 VWEU neergelegde verplichting, heeft tot doel de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om na te gaan of het besluit gegrond is dan wel een gebrek vertoont op grond waarvan de rechtmatigheid ervan kan worden betwist en de Unierechter in staat te stellen, zijn toezicht op de rechtmatigheid van het bestreden besluit uit te oefenen.

Wat besluiten van de jury van een vergelijkend onderzoek betreft, vormt de mededeling van de voor de verschillende examens behaalde cijfers een toereikende motivering van de besluiten van de jury. Wanneer onregelmatigheden of fouten tijdens het verloop van een vergelijkend onderzoek niet kunnen worden hersteld door een herhaling van de examens, zodat er geen ander alternatief is dan de toepassing van een correctiefactor bij de beoordeling van de examens, moet dat op ondubbelzinnige wijze geschieden en heeft de betrokkene het recht om op de hoogte te worden gesteld van de toegepaste criteria.

Die informatie moet plaatsvinden vóór het verstrijken van de statutaire termijn voor de instelling van het beroep, zodat een kandidaat die niet is geslaagd voor de toelatingstoetsen de gelegenheid heeft om met volledige kennis van zaken de rechtmatigheid te onderzoeken van het besluit waardoor zijn deelneming aan het vergelijkend onderzoek wordt beëindigd.

(cf. punten 53, 54 en 60)

Referentie:

Hof: 14 juli 1983, Detti/Hof van Justitie, 144/82, punt 29

Gerecht van eerste aanleg: 25 oktober 2007, Lo Giudice/Commissie, T‑154/05, punt 160

Gerecht voor ambtenarenzaken: 18 september 2012, Cuallado Martorell/Commissie, F‑96/09, punten 46 en 47