Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesverwaltungsgericht Steiermark (Oostenrijk) op 5 augustus 2020 – NW / Landespolizeidirektion Steiermark

(Zaak C-368/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesverwaltungsgericht Steiermark

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: NW

Verwerende partij: Landespolizeidirektion Steiermark

Prejudiciële vragen

Staat het Unierecht in de weg aan nationale bepalingen op grond waarvan door een reeks van nationale verordeningen een cumulatie van verlengingsperioden ontstaat die tot gevolg heeft dat de herinvoering van grenscontroles voor een langere periode dan de maximumduur van twee jaar als bedoeld in de artikelen 25 en 29 van verordening (EU) 2016/3991 , zonder een daartoe strekkend uitvoeringsbesluit van de Raad als bedoeld in artikel 29 van verordening (EU) 2016/399, mogelijk wordt gemaakt?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:

Moet het in artikel 21, lid 1, VWEU en in artikel 45, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie2 neergelegde recht van vrij verkeer van de burgers van de Unie, met name in het licht van het in artikel 22 van verordening (EU) 2016/399 neergelegde beginsel van de afwezigheid van personencontroles aan de binnengrenzen, aldus worden uitgelegd dat dit tevens het recht omvat om niet te worden onderworpen aan een personencontrole aan de binnengrenzen, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de verdragen en meer bepaald in verordening (EU) 2016/399 zijn vastgesteld?

____________

1 Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 tot vaststelling van een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB 2016, L 77, blz. 1, met rectificatie in PB 2018, L 272, blz. 69).

2 PB 2012, C 326, blz. 391).