Language of document : ECLI:EU:F:2007:232

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

13 december 2007

Zaak F‑27/07

Asa Sundholm

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Beoordelingsperiode 2001/2002 – Afwezigheid wegens medische reden – Uitvoering van arrest van Gerecht van eerste aanleg – Artikel 233 EG”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 2 juni 2006 houdende opstelling van verzoeksters loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2002, ter uitvoering van het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 20 april 2005, Sundholm/Commissie (T‑86/04, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Motiveringsplicht – Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

1.      Het Gerecht kan zijn oordeel niet in de plaats stellen van dat van degenen die het werk van de beoordeelde moeten waarderen. De gemeenschapsinstellingen beschikken immers over een ruime beoordelingsvrijheid om het werk van hun ambtenaren te beoordelen. Waardeoordelen die in een beoordelingsrapport over een ambtenaar worden uitgebracht, zijn niet vatbaar voor controle door de rechter; deze kan zich slechts uitspreken over eventuele vormgebreken, over kennelijke feitelijke fouten in de beoordeling door de administratie en over eventueel misbruik van bevoegdheid.

(cf. punt 39)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 13 juli 2006, Andrieu/Commissie, T‑285/04, JurAmbt. blz. II‑A‑2‑775, punt 99; 12 september 2007, Combescot/Commissie, T‑249/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑0000 en II‑A‑2‑0000, punt 78

2.      In bepaalde situaties moet bijzondere zorg aan de motivering van het loopbaanontwikkelingsrapport worden besteed, met name wanneer de beoordelaar in beroep afwijkt van de aanbevelingen van het paritair beoordelingscomité, wanneer het loopbaanontwikkelingsrapport minder gunstige beoordelingen bevat dan een voorafgaand rapport dan wel wanneer het te laat is opgesteld en de beoordelaar niet langer de hiërarchieke meerdere is die gedurende de te beoordelen periode in dienst was.

(cf. punt 47)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 30 september 2004, Ferrer de Moncada/Commissie, T‑16/03, JurAmbt. blz. I‑A‑261 en II‑1163, punten 49, 50, 53 en 54; Combescot/Commissie, reeds aangehaald, punt 84