Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 13 november 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht München - Duitsland) – College Pension Plan of British Columbia / Finanzamt München Abteilung III

(Zaak C-641/17)1

(Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van kapitaal – Belastingheffing van pensioenfondsen – Verschil in behandeling tussen ingezeten en niet-ingezeten pensioenfondsen – Regeling van een lidstaat die ingezeten pensioenfondsen in staat stelt hun belastbare winst te verlagen door reserves die bestemd zijn voor de pensioenbetalingen daarvan af te trekken en de op dividenden geheven belasting te verrekenen met de vennootschapsbelasting – Vergelijkbaarheid van situaties – Rechtvaardiging)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht München

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: College Pension Plan of British Columbia

Verwerende partij: Finanzamt München Abteilung III

Dictum

De artikelen 63 en 65 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan, ten eerste, over de dividenden die door een ingezeten vennootschap aan een ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die volledig kan worden verrekend met de door dat fonds verschuldigde vennootschapsbelasting en die, wanneer zij hoger is dan de door het fonds verschuldigde vennootschapsbelasting, kan leiden tot een terugbetaling, en, ten tweede, die dividenden niet of nauwelijks leiden tot een verhoging van het aan vennootschapsbelasting onderworpen resultaat, als gevolg van de mogelijkheid om voorzieningen voor pensioenverplichtingen van dat resultaat af te trekken, terwijl over dividenden die aan een niet-ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die voor een dergelijk fonds een definitieve belastingheffing vormt, wanneer het niet-ingezeten pensioenfonds de ontvangen dividenden gebruikt voor toevoeging aan de voorzieningen voor pensioenen die het in de toekomst moet betalen, hetgeen aan de verwijzende rechter staat om na te gaan.

Artikel 64, lid 1, VWEU moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling op grond waarvan, ten eerste, over dividenden die door een ingezeten vennootschap aan een ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die volledig kan worden verrekend met de door dit fonds verschuldigde vennootschapsbelasting en die, wanneer zij hoger is dan de door het fonds verschuldigde vennootschapsbelasting, kan leiden tot een terugbetaling, en, ten tweede, die dividenden niet of nauwelijks leiden tot een verhoging van het aan vennootschapsbelasting onderworpen resultaat, als gevolg van de mogelijkheid om voorzieningen voor pensioenverplichtingen van dat resultaat af te trekken, terwijl over dividenden die aan een niet-ingezeten pensioenfonds worden uitgekeerd bronbelasting wordt geheven die voor een dergelijk fonds een definitieve belastingheffing vormt, voor de toepassing van die bepaling niet kan worden beschouwd als een op 31 december 1993 bestaande beperking.

____________

1 PB C 112 van 26.3.2018