Language of document :

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 mei 2020 – Europese Commissie / Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

(Zaak C-276/19)1

[Niet-nakoming – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Afwijkingen – Vereenvoudigingsmaatregelen en maatregelen ter voorkoming van belastingfraude of -ontwijking – Artikel 395, lid 2 – Verplichting van de lidstaten om de Europese Commissie in kennis te stellen van de bijzondere maatregelen die de btw-inning moeten vereenvoudigen – Wezenlijke wijziging van de aanvankelijk aangemelde maatregel]

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: X. Lewis en J. Jokubauskaitė, gemachtigden)

Verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: F. Shibli, gemachtigde, bijgestaan door O. Thomas, QC, en R. Hill, barrister)

Dictum

Door nieuwe vereenvoudigingsmaatregelen te nemen ter verlenging van het nultarief en de uitzondering op de normale registratievereisten voor belasting over de toegevoegde waarde, die waren vastgesteld bij de Value Added Tax (Terminal Markets) Order 1973 [decreet van 1973 betreffende de belasting over de toegevoegde waarde (termijnmarkten)], zoals gewijzigd bij de Value Added Tax (Terminal Markets) (Amendment) Order 1975 [wijzigingsdecreet van 1975 betreffende de belasting over de toegevoegde waarde (termijnmarkten)], zonder een verzoek bij de Europese Commissie in te dienen om de machtiging van de Raad van de Europese Unie te verkrijgen, is het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de verplichtingen niet nagekomen die op deze lidstaat rustten krachtens artikel 395, lid 2, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wordt verwezen in de kosten.

____________

1 PB C 206 van 17.6.2019.