Language of document : ECLI:EU:C:2020:1039

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

17 december 2020 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Cosmetische producten – Verordening (EG) nr. 1223/2009 – Artikel 19 – Verstrekking van informatie aan consumenten – Etikettering – Aanduidingen die moeten worden vermeld op de recipiënt of op de verpakking van producten – Etikettering in een vreemde taal – ,Functie van het cosmetische product’ – Begrip – Verpakkingen van cosmetische producten die een verwijzing naar een gedetailleerde productcatalogus in de taal van de consument bevatten”

In zaak C‑667/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Sąd Okręgowy w Warszawie XXIII Wydział Gospodarczy Odwoławczy (rechter in tweede aanleg, bevoegd voor ondernemingsrecht, 23e afdeling, Warschau, Polen) bij beslissing van 12 juli 2019, ingekomen bij het Hof op 9 september 2019, in de procedure

A. M.

tegen

E. M.,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: A. Prechal, kamerpresident, K. Lenaerts, president van het Hof, waarnemend rechter van de Derde kamer, N. Wahl (rapporteur), F. Biltgen en L. S. Rossi, rechters,

advocaat-generaal: M. Campos Sánchez-Bordona,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        A. M., vertegenwoordigd door A. Chołub, adwokat,

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door S. Baeyens en P. Cottin als gemachtigden,

–        de Deense regering, vertegenwoordigd door J. Nymann-Lindegren, M. S. Wolff en P. Z. L. Ngo als gemachtigden,

–        de Griekse regering, vertegenwoordigd door L. Kotroni, S. Charitaki en S. Papaioannou als gemachtigden,

–        de Litouwse regering, vertegenwoordigd door K. Dieninis en K. Juodelytė als gemachtigden,

–        de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. Bulterman en M. Noort als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Jáuregui Gómez en B. Sasinowska als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 juli 2020,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 19, lid 1, onder f), en lid 2, van verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB 2009, L 342, blz. 59).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen A. M. en E. M. over de ontbinding van de door deze partijen gesloten overeenkomst voor de aankoop van cosmetische producten.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 3, 4, 6, 7, 9 en 46 van verordening nr. 1223/2009 luiden:

„(3)      Deze verordening beoogt procedures te vereenvoudigen en terminologie te stroomlijnen waardoor de administratieve belasting en dubbelzinnigheden worden verminderd. Bovendien versterkt zij bepaalde elementen van het wettelijk kader voor cosmetica, zoals controle op de markt, om een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen.

(4)      Deze verordening harmoniseert in hoge mate de regels in de Gemeenschap om tot een interne markt voor cosmetische producten te komen en tevens een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen.

[…]

(6)      Deze verordening heeft slechts betrekking op cosmetische producten en niet op geneesmiddelen, medische hulpmiddelen of biociden. De grens tussen deze gebieden blijkt met name uit de gedetailleerde definitie van het begrip cosmetische producten, waarin zowel wordt verwezen naar de plaatsen waar deze producten worden aangebracht, als naar het doel dat met het gebruik ervan wordt nagestreefd.

(7)      De beoordeling of een product een cosmetisch product is moet van geval tot geval worden gemaakt, waarbij rekening moet worden gehouden met alle kenmerken van het product. […]

[…]

(9)      Cosmetische producten moeten onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden veilig zijn. Een afweging van de risico’s en de voordelen mag in het bijzonder geen risico voor de volksgezondheid rechtvaardigen.

[…]

(46)      Ten aanzien van de in cosmetische producten verwerkte ingrediënten is transparantie noodzakelijk. Deze transparantie moet worden bereikt door op de verpakking te vermelden welke ingrediënten in het cosmetische product zijn verwerkt. Indien het in de praktijk onmogelijk is de ingrediënten op de verpakking te vermelden, moet deze informatie worden bijgevoegd zodat de consument over deze informatie beschikt.”

4        Volgens artikel 1 van verordening nr. 1223/2009 worden in deze verordening regels vastgesteld waaraan alle cosmetische producten die op de markt worden aangeboden, moeten voldoen om de werking van de interne markt en een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen.

5        In artikel 2, lid 1, onder a), van die verordening worden „cosmetische producten” gedefinieerd als „alle stoffen of mengsels die bestemd zijn om in aanraking te worden gebracht met de delen van het menselijke lichaamsoppervlak (opperhuid, beharing, haar, nagels, lippen en uitwendige geslachtsorganen) of met de tanden en kiezen en de mondslijmvliezen, met het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk deze te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen en/of voornoemde lichaamsdelen te beschermen of in goede staat te houden of lichaamsgeuren te corrigeren”.

6        In artikel 3 van verordening nr. 1223/2009, met als opschrift „Veiligheid”, is bepaald:

„Cosmetische producten die op de markt worden aangeboden, moeten veilig zijn voor de volksgezondheid wanneer zij onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden worden aangewend, met name rekening houdend met het volgende:

a)      de aanbiedingsvorm […];

b)      de etikettering;

[…]”

7        Hoofdstuk VI („Consumenteninformatie”) van verordening nr. 1223/2009 omvat de artikelen 19 tot en met 21. Artikel 19 van deze verordening, met als opschrift „Etikettering”, bepaalt:

„1.      Onverminderd andere bepalingen in dit artikel worden cosmetische producten slechts op de markt aangeboden indien op de recipiënt en op de verpakking in onuitwisbare letters, goed leesbaar en zichtbaar, de volgende aanduidingen [zijn] aangebracht:

[…]

d)      de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik, en ten minste die welke zijn aangegeven in de bijlagen III tot en met VI en eventuele aanwijzingen omtrent bijzondere voorzorgsmaatregelen voor cosmetische producten voor professioneel gebruik;

[…]

f)      de functie van het cosmetische product, behalve wanneer deze blijkt uit de aanbiedingsvorm ervan;

g)      een lijst van ingrediënten. Deze informatie hoeft alleen op de verpakking te worden aangebracht. De lijst wordt voorafgegaan door de term ,ingredients’.

[…]

2.      Wanneer het in de praktijk onmogelijk is de in lid 1, onder d) en g), bedoelde aanduidingen zoals vastgesteld te vermelden, geldt het volgende:

–        [D]e aanduidingen worden op een bijsluiter of aangehecht blad, etiket, strook of kaart vermeld.

–        [T]enzij dit onuitvoerbaar is, wordt er naar deze informatie verwezen door middel van een verkorte aanduiding die, of het in punt 1 van bijlage VII vermelde symbool dat voor de in lid 1, onder d), bedoelde aanduidingen op de recipiënt of op de verpakking en voor de in lid 1, onder g), bedoelde aanduidingen op de verpakking moet zijn aangebracht.

3.      In het geval van zeep en badparels en andere kleine producten, wanneer het in de praktijk onmogelijk is de in lid 1, onder g), bedoelde informatie aan te brengen op een etiket, strook of kaart, gevoegd bij het product of een bijsluiter, wordt zij vermeld op een mededeling in de onmiddellijke nabijheid van de recipiënt waarin het cosmetische product te koop wordt aangeboden.

4.      Voor niet-voorverpakte cosmetische producten of voor cosmetische producten die op de plaats van verkoop op verzoek van de koper worden verpakt of worden voorverpakt met het oog op de onmiddellijke verkoop daarvan stellen de lidstaten vast op welke wijze de in lid 1 genoemde informatie wordt aangebracht.

5.      De taal waarin de in lid 1, onder b), c), d) en f) en in de leden 2, 3 en 4 bedoelde aanduidingen worden vermeld, wordt bepaald door de wetgeving van de lidstaten waarin het product aan de eindgebruiker wordt aangeboden.

[…]”

8        Artikel 20 van verordening nr. 1223/2009, met als opschrift „Beweringen inzake producten”, bepaalt in de leden 1 en 2 het volgende:

„1.      Bij het etiketteren, het op de markt aanbieden van en het maken van reclame voor cosmetische producten mogen de tekst, de benamingen, merken en afbeeldingen of andere al dan niet figuratieve tekens niet worden gebruikt om aan deze producten kenmerken of functies toe te schrijven die deze niet bezitten.

2.      In samenwerking met de lidstaten stelt de Commissie een actieplan op betreffende voor cosmetische producten gebruikte beweringen en bepaalt zij prioriteiten voor de vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de rechtvaardiging van een bewering.

[…]”

9        Bijlage VII („Symbolen die op de verpakking worden gebruikt”) bij die verordening bepaalt:

„1.      Verwijzing naar bijgesloten of aangehechte informatie

Image not found

[…]”.

 Pools recht

10      Artikel 2 van de ustawa o kosmetykach (wet inzake cosmetische producten) van 30 maart 2001 (Dz. U. nr. 42, volgnr. 473), in de versie die van kracht was toen de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verkoopovereenkomst werd gesloten (Dz. U. van 2013, volgnr. 475), luidt:

„1.      In deze wet wordt onder cosmetische producten verstaan alle chemische stoffen of mengsels die bestemd zijn om op oppervlakkige wijze in aanraking te worden gebracht met het menselijke lichaam, dat wil zeggen huid, haar en beharing, lippen, nagels, uitwendige geslachtsorganen, tanden en kiezen en mondslijmvliezen, met het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk deze te reinigen, te verzorgen, te beschermen of te parfumeren dan wel het uiterlijk ervan te wijzigen of de geur ervan te verbeteren.

2.      De minister van Volksgezondheid stelt bij besluit de meest gebruikte categorieën cosmetische producten vast, rekening houdend met de in lid 1 genoemde criteria.”

11      Artikel 6 van die wet bepaalt:

„1.      De verpakking van een cosmetisch product moet van een goed leesbaar en zichtbaar etiket worden voorzien op een manier die waarborgt dat het etiket niet gemakkelijk kan worden verwijderd.

2.      Onder voorbehoud van hetgeen bepaald is in lid 3, moet het op de recipiënt en op de individuele buitenverpakking aangebrachte etiket van de individuele verpakking van het cosmetische product de volgende aanduidingen bevatten:

[…]

5)      de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik van het cosmetische product wanneer dit product is bestemd om te worden gebruikt voor professionele doeleinden, naast andere noodzakelijke voorzorgen;

[…]

7)      de functie van het cosmetische product, wanneer deze niet blijkt uit de aanbiedingsvorm ervan;

8)      de lijst van ingrediënten zoals hun benaming luidt in de internationale nomenclatuur voor cosmetische ingrediënten (INCI), waarbij die lijst wordt voorafgegaan door de term ,ingredients’ […]

[…]

4.      Het is toegestaan de in lid 2, punt 8, bedoelde aanduidingen enkel aan te brengen op de individuele buitenverpakking van het cosmetische product.

[…]

6.      Wanneer de in lid 2, punten 5 en 8, bedoelde waarschuwingen of aanduidingen wegens de afmetingen of de vorm van de verpakking niet op de individuele buitenverpakking kunnen worden aangebracht, mogen zij worden vermeld op een bijsluiter of aangehecht blad, etiket, strook of kaart. In dat geval moet op de recipiënt of op de individuele buitenverpakking een verkorte aanduiding of een grafisch teken worden aangebracht waaruit blijkt dat de informatie bij het product is gevoegd.

7.      Wanneer het wegens de afmetingen of de vorm van de verpakking niet mogelijk is om de in lid 2, punt 8, bedoelde aanduidingen op een bijsluiter of aangehecht blad, etiket, strook of kaart te vermelden, worden zij rechtstreeks aangebracht op de recipiënt of op een voor de koper toegankelijke plaats waar het cosmetische product te koop wordt aangeboden.

8.      Wanneer het cosmetische product niet is voorverpakt per vast aantal stuks, maar op verzoek van de koper wordt verpakt op het verkooppunt, of wanneer het product met het oog op de onmiddellijke verkoop ervan is voorverpakt per vast aantal stuks, worden de in lid 2, punten 1 en 2 en 4 tot en met 8, genoemde aanduidingen aangebracht op de recipiënt of op de verpakking waarin het cosmetische product te koop wordt aangeboden.

[…]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

12      A. M., die onder meer eigenaar is van een schoonheidssalon, kocht bij E. M. cosmetische producten van een Amerikaanse fabrikant. E. M. is distributeur van deze producten.

13      Meer bepaald blijkt uit het aan het Hof overgelegde dossier dat A. M. een opleiding heeft gevolgd die door de handelsvertegenwoordiger van E. M. werd gegeven over de producten die E. M. verkocht. Tijdens deze opleiding kwam de etikettering van die producten aan bod en werden de eigenschappen van elk product toegelicht. Daartoe verschafte die vertegenwoordiger A. M. documentatie die in het Pools was opgesteld, alsmede detailhandelscatalogi en de papieren versie van het opleidingsmateriaal. Voorts was A. M. ervan in kennis gesteld dat het ging om Amerikaanse cosmetische producten waarvan de verpakking geen informatie in het Pools bevatte over de werking van de producten in kwestie, maar wel een symbool dat een hand met een open boek voorstelde en dat verwees naar een catalogus waarin alle informatie over die producten in het Pools was opgenomen.

14      Na die opleiding kocht A. M. bij E. M. op 28 en 29 januari 2016 veertig detailhandelscatalogi voor 0,01 Poolse zloty (PLN) per stuk (ongeveer 0,002 EUR) en tien bedrijfscatalogi voor 0,01 PLN per stuk alsook diverse cosmetische producten – te weten crèmes, maskers en poeders – voor een brutobedrag van 3 184,25 PLN (711,61 EUR). De verpakking van de producten bevatte de naam van de verantwoordelijke instantie, de originele benaming van het cosmetische product, de samenstelling ervan, de houdbaarheidsdatum ervan en het serienummer ervan, alsmede een symbool dat een hand met een open boek voorstelde en dat verwees naar de Poolse versie van de catalogus.

15      A. M. beëindigde de overeenkomst inzake de verkoop van voornoemde producten omdat de verkochte waar gebreken vertoonde, waarbij zij aanvoerde dat de verpakking geen informatie in het Pools bevatte over de functie van het product, waardoor het onmogelijk was om dit product te identificeren en de werking ervan te kennen, doordat deze kenmerken niet bleken uit de aanbiedingsvorm. Zij wees erop dat de verpakking van de cosmetische detailhandelsproducten die zij bij de laatste levering had ontvangen, niet de vermeldingen in het Pools bevatte die vereist waren krachtens het recht dat in Polen van toepassing is op de handel in cosmetische producten, te weten de vermeldingen die voortvloeien uit artikel 19, lid 1, onder f), en lid 5, van verordening nr. 1223/2009. Zij voerde tevens aan dat de wettelijk vereiste informatie in het Pools enkel was opgenomen in de catalogus, die niet verbonden was met het product.

16      E. M. verzekerde op zijn beurt dat de producten geëtiketteerd waren overeenkomstig de geldende nationale bepalingen en artikel 19 van verordening nr. 1223/2009. Zo merkte hij op dat op de producten een symbool was aangebracht dat een hand met een open boek voorstelde en dat de eindgebruiker van het product verwees naar een bijsluiter of aangehecht blad, in casu een catalogus in het Pools die samen met elk product werd geleverd. Hij preciseerde dat die catalogus een volledig overzicht in het Pools bevatte van de producten en de functies ervan, met name van de contra-indicaties, de wijze van gebruik en de ingrediënten ervan.

17      A. M. heeft bij de Sąd Rejonowy dla m. st. Warszawy w Warszawie (rechter in eerste aanleg Warschau, Polen) een beroep ingesteld dat ertoe strekte dat de kosten voor de aankoop van de producten in kwestie zouden worden terugbetaald. Die rechter heeft het beroep verworpen omdat A. M. niet succesvol had kunnen aantonen dat zij niet wist dat de producten geen aanduidingen in het Pools bevatten. Diezelfde rechter heeft met name rekening gehouden met de eerdere samenwerking tussen partijen, met het feit dat A. M. niet eerder had gemeld dat de waar gebreken vertoonde, en met de omstandigheid dat in casu op de individuele buitenverpakking van de producten een symbool was aangebracht dat verwees naar bijgevoegde informatie, waarbij het symbool in kwestie de leesbaarheid en de communicatie met de consument moest verbeteren.

18      A. M. heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij de Sąd Okręgowy w Warszawie XXIII Wydział Gospodarczy Odwoławczy (rechter in tweede aanleg, bevoegd voor ondernemingsrecht, 23e afdeling, Warschau, Polen). Zij is met name opgekomen tegen het oordeel van de rechter in eerste aanleg dat de catalogus waarnaar verwezen werd, impliceerde dat de haar verkochte cosmetische producten juist geëtiketteerd waren. Uit het verzamelde bewijsmateriaal bleek immers niet dat het onmogelijk was om de vereiste informatie aan te brengen op de betreffende producten.

19      In deze omstandigheden heeft de Sąd Okręgowy w Warszawie XXIII Wydział Gospodarczy Odwoławczy besloten de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen te stellen:

„1)      Moet artikel 19, lid 1, onder f), van [verordening nr. 1223/2009], dat bepaalt dat op de recipiënt en op de verpakking van cosmetische producten, in onuitwisbare letters, goed leesbaar en zichtbaar, aanduidingen over de functie ervan moeten zijn aangebracht, behalve wanneer deze functie blijkt uit de aanbiedingsvorm ervan, aldus worden uitgelegd dat hiermee wordt verwezen naar de wezenlijke functies van het cosmetische product in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van de verordening, namelijk dat dit het oogmerk heeft lichaamsdelen te reinigen, te verzorgen en te beschermen (in goede staat te houden), te parfumeren en te verfraaien (het uiterlijk te wijzigen), of moeten de recipiënt en de verpakking tevens aanduidingen bevatten over specifiekere functies die het mogelijk maken de eigenschappen van het betreffende product te identificeren?

2)      Moeten artikel 19, lid 2, van [verordening nr. 1223/2009] en overweging 46 ervan aldus worden uitgelegd dat de in lid 1, onder d), g) en f), van deze bepaling bedoelde aanduidingen, te weten de voorzorgen in verband met het gebruik, de ingrediënten en de functie, kunnen worden opgenomen in een bedrijfscatalogus die ook andere producten bevat, met gebruikmaking van het in bijlage VII, punt 1, afgebeelde symbool op de verpakking?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste prejudiciële vraag

20      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 19, lid 1, onder f), van verordening nr. 1223/2009 aldus moet worden uitgelegd dat de aanduiding van de „functie van het cosmetische product”, die krachtens deze bepaling op de recipiënt en op de verpakking van dit product moet zijn aangebracht, de consument uitsluitend hoeft te informeren over de in artikel 2, lid 1, onder a), van die verordening vermelde doelstellingen die met het gebruik van het product in kwestie worden nagestreefd – te weten het reinigen, het parfumeren, het wijzigen van het uiterlijk, het beschermen, het in goede staat houden en het corrigeren van lichaamsgeuren – dan wel of die aanduiding de consument tevens moet informeren over alle functies die het mogelijk maken om de specifieke eigenschappen van dat product te identificeren.

21      Op grond van artikel 19, lid 1, onder f), van verordening nr. 1223/2009 mogen cosmetische producten slechts op de markt worden aangeboden indien op de recipiënt en op de verpakking in onuitwisbare letters, goed leesbaar en zichtbaar, de aanduiding van „de functie van het cosmetische product” is aangebracht, „behalve wanneer deze blijkt uit de aanbiedingsvorm ervan”.

22      Voor de uitlegging van het begrip „functie van het cosmetische product” in de zin van bovengenoemde bepaling moet volgens vaste rechtspraak niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met haar context en met de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan zij deel uitmaakt (arrest van 2 april 2020, kunsthaus muerz, C‑20/19, EU:C:2020:273, punt 28, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

23      In de eerste plaats bevat die bepaling geen definitie van het begrip de „functie van het cosmetische product”. Dit begrip wordt overigens niet gebruikt in andere bepalingen van verordening nr. 1223/2009.

24      In artikel 2, lid 1, onder a), van deze verordening wordt een cosmetisch product gedefinieerd aan de hand van drie criteria. Deze bepaling bevat ten eerste een criterium dat betrekking heeft op de aard van het product in kwestie, namelijk dat er sprake moet zijn van een stof of een mengsel van stoffen, ten tweede een criterium dat betrekking heeft op het deel van het menselijke lichaam waarmee dit product in contact zal worden gebracht, en ten derde een criterium dat betrekking heeft op het doel dat wordt nagestreefd met het gebruik van dat product (zie in die zin arrest van 3 september 2015, Colena, C‑321/14, EU:C:2015:540, punt 19).

25      Wat laatstgenoemd criterium betreft, wordt in die bepaling gepreciseerd dat een cosmetisch product slechts als zodanig kan worden gedefinieerd indien het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk van dat product erin bestaat de in diezelfde bepaling genoemde lichaamsdelen te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen en/of deze lichaamsdelen te beschermen of in goede staat te houden of lichaamsgeuren te corrigeren.

26      In de tweede plaats dient met betrekking tot zowel de context van artikel 19, lid 1, van verordening nr. 1223/2009 als de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan die bepaling deel uitmaakt, te worden opgemerkt dat artikel 19 – dat het eerste artikel is van hoofdstuk VI („Consumenteninformatie”) van die verordening – de etiketteringsvoorschriften bevat waaraan alle in de Europese Unie op de markt gebrachte cosmetische producten dienen te voldoen.

27      Uit het geheel van de bepalingen van verordening nr. 1223/2009 – met name artikel 1 van deze verordening, gelezen in het licht van de overwegingen 3 en 4 ervan – blijkt dat die verordening tot doel heeft uitputtend de in de Unie geldende regels te harmoniseren om een interne markt voor cosmetische producten tot stand te brengen en tevens een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te waarborgen (zie in die zin arrest van 12 april 2018, Fédération des entreprises de la beauté, C‑13/17, EU:C:2018:246, punten 23‑25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

28      In dit verband is het, zoals in overweging 9 van verordening nr. 1223/2009 wordt gepreciseerd, van belang dat cosmetische producten onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden veilig zijn. Zoals uit artikel 3, eerste alinea, onder a) en b), van deze verordening blijkt, moeten op de markt aangeboden cosmetische producten veilig zijn voor de volksgezondheid wanneer zij „onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden” worden aangewend, waarbij met name rekening wordt gehouden met factoren die betrekking hebben op de aanbiedingsvorm en de etikettering ervan. Derhalve bestaat er een nauw verband tussen de veiligheid van de op de markt gebrachte cosmetische producten en de voorschriften inzake de aanbiedingsvorm en etikettering ervan.

29      Met artikel 19 van verordening nr. 1223/2009 wordt dan ook beoogd de voorschriften inzake de verpakking en etikettering van cosmetische producten uitputtend te harmoniseren, omdat deze harmonisatie niet enkel bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstelling van het in de handel brengen van cosmetische producten in de Unie, maar tevens tot doel heeft de volksgezondheid te beschermen, in die zin dat informatie die de consument kan misleiden ten aanzien van de kenmerken van een cosmetisch product, ook gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid.

30      Uit een en ander volgt dat aan de in artikel 19, lid 1, onder f), van verordening nr. 1223/2009 neergelegde verplichting om op de recipiënt en op de verpakking van een cosmetisch product in onuitwisbare, gemakkelijk leesbare en zichtbare letters informatie aan te brengen over de functie van dit product niet is voldaan in geval van de loutere aanduiding van de in artikel 2, lid 1, onder a), van die verordening vermelde doelstellingen die met het gebruik van dat product worden nagestreefd, te weten het reinigen, parfumeren, wijzigen van het uiterlijk, beschermen of in goede staat houden van de in die bepaling genoemde lichaamsdelen of het corrigeren van lichaamsgeuren.

31      Hieruit volgt eveneens dat op basis van die doelstellingen weliswaar kan worden vastgesteld of een bepaald product gelet op het gebruik en het doel ervan kan worden aangemerkt als een cosmetisch product (zie in die zin arrest van 3 september 2015, Colena, C‑321/14, EU:C:2015:540, punten 19 en 22), en dus, zoals blijkt uit overweging 6 van verordening nr. 1223/2009, kan worden onderscheiden van andere, niet binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende producten, maar dat de „functie van het cosmetische product” in de zin van artikel 19, lid 1, onder f), van die verordening betrekking heeft op de aanduiding van specifiekere kenmerken van het product in kwestie.

32      De aanduiding van die specifiekere kenmerken moet de consument in staat stellen om op de recipiënt en op de verpakking van het product te beschikken over volledigere informatie over het gebruik en de wijze van gebruik van dit product, wanneer deze informatie niet blijkt uit de aanbiedingsvorm ervan. Derhalve stelt die aanduiding de consument in staat om het product met volledige kennis van zaken te kiezen en aldus te voorkomen dat hij wordt misleid, alsmede om dit product op passende wijze te gebruiken opdat de doelstelling van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid wordt bereikt.

33      Voorts mag het begrip „functie van het cosmetische product” in de zin van artikel 19, lid 1, onder f), van verordening nr. 1223/2009 evenmin worden verward met de in artikel 20 van deze verordening bedoelde „beweringen inzake producten”, waarvoor specifieke regels zijn neergelegd in verordening (EU) nr. 655/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de rechtvaardiging van beweringen over cosmetische producten (PB 2013, L 190, blz. 31), aangezien deze „beweringen” tot doel hebben een grotere hoeveelheid informatie te verstrekken over de kenmerken of de eigenschappen van die producten.

34      Bijgevolg moet op de specifieke vragen van de verwijzende rechter worden geantwoord dat de gedetailleerde informatie over de eigenschappen van een cosmetisch product – met name over de gewenste werking en de doelgroep ervan – geen deel uitmaakt van de aanduidingen die moeten worden aangebracht in verband met de in artikel 19, lid 1, onder f), van verordening nr. 1223/2009 bedoelde „functie van het cosmetische product”.

35      Wat betreft de aard en de omvang van de informatie over de functie van het cosmetische product die krachtens die bepaling moet worden aangebracht op de recipiënt en de verpakking van dit product, zij opgemerkt dat deze informatie in elk geval dient te worden beoordeeld in het licht van de kenmerken en de eigenschappen van elk product in kwestie, rekening houdend met de vermoedelijke verwachting van een normaal geïnformeerde, redelijk oplettende en omzichtige gemiddelde consument (zie in die zin arresten van 13 januari 2000, Estée Lauder, C‑220/98, EU:C:2000:8, punten 27 en 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en 24 oktober 2002, Linhart en Biffl, C‑99/01, EU:C:2002:618, punt 31).

36      Die bepaling vereist dat de informatie op de recipiënt en op de verpakking van het cosmetische product – die in voorkomend geval beperkt is tot de generieke benaming van het product in kwestie of de gangbare benaming ervan – een normaal geïnformeerde, redelijk oplettende en omzichtige gemiddelde consument duidelijk informeert over de functie van het betreffende product, zodat hij niet wordt misleid ten aanzien van het gebruik en de wijze van gebruik ervan, en dat hij dit product zodanig gebruikt dat zijn gezondheid er niet door wordt geschaad.

37      Gelet op een en ander dient op de eerste prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 19, lid 1, onder f), van verordening nr. 1223/2009 aldus moet worden uitgelegd dat de aanduiding van de „functie van het cosmetische product”, die krachtens deze bepaling op de recipiënt en op de verpakking van dit product moet zijn aangebracht, de consument duidelijk over het gebruik en de wijze van gebruik van dat product moet informeren opdat de consument het product in kwestie veilig kan gebruiken zonder dat zijn gezondheid erdoor wordt geschaad, hetgeen impliceert dat die bepaling niet kan worden beperkt tot de loutere aanduiding van de in artikel 2, lid 1, onder a), van die verordening vermelde doelstellingen die met het gebruik van het product worden nagestreefd. Het staat aan de verwijzende rechter om gelet op de kenmerken en de eigenschappen van het betreffende product en de verwachtingen van een normaal geïnformeerde, redelijk oplettende en omzichtige gemiddelde consument de aard en de omvang vast te stellen van de informatie die uit dien hoofde op de recipiënt en op de verpakking van het product moet zijn aangebracht opdat dit product kan worden gebruikt zonder dat zulks gevaar oplevert voor de volksgezondheid.

 Tweede prejudiciële vraag

38      Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 aldus moet worden uitgelegd dat de in artikel 19, lid 1, onder d), f) en g), van deze verordening bedoelde aanduidingen, te weten die welke betrekking hebben op respectievelijk de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik van het cosmetische product, de functie van dit product en de ingrediënten ervan, kunnen worden vermeld in een bedrijfscatalogus waarin ook andere producten worden gepresenteerd, wanneer op de verpakking of op de recipiënt van het cosmetische product het in punt 1 van bijlage VII bij die verordening bedoelde symbool is aangebracht.

39      Artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 bepaalt dat de aanduidingen betreffende de informatie over de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik en over de ingrediënten, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, onder d), respectievelijk onder g), van deze verordening, „op een bijsluiter of aangehecht blad, etiket, strook of kaart vermeld” moeten worden wanneer het in de praktijk onmogelijk is om die aanduidingen op het etiket te vermelden. In dat geval vereist artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 dat er, tenzij dit onuitvoerbaar is, naar die informatie wordt verwezen door middel van een verkorte aanduiding die, of het in punt 1 van bijlage VII vermelde symbool dat, voor de in lid 1, onder d), bedoelde aanduidingen op de recipiënt of op de verpakking en voor de in lid 1, onder g), bedoelde aanduidingen op de verpakking moet zijn aangebracht.

40      Hieruit volgt in de eerste plaats dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de aanduiding betreffende de functie van het product, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, onder f), van verordening nr. 1223/2009, en anderzijds de aanduidingen betreffende de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik en de ingrediënten, zoals bedoeld in artikel 19, lid 1, onder d) en g), van die verordening, aangezien enkel laatstgenoemde aanduidingen onder de in lid 2 van dat artikel gestelde voorwaarden elders dan op het etiket van het product mogen worden vermeld.

41      In de tweede plaats moet de in artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 bedoelde afwijking van de in artikel 19, lid 1, van deze verordening neergelegde etiketteringsverplichtingen worden uitgelegd in het licht van overweging 46 van die verordening. Daarin staat te lezen dat „[i]ndien het in de praktijk onmogelijk is de ingrediënten op de verpakking te vermelden, […] deze informatie [moet] worden bijgevoegd zodat de consument over deze informatie beschikt”.

42      Artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 voert dus een regeling in die afwijkt van de algemene etiketteringsregeling, zodat deze bepaling restrictief moet worden uitgelegd (zie naar analogie arrest van 13 september 2001, Schwarzkopf, C‑169/99, EU:C:2001:439, punt 31).

43      Wat het hoofdgeding betreft, staat het uitsluitend aan de verwijzende rechter om van geval tot geval aan de hand van de feiten van het bij hem aanhangige geding vast te stellen of aan de voorwaarden voor de toepassing van bovengenoemde bepaling is voldaan. De verwijzing naar „een afzonderlijke bedrijfscatalogus waarin verschillende producten worden gepresenteerd”, zoals die welke bij de verkoop van de producten in kwestie is verstrekt, lijkt evenwel niet in overeenstemming te zijn met de bepalingen van verordening nr. 1223/2009.

44      Ten eerste mag overeenkomstig artikel 19, lid 2, van deze verordening in geval van een dergelijke verwijzing enkel „een bijsluiter of aangehecht blad, etiket, strook of kaart” worden gebruikt als drager die losstaat van het cosmetische product. Bijlage VII bij die verordening – waarin de drie symbolen zijn opgenomen die op de verpakking of op de recipiënt van dat product kunnen worden aangebracht – voorziet blijkens het opschrift van punt 1 ervan uitdrukkelijk in de „[v]erwijzing naar bijgesloten of aangehechte informatie”. Met een dergelijke verwijzing correspondeert het symbool dat een hand met een open boek weergeeft. Een afzonderlijk geleverde bedrijfscatalogus waarin niet alleen het cosmetische product of de cosmetische producten in kwestie worden beschreven, maar ook andere producten uit het door de fabrikant aangeboden assortiment, is niet bijgesloten bij of gehecht aan een specifiek product.

45      Ten tweede volgt uit artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 dat de vermelding van de in lid 1 van dat artikel bedoelde aanduidingen op een drager die losstaat van het cosmetische product enkel is toegestaan wanneer het „in de praktijk” onmogelijk is om die aanduidingen op de etikettering aan te brengen. Deze onmogelijkheid betreft situaties waarin het wegens de aard en de aanbiedingsvorm zelf van het product materieel onmogelijk is om bepaalde aanduidingen aan te brengen.

46      In zoverre heeft de door de verwijzende rechter genoemde omstandigheid dat de cosmetische producten in kwestie worden ingevoerd – hetgeen, gelet op de verplichting om de vereiste aanduidingen in de overeenkomstig artikel 19, lid 5, van verordening nr. 1223/2009 bepaalde taal op te nemen, organisatorische en financiële moeilijkheden kan opleveren die verband houden met de noodzaak om bepaalde informatie te vertalen en om over te gaan tot heretikettering of zelfs ompakking – niet tot gevolg dat het praktisch onmogelijk is om die aanduidingen aan te brengen op de etikettering. De kosten die het opnieuw etiketteren van die producten in een andere taal met het oog op het in de handel brengen ervan in andere lidstaten met zich meebrengt, kunnen in geen geval worden beschouwd als een rechtvaardiging voor een onvolledige etikettering van het product op de recipiënt en de verpakking.

47      De bij artikel 19, lid 5, van verordening nr. 1223/2009 opgelegde verplichting om de in artikel 19, lid 1, onder b) tot en met d) en f), en de in artikel 19, leden 2 tot en met 4, van die verordening bedoelde informatie te vermelden in de taal die wordt voorgeschreven door de wetgeving van de lidstaat waar het product ter beschikking van de eindgebruiker wordt gesteld, maakt het mogelijk een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen. De bescherming van de volksgezondheid zou immers niet ten volle kunnen worden gewaarborgd indien de consumenten niet in staat waren om volledig kennis te nemen van met name de aanduidingen betreffende de functie van het cosmetische product in kwestie en de bijzondere voorzorgsmaatregelen die bij het gebruik ervan in acht moeten worden genomen, en om die aanduidingen te begrijpen. De informatie die de fabrikanten of distributeurs van de in verordening nr. 1223/2009 bedoelde cosmetische producten op de recipiënt en de verpakking van het product moeten aanbrengen, verliest haar praktisch nut wanneer zij niet wordt verstrekt in een taal die begrijpelijk is voor de personen waarvoor zij bestemd is, tenzij die informatie doeltreffend kan worden verstrekt door middel van pictogrammen of andere tekens dan woorden (zie naar analogie arrest van 13 september 2001, Schwarzkopf, C‑169/99, EU:C:2001:439, punt 40 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

48      Dat met de etikettering van de cosmetische producten een persoon is belast die geen partij is bij de in het hoofdgeding aan de orde zijnde verkoopovereenkomst, te weten de fabrikant van deze producten, en niet de distributeur van deze producten, betekent evenmin dat het in de praktijk onmogelijk is om de vereiste aanduidingen aan te brengen op de etikettering van die producten. Zoals het Hof heeft gepreciseerd, rechtvaardigt in dit verband het verlangen van de fabrikant of de distributeur van dergelijke producten om het verkeer ervan binnen de Unie te vergemakkelijken op zichzelf niet dat de verplichte informatie niet volledig wordt vermeld. Aangezien het begrip „onmogelijk” in het algemeen betrekking heeft op een feitelijke omstandigheid waarop degene die ze inroept geen invloed heeft, kan dat begrip niet aldus worden opgevat dat de fabrikant of distributeur van cosmetische producten wegens het aantal talen dat hij wil gebruiken – al dan niet talen van de Unie – naar believen kan aanvoeren dat het in de zin van artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 „in de praktijk onmogelijk” is om de aanduidingen in kwestie aan te brengen op de etikettering (zie naar analogie arrest van 13 september 2001, Schwarzkopf, C‑169/99, EU:C:2001:439, punt 35).

49      Op de tweede prejudiciële vraag dient dan ook te worden geantwoord dat artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 aldus moet worden uitgelegd dat de in artikel 19, lid 1, onder d), f) en g), van deze verordening bedoelde aanduidingen, te weten die welke betrekking hebben op respectievelijk de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik van het cosmetische product, de functie van dit product en de ingrediënten ervan, niet kunnen worden vermeld in een bedrijfscatalogus waarnaar wordt verwezen met het in punt 1 van bijlage VII bij die verordening bedoelde symbool dat is aangebracht op de verpakking of de recipiënt van dat product.

 Kosten

50      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 19, lid 1, onder f), van verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten moet aldus worden uitgelegd dat de aanduiding van de „functie van het cosmetische product”, die krachtens deze bepaling op de recipiënt en op de verpakking van dit product moet zijn aangebracht, de consument duidelijk over het gebruik en de wijze van gebruik van dat product moet informeren opdat de consument het product in kwestie veilig kan gebruiken zonder dat zijn gezondheid erdoor wordt geschaad, hetgeen impliceert dat die bepaling niet kan worden beperkt tot de loutere aanduiding van de in artikel 2, lid 1, onder a), van die verordening vermelde doelstellingen die met het gebruik van het product worden nagestreefd. Het staat aan de verwijzende rechter om gelet op de kenmerken en de eigenschappen van het betreffende product en de verwachtingen van een normaal geïnformeerde, redelijk oplettende en omzichtige gemiddelde consument de aard en de omvang vast te stellen van de informatie die uit dien hoofde op de recipiënt en op de verpakking van het product moet zijn aangebracht opdat dit product kan worden gebruikt zonder dat zulks gevaar oplevert voor de volksgezondheid.

2)      Artikel 19, lid 2, van verordening nr. 1223/2009 moet aldus worden uitgelegd dat de in artikel 19, lid 1, onder d), f) en g), van deze verordening bedoelde aanduidingen, te weten die welke betrekking hebben op respectievelijk de bijzondere voorzorgen in verband met het gebruik van het cosmetische product, de functie van dit product en de ingrediënten ervan, niet kunnen worden vermeld in een bedrijfscatalogus waarnaar wordt verwezen met het in punt 1 van bijlage VII bij die verordening bedoelde symbool dat is aangebracht op de verpakking of de recipiënt van dat product.

ondertekeningen


*      Procestaal: Pools.