Language of document : ECLI:EU:C:2016:29

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

Y. BOT

van 20 januari 2016 (1)

Zaak C‑25/15

Strafprocedure

tegen

István Balogh

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Budapest Környéki Törvényszék (rechtbank van Boedapest‑agglomeratie, Hongarije)]

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Recht op vertolking en vertaling – Richtlijn 2010/64/EU – Werkingssfeer – Begrip ‚strafprocedure’ – Procedure voorzien in een lidstaat betreffende de erkenning van een beslissing in strafzaken, gegeven door een rechterlijke instantie van een andere lidstaat – Kosten van vertaling van de beslissing – Kaderbesluit 2009/315/JBZ – Besluit 2009/316/JBZ – Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS)”





1.        Met het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing vraagt de Budapest Környéki Törvényszék (rechtbank van Boedapest‑agglomeratie, Hongarije) het Hof om uitlegging van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures(2).

2.        Dit verzoek is ingediend in het kader van een aanhangige procedure bij de verwijzende rechter betreffende de erkenning in Hongarije van de gevolgen van een definitief vonnis van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat, te weten de Republiek Oostenrijk, waar Balogh is veroordeeld tot gevangenisstraf ter zake van het plegen van een strafbaar feit en is verwezen in de kosten van het geding.

3.        Uit de verwijzingsbeslissing volgt dat het Landesgericht Eisenstadt (regionale rechtbank te Eisenstadt, Oostenrijk), bij vonnis van 13 mei 2014 dat op 8 oktober 2014 definitief is geworden(3), Balogh, een Hongaarse onderdaan, heeft veroordeeld tot gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden wegens diefstal met braak, met verwijzing in de kosten van het geding. Balogh wordt in Oostenrijk gevangen gehouden waar hij zijn straf tot 24 december 2017 moet uitzitten.

4.        Uit de mondelinge behandeling voor het Hof, in het bijzonder de door de Oostenrijkse regering verstrekte uitleg, blijkt dat het Landesgericht Eisenstadt de belangrijkste gegevens van de uitspraak tegen Balogh op 15 september 2014 aan het Oostenrijkse strafregister (österreichisches Strafregisteramt) heeft gezonden onder vermelding van de ECRIS-code die correspondeert met de strafbare feiten die tot de veroordeling hebben geleid, in overeenstemming met besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) en met artikel 11 van kaderbesluit 2009/315/JBZ.(4)

5.        Op 21 september 2014(5) heeft het Oostenrijkse strafregister, als centrale Oostenrijkse autoriteit in de zin van artikel 3 van kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten(6), overeenkomstig de verplichting van artikel 4, lid 2, eerste alinea, van dit kaderbesluit de centrale Hongaarse autoriteit, te weten het centraal bureau van administratieve en openbare elektronische diensten (Közigazgatási és Elektronikus Közszolgáltatások Központi Hivatala), langs elektronische weg geïnformeerd over de uitspraak, op de wijze als geregeld in het kader van het ECRIS.

6.        Het Hongaarse ministerie van Justitie (magyar Igazságügyi Minisztérium) heeft vervolgens het Landesgericht Eisenstadt erop gewezen dat kennisgeving van de beslissing vereist was voor de erkenning van de werking ervan in Hongarije. Het voegde eraan toe dat als de buitenlandse beslissing eenmaal in Hongarije was erkend, deze dezelfde waarde zou hebben als een nationale veroordeling die is ingeschreven in het strafregister.

7.        In het kader van deze in het Hongaarse recht geregelde bijzondere procedure voor de erkenning van buitenlandse beslissingen wenst de in deze procedure bevoegde rechterlijke instantie, de Budapest Környéki Törvényszék, te vernemen of de kosten van vertaling van de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt al dan niet op Balogh kunnen worden verhaald.

8.        De volgende bepalingen van Hongaars recht zijn in casu relevant.

9.        Artikel 46 van wet nr. XXXVIII van 1996 inzake internationale rechtshulp in strafzaken (a nemzetközi bűnügyi jogsegélyről szóló 1996. évi XXXVIII. törvény) luidt als volgt:

„(1)      De minister van Justitie ontvangt de betekeningen die nodig zijn voor de erkenning van de werking van een buitenlandse beslissing, alsmede buitenlandse verzoeken tot overdracht van de tenuitvoerlegging van een straf of vrijheidsbenemende veiligheidsmaatregel, inbeslagneming of verbeurdverklaring van tegoeden, of een maatregel tot definitieve blokkering van elektronische gegevens, en, indien artikel 2 van de onderhavige wet zich hier niet tegen verzet, zendt hij ze door naar de bevoegde rechterlijke instantie. De Fővárosi Törvényszék is absoluut en relatief bevoegd om te onderzoeken of is voldaan aan de in de onderhavige wet bepaalde voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van een straf of vrijheidsbenemende veiligheidsmaatregel, inbeslagneming of verbeurdverklaring van tegoeden, of een maatregel tot definitieve blokkering van elektronische gegevens.

[...]

(3)      Tenzij anders bepaald in de onderhavige wet, zijn op de gerechtelijke procedure de algemene voorschriften van hoofdstuk XXIX van de wet nr. XIX van 1998 tot invoering van het wetboek van strafvordering [a büntetőeljárásról szóló 1998 évi XIX. Törvény; hierna: ‚wetboek van strafvordering’] betreffende bijzondere procedures, met uitzondering van de bepalingen van artikel 555, lid 2, onder b) en d), van toepassing.”

10.      Bovendien bepaalt artikel 48 van de wet inzake internationale rechtshulp in strafzaken:

„(1)      Als de rechter uitspraak doet, is hij gebonden aan de feiten die door de buitenlandse rechter zijn vastgesteld.

(2)      Tijdens de voor hem gevoerde procedure stelt de rechter vast wat de rechtsgevolgen zijn die het Hongaarse recht aan de veroordeling verbindt. Als de door de buitenlandse rechter opgelegde straf of maatregel niet geheel verenigbaar is met het Hongaarse recht, bepaalt de rechter in zijn beslissing wat de op te leggen straf of maatregel naar Hongaars recht is, op zodanige wijze dat deze zoveel mogelijk overeenkomt met de door de buitenlandse rechter opgelegde straf of maatregel, en – in het geval van een verzoek tot tenuitvoerlegging – spreekt hij zich uit over de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel.

(3)      Bij de vaststelling van de op te leggen straf of maatregel wordt uitgegaan van het toepasselijke recht op het tijdstip van het plegen van het strafbare feit; als op het tijdstip van de vaststelling van de op te leggen straf of maatregel de betrokken handeling volgens het Hongaarse recht niet langer een strafbaar feit is of minder streng wordt bestraft, wordt dit nieuwe recht toegepast.”

11.      Artikel 9, lid 1, van wet nr. XIX van 1998 tot invoering van het wetboek van strafvordering bepaalt dat de strafprocedure in de Hongaarse taal verloopt.

12.      Overeenkomstig artikel 338, lid 1, van het wetboek van strafvordering verwijst de rechter de verdachte in de kosten wanneer hij schuldig is bevonden aan of aansprakelijk is gesteld voor het plegen van een strafbaar feit. Deze bepaling ziet niet op de kosten van de strafprocedure die wettelijk ten laste komen van een derde. Volgens artikel 338, lid 2, van dit wetboek kan de verdachte enkel worden verwezen in de kosten die zijn gemaakt in verband met de handeling of het deel van de feiten waarvoor hij schuldig is bevonden of aansprakelijk is gehouden. Hij kan niet worden verwezen in kosten die zonder noodzaak zijn ontstaan, tenzij het ontstaan ervan aan zijn nalatigheid is te wijten.

13.      Artikel 339, lid 1, van dit wetboek bepaalt dat de staat de kosten draagt die niet ten laste komen van de verdachte.

14.      Artikel 555, lid 1, van het wetboek van strafvordering bepaalt dat de bijzondere procedures worden beheerst door de bepalingen van dit wetboek, onverminderd hetgeen in dit hoofdstuk is bepaald.

15.      Artikel 555, lid 2, onder j), van dit wetboek bepaalt dat de verdachte de kosten van de bijzondere procedures draagt, voor zover hij wordt verwezen in de kosten van de hoofdzaak.

16.      De verwijzende rechter legt uit dat in het Hongaarse recht de zogenoemde „bijzondere” procedures ertoe dienen om, nadat bij definitieve beslissing uitspraak is gedaan over de strafrechtelijke hoofdproblematiek, accessoire strafrechtelijke kwesties te beslechten die nauw verband houden met de hoofdzaak. Het gaat met andere woorden om accessoire vereenvoudigde procedures.

17.      De verwijzende rechter geeft eveneens aan dat de bijzondere procedure waarop het hoofdgeding betrekking heeft, geen dubbele veroordeling impliceert en niet meer omvat dan de toekenning van hetzelfde gezag aan de buitenlandse beslissing als de beslissing van een Hongaarse rechter zou hebben.

18.      Aangezien de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt in het Duits is gesteld, is de verwijzende rechter van oordeel dat in het kader van de toepassing van deze bijzondere procedure hij moet zorgen voor de vertaling in de procestaal, in dit geval het Hongaars. In dit verband licht hij toe dat in Hongarije vertaalkosten als kosten van de strafprocedure worden beschouwd.

19.      De verwijzende rechter merkt op dat zich in Hongarije twee verschillende praktijken hebben ontwikkeld in verband met het in rekening brengen van vertaalkosten als kosten van de strafprocedure.

20.      Volgens de eerste praktijk moet uit richtlijn 2010/64 worden afgeleid dat bij de erkenning van de werking van een buitenlandse beslissing de vertaalkosten als kosten van de strafprocedure voor rekening komen van de staat. In het bijzonder gelet op artikel 1, lid 1, van deze richtlijn, dat voorziet in voorschriften met betrekking tot het recht op vertolking en vertaling in met name strafprocedures, moeten tot deze laatste mede de bijzondere procedures geacht worden te behoren.

21.      De Nationale bepalingen die de vertaalkosten als kosten van de bijzondere procedure ten laste brengen van degene die in de hoofdzaak veroordeeld is in de kosten, moeten dientengevolge buiten beschouwing worden gelaten.

22.      Artikel 9 van het wetboek van strafvordering moet dan ook worden toegepast, volgens hetwelk een Hongaarse verdachte het recht heeft om zijn moedertaal te gebruiken, zodat de kosten van vertaling van buitenlandse beslissingen in het kader van de bijzondere erkenningsprocedure voor rekening komen van de staat. Bovendien is het voorschrift volgens hetwelk de vertaalkosten overeenkomstig artikel 339, lid 1, van het wetboek van strafvordering voor rekening komen van de staat, eveneens van toepassing op de erkenning van de werking van een buitenlandse beslissing.

23.      De tweede in Hongarije bestaande praktijk is gebaseerd op de opvatting dat de Hongaarse vertaling van een buitenlandse beslissing die noodzakelijk is om de bijzondere erkenningsprocedure te kunnen voeren, geen enkel verband houdt met het recht om de moedertaal te gebruiken. De verdachte moet dus worden verwezen in de vertaalkosten die deze bijzondere procedure meebrengt. Aangezien de buitenlandse procedure in casu is te beschouwen als de hoofdzaak in de zin van artikel 555, lid 2, onder j), van het wetboek van strafvordering, en de buitenlandse rechter de verdachte heeft veroordeeld in de kosten van de strafprocedure, moet laatstgenoemde worden verwezen in alle kosten, met inbegrip van de kosten van de bijzondere procedure.

24.      De Budapest Környéki Törvényszék acht het noodzakelijk het Hof te verzoeken om uitlegging van richtlijn 2010/64 en heeft besloten zijn beslissing op te schorten en het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 1, lid 1, van richtlijn 2010/64, volgens hetwelk ‚[d]eze richtlijn [...] voorschriften vast[legt] met betrekking tot het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures en procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel’, aldus worden uitgelegd dat de Hongaarse rechter deze richtlijn eveneens moet toepassen in het kader van een bijzondere procedure (hoofdstuk XXIX van het wetboek van strafvordering), en moet met andere woorden worden aangenomen dat de in die bepaling bedoelde ‚strafprocedures’ ook betrekking hebben op de bijzondere procedures waarin het Hongaarse recht voorziet, of zien zij enkel op procedures waarbij definitief uitspraak wordt gedaan over de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de verdachte?”

I –    Mijn analyse

25.      Het prejudiciële verzoek van de verwijzende rechter betreft de uitlegging van richtlijn 2010/64. Kort gezegd wenst hij te vernemen of deze richtlijn zich verzet tegen een nationale praktijk volgens welke een Hongaarse onderdaan die in een andere lidstaat tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld, de kosten van vertaling van het strafvonnis heeft te dragen in het kader van een bijzondere procedure voor de erkenning van buitenlandse beslissingen.

26.      Alvorens de kwestie van de vertaling van een beslissing van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat in het kader van de in Hongarije geldende bijzondere erkenningsprocedure te onderzoeken, wil ik erop wijzen dat een persoon die zoals Balogh is veroordeeld, er onder de in artikel 3 van richtlijn 2010/64 bepaalde voorwaarden recht op heeft dat het jegens hem gewezen vonnis van het Landesgericht Eisenstadt in het Hongaars wordt vertaald.

27.      Het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures geldt volgens artikel 1, lid 2, van deze richtlijn namelijk „voor personen, vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van een lidstaat hen er [...] van in kennis stellen dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan tot de beëindiging van de procedure, dat wil zeggen, tot de definitieve vaststelling dat zij het strafbare feit al dan niet hebben begaan, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst in een eventuele beroepsprocedure”.

28.      Wat meer in het bijzonder het recht op vertaling betreft, is in artikel 3, lid 1, van genoemde richtlijn bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen „dat een verdachte of beklaagde die de taal van de strafprocedure niet verstaat, binnen een redelijke termijn een schriftelijke vertaling ontvangt van alle processtukken die essentieel zijn om te garanderen dat hij zijn recht van verdediging kan uitoefenen en om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen”.

29.      Volgens overweging 30 van richtlijn 2010/64 „[vereist] [h]et garanderen van een eerlijk verloop van de procedure [...] dat essentiële processtukken, of ten minste de relevante onderdelen daaruit, ten behoeve van de verdachte of beklaagde vertaald worden overeenkomstig deze richtlijn. Bepaalde stukken moeten in dit opzicht altijd worden beschouwd als essentiële processtukken en moeten bijgevolg worden vertaald, zoals beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen.”

30.      Deze overweging is geconcretiseerd in artikel 3, lid 2, van deze richtlijn, waarin is bepaald dat „[d]e essentiële processtukken [...] beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen [omvatten]”.

31.      Uit artikel 3, leden 1 en 2, van genoemde richtlijn volgt dus het beginsel van een schriftelijke vertaling van een uitspraak zoals die van het Landesgericht Eisenstadt jegens Balogh.

32.      Met een verzoek om verduidelijking krachtens artikel 101 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof is de Budapest Környéki Törvényszék verzocht aan te geven of het vonnis van het Landesgericht Eisenstadt, als essentieel processtuk in de zin van artikel 3, lid 2, van richtlijn 2010/64, in Oostenrijk is vertaald in de taal van de veroordeelde, en, zoja, aan hem in die taal is betekend.

33.      In zijn antwoord van 21 oktober 2015 heeft de verwijzende rechter aangegeven dat, voor zover hem bekend, het vonnis van het Landesgericht Eisenstadt niet is vertaald en dientengevolge evenmin aan Balogh is betekend. Hij heeft echter verklaard dat een Hongaarse tolk bij de zitting aanwezig was geweest.

34.      Volgens de toelichting van de Oostenrijkse regering op dit punt ter terechtzitting is de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt echter wel mondeling vertaald in het Hongaars aan het einde van de zitting van deze rechterlijke instantie, gevolgd door een schriftelijke vertaling. Deze schriftelijke vertaling van het betrokken vonnis was in augustus 2015 beschikbaar en is aan Balogh betekend.

35.      Uit deze nadere gegevens blijkt dus dat Balogh gebruikt heeft gemaakt van zijn recht op vertaling van het jegens hem gewezen vonnis, overeenkomstig het bepaalde artikel 3 van richtlijn 2010/64.

36.      Nu dit punt is opgehelderd, wil ik erop wijzen dat de vertaling van de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt in het Hongaars, waartoe de verwijzende rechterlijke instantie wil overgaan, is bestemd voor gebruik in een bijzondere procedure van het Hongaarse recht voor de erkenning, naar dat recht, van de werking van beslissingen van andere lidstaten.

37.      Met de Hongaarse en de Oostenrijkse regering en de Europese Commissie ben ik van mening dat deze procedure buiten de werkingssfeer van richtlijn 2010/64 valt zoals die is gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van deze richtlijn. Bovendien ben ik van mening dat de rechtsgeldigheid van die procedure in het licht van andere Unierechtelijke regels in elk geval dubieus is. Mijns inziens dient de door de verwijzende rechter gestelde vraag dan ook niet vanuit de invalshoek van deze richtlijn te worden onderzocht.

38.      Overigens zij in herinnering gebracht dat „de omstandigheid dat een nationale rechter bij de formulering van een prejudiciële vraag formeel heeft verwezen naar bepaalde voorschriften van het Unierecht er niet aan in de weg staat dat het Hof deze rechter alle uitleggingsgegevens verschaft die nuttig kunnen zijn voor de beslechting van de bij hem aanhangige zaak, ongeacht of deze in zijn vragen worden genoemd. Het staat in dit verband aan het Hof om alle door de nationale rechter verschafte gegevens, met name uit de motivering van de verwijzingsbeslissing, de elementen van het Unierecht te putten die, gelet op het voorwerp van het geschil, uitlegging behoeven.”(7) In meer algemene zin is zowel in de schriftelijke als in de mondelinge opmerkingen die in de onderhavige procedure voor het Hof zijn gemaakt, naar voren gekomen wat de relevante Unierechtelijke bepalingen zijn voor het geven van een passend antwoord aan de verwijzende rechter.

39.      De Hongaarse regering verduidelijkt, in verband met de procedure geregeld in de artikelen 46 en 48 van de wet inzake internationale rechtshulp in strafzaken, dat de bevoegde Hongaarse rechterlijke instantie niet overgaat tot toetsing van de feiten of van de mate van strafrechtelijke aansprakelijkheid (zij is namelijk in dit opzicht gebonden), maar de rechtsgevolgen die in de buitenlandse beslissing zijn vastgesteld aanpast teneinde ze in overeenstemming te brengen met het Hongaarse rechtsstelsel. Dit betekent dat het hier niet gaat om de oplegging van een nieuwe strafrechtelijke sanctie, maar om de voldoening aan een procesvoorwaarde die noodzakelijk is voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van een buitenlandse beslissing en van de daarin opgelegde strafrechtelijke sanctie in Hongarije. De procedure van erkenning van buitenlandse beslissingen betreft dus slechts een formele aanpassing aan het Hongaarse recht van de sanctie die door de buitenlandse beslissing is opgelegd. Hiervan uitgaande is de vertaling van een buitenlandse beslissing in het Hongaars een noodzakelijk instrument van de rechterlijke erkenningsprocedure.

40.      Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen heeft aangegeven, lijkt deze bijzondere procedure op een exequaturprocedure, hetgeen in de behandeling ter terechtzitting is bevestigd. Er moet dus worden vastgesteld dat deze bijzondere procedure als zodanig strijdig is met artikel 82, lid 1, eerste alinea, VWEU, waarin is bepaald dat de justitiële samenwerking in strafzaken in de Europese Unie op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen berust.

41.      Zowel het antwoord van de verwijzende rechter op het verzoek om verduidelijking van het Hof(8) alsook de behandeling ter terechtzitting heeft duidelijk gemaakt dat de betrokken bijzondere procedure door de Hongaarse autoriteiten stelselmatig wordt toegepast om de werking en de werking van buitenlandse beslissingen naar Hongaars recht te erkennen. Deze bijzondere procedure wordt door de Hongaarse autoriteiten, zoals blijkt uit het hoofdgeding, met name toegepast onafhankelijk van de tenuitvoerlegging van een straf in Hongarije of van de wijze waarop rekening wordt gehouden met een dergelijke beslissing in een strafprocedure in deze lidstaat. Noch het kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie(9), noch het kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie(10), zijn dus in de onderhavige zaak van toepassing.

42.      Bovendien wordt een veroordeling die is uitgesproken door een rechterlijke instantie van een andere lidstaat, pas in het Hongaarse strafregister opgenomen na afloop van de bijzondere erkenningsprocedure, hetgeen volgens de verwijzende rechter impliceert dat hij de Oostenrijkse beslissing in het Hongaars moet vertalen.

43.      Deze gang van zaken is, zoals ik zal aantonen, in strijd met het Europese systeem van uitwisseling van strafregistergegevens tussen de lidstaten, zoals dat is geregeld in kaderbesluit 2009/315 en besluit 2009/316.

44.      Uit deze twee besluiten volgt namelijk dat een inschrijving van de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt in het Hongaarse strafregister niet tot stand behoort te komen langs de weg van een bijzondere erkenningsprocedure zoals het Hongaarse recht die kent, maar rechtstreeks door middel van een kennisgeving van de lidstaat van veroordeling in het kader van het ECRIS. Toezending van de beslissing en vertaling ervan zijn in beginsel niet noodzakelijk.

45.      Kaderbesluit 2009/315 draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van maatregel 3 van het programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen(11) dat op 29 november 2000 door de Raad van de Europese Unie is goedgekeurd overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999. In maatregel 3 van dit programma wordt namelijk voorgesteld om een standaardformulier voor verzoeken betreffende gerechtelijke antecedenten in te voeren, dat in alle talen van de Unie is vertaald. Het gebruik van standaardformulieren heeft tot doel de wederzijdse rechtshulp in strafzaken vlotter te laten verlopen.(12)

46.      Zoals aangegeven in overweging 9 van kaderbesluit 2009/315, „vervangt dit kaderbesluit artikel 22 van het Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken [, ondertekend op 20 april 1959 te Straatsburg]. Naast de verplichting van de lidstaat van veroordeling om aan de lidstaat van nationaliteit informatie over veroordelingen betreffende diens onderdanen mee te delen, welke verplichting in dit kaderbesluit wordt overgenomen en nader omschreven, wordt aan de lidstaat van nationaliteit tevens de verplichting opgelegd deze aldus meegedeelde informatie te bewaren, zodat hij al de door een andere lidstaat gevraagde informatie kan verstrekken.”

47.      Kaderbesluit 2009/315 voorziet hiermede in een van de tekortkomingen van het door het Europees verdrag aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken ingevoerde systeem, te weten de moeilijkheid om de in voorkomend geval verstrekte informatie te begrijpen. Vertaalproblemen zouden deels een verklaring kunnen zijn voor dit onbegrip.(13)

48.      Dit kaderbesluit beoogt derhalve de gegevensuitwisseling te verbeteren door invoering van een geautomatiseerd systeem. Elk systeem van uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen moet ten doel hebben de eindgebruiker in staat te stellen om door middel van zijn nationale strafregister binnen zeer korte tijd op elektronische en beveiligde wijze volledige en gemakkelijk te begrijpen informatie te verkrijgen over de strafrechtelijke veroordelingen van een persoon op het grondgebied van de Unie. Het gebruik van een gestandaardiseerd Europees formaat dat door alle lidstaten wordt erkend en gebaseerd is op het gebruik van codes, vergemakkelijkt de vertaling van uitgewisselde gegevens en maakt ze voor een ieder begrijpelijk.

49.      Overweging 17 van kaderbesluit 2009/315 verklaart dan ook: „[v]erbetering van de circulatie van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen biedt weinig voordeel als deze gegevens in de ontvangende lidstaat niet begrijpelijk zijn. De informatie kan over en weer begrijpelijker worden gemaakt met een ‚gestandaardiseerd Europees formaat’, waarin de informatie wordt uitgewisseld op een homogene wijze, langs elektronische weg en in een vorm die gemakkelijk automatisch kan worden vertaald.” Deze overweging vervolgt dat „[i]nformatie betreffende veroordelingen die verzonden wordt door de lidstaat van veroordeling wordt toegezonden in de officiële taal of talen van die lidstaat”.

50.      Volgens artikel 1, onder a), heeft kaderbesluit 2009/315 ten doel om de regelingen vast te stellen volgens welke de lidstaat van veroordeling de gegevens over deze veroordeling meedeelt aan de lidstaat waarvan de veroordeelde de nationaliteit heeft. Volgens artikel 1, onder c), heeft het kaderbesluit eveneens ten doel om „het raamwerk vast te stellen waarbinnen [...] een elektronisch systeem voor de uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen tussen de lidstaten kan worden opgebouwd en ontwikkeld”.

51.      In artikel 4, lid 1, van dit kaderbesluit is bepaald dat „[e]lke lidstaat [...] de nodige maatregelen [neemt] opdat iedere vermelding in zijn strafregister van een op zijn grondgebied uitgesproken veroordeling jegens een onderdaan van een andere lidstaat vergezeld gaat van informatie betreffende diens nationaliteit of nationaliteiten”.

52.      In artikel 4, lid 2, eerste alinea, van kaderbesluit 2009/315 is bepaald dat „[e]lke centrale autoriteit van de lidstaat van veroordeling [...] de centrale autoriteiten van de andere lidstaten zo spoedig mogelijk in kennis [stelt] van de op haar grondgebied uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen jegens onderdanen van die andere lidstaten, zoals zij in het strafregister zijn vermeld”.

53.      Naast de informatieverplichting van de lidstaat van veroordeling, heeft de lidstaat van nationaliteit de plicht tot bewaring van de meegedeelde informatie, zoals bepaald in artikel 5, lid 1, van dit kaderbesluit.

54.      Verder is in artikel 11, lid 4, van dit kaderbesluit bepaald dat de Raad regelingen zal treffen die, overeenkomstig punt a van dat lid, „de gegevens begrijpelijker [...] [kunnen] maken, en de automatische vertaling ervan [...] [kunnen] vergemakkelijken”.

55.      Zoals volgt uit artikel 1, eerste alinea, van besluit 2009/316 is bij dit besluit het ECRIS opgericht. Volgens artikel 3, lid 1, van dit besluit, gaat het om een „gedecentraliseerd informatietechnologiesysteem dat gebaseerd is op de strafregisterdatabanken in elke lidstaat”.

56.      Volgens overweging 6 heeft dit besluit „als doel kaderbesluit 2009/315[...] uit te voeren teneinde een geautomatiseerd systeem voor de uitwisseling van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen tussen de lidstaten op te bouwen en te ontwikkelen. Via een dergelijk systeem kan de lidstaat die gegevens over een veroordeling ontvangt, die gegevens gemakkelijk begrijpen. Daarom dient een standaardformaat te worden vastgesteld waarmee gegevens kunnen worden uitgewisseld in een homogene en elektronische vorm die automatische vertaling vergemakkelijkt, alsook andere bepalingen inzake organisatie en vergemakkelijking van de elektronische gegevensuitwisseling over strafrechtelijke veroordelingen tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten.”

57.      In het bijzonder dienen, aldus overweging 12 van besluit 2009/316, „[d]e referentietabellen van categorieën strafbare feiten en categorieën straffen en maatregelen in dit besluit [...] automatische vertaling te vergemakkelijken en een uniforme interpretatie van de meegedeelde gegevens mogelijk te maken door middel van een systeem van codes”.

58.      Vanuit deze invalshoek is in artikel 4, lid 1, eerste alinea van dit besluit bepaald dat „[b]ij het verzenden van de in artikel 4, leden 2 en 3, en artikel 7 van kaderbesluit 2009/315/[...] bedoelde gegevens betreffende de benaming en de wettelijke kwalificatie van het strafbare feit en de toepasselijke rechtsregel, [...] de lidstaten de overeenkomstige code [vermelden] voor elk van de strafbare feiten waarop de verzending betrekking heeft, volgens de tabel met strafbare feiten in bijlage A”.

59.      Evenzo wordt in artikel 4, lid 2, eerste alinea van besluit 2009/316 bepaald dat „[b]ij het verzenden van de in artikel 4, leden 2 en 3, en artikel 7 van kaderbesluit 2009/315[...] bedoelde gegevens betreffende de inhoud van de veroordeling, met name de straf en eventuele bijkomende straffen, veiligheidsmaatregelen en latere beslissingen tot wijziging van de strafuitvoering, [...] de lidstaten de overeenkomstige code uit de tabel met straffen en maatregelen in bijlage B [vermelden]”.

60.      Deze regelingen vergemakkelijken de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten en maken wederzijds begrip mogelijk.

61.      Zoals de Oostenrijkse regering ter terechtzitting duidelijk heeft uiteengezet, is de door de Hongaarse autoriteiten toegepaste bijzondere procedure voor de erkenning van beslissingen van andere lidstaten niet verenigbaar met het systeem dat is ingesteld door kaderbesluit 2009/315 en door besluit 2009/316. In deze besluiten is evenmin bepaald dat beslissingen in strafzaken, die ten grondslag liggen aan de uitwisseling van gegevens over veroordelingen, moeten worden vertaald.

62.      Enerzijds zijn dergelijke vertalingen van beslissingen niet noodzakelijk. Door het gebruik van standaardcodes en een uniform uitwisselingsformaat worden gegevens over veroordelingen namelijk in een gemakkelijk te begrijpen vorm doorgegeven, die automatische vertaling mogelijk maakt. Dat volstaat om een veroordeling in het strafregister van de lidstaat van nationaliteit te registreren.

63.      Anderzijds is vertaling van een beslissing van een andere lidstaat niet toelaatbaar in een context als die van het hoofdgeding. Zoals ik heb aangegeven, heeft kaderbesluit 2009/315 namelijk ten doel de verspreiding van gegevens over veroordelingen onder de lidstaten te verbeteren. Daarenboven moet de rechtshulp bij verzoeken om gegevens uit een nationaal strafregister snel en efficiënt worden aangepast. Met andere woorden, de tijd die verstrijkt tussen de registratie van een veroordeling in het strafregister van de lidstaat waar de strafrechtelijke procedure heeft plaatsgevonden en de registratie in het strafregister van de lidstaat van nationaliteit van de veroordeelde, moet zo kort mogelijk zijn. Uit dat oogpunt zou een vertaling van de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt vóór de registratie van de veroordeling van Balogh in het Hongaarse strafregister in strijd zijn met deze doelstelling van snelheid. De vereenvoudiging en versnelling van de uitwisseling van gegevens die kaderbesluit 2009/315 tot doel heeft, zou dan tenietgedaan worden.

64.      Kaderbesluit 2009/315 voorziet wel in de mogelijkheid van verstrekking van aanvullende gegevens door de lidstaat van veroordeling aan de lidstaat van nationaliteit. In artikel 4, lid 4, ervan is namelijk bepaald dat „[d]e lidstaat die informatie in de zin van de leden 2 en 3 heeft verstrekt, [...] de centrale autoriteit van de lidstaat van nationaliteit, per geval en op diens verzoek, een afschrift van de veroordelingen en de daaropvolgende maatregelen [stuurt], evenals alle overige informatie ter zake, zodat de autoriteit kan beoordelen of op grond daarvan een maatregel op nationaal niveau geboden is”.(14)

65.      Uit de bewoordingen van deze bepaling volgt evenwel reeds dat in het kader van het systeem van uitwisseling van strafregistergegevens zoals dat bij kaderbesluit 2009/315 is ingesteld, de toezending van vonnissen wordt opgevat als iets dat uitzonderlijk moet zijn. Stelselmatige toezending van vonnissen zou namelijk, zoals ik hiervoor heb aangegeven, in strijd zijn met de doelstelling van dit kaderbesluit om de uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten vlotter te laten verlopen. De Hongaarse autoriteiten verzoeken echter in het kader van hun bijzondere erkenningsprocedure stelselmatig de rechterlijke instanties van andere lidstaten om uitgesproken veroordelingen toe te zenden. De Hongaarse regering heeft bovendien geen bijzondere redenen genoemd waarom in het specifieke geval van het hoofdgeding het Landesgericht Eisenstadt (regionale rechtbank te Eisenstadt) is verzocht om toezending van zijn vonnis. Verre van dat; dit verzoek berustte op de automatische toepassing van de bijzondere procedure van erkenning van buitenlandse beslissingen. De praktijk van de Hongaarse autoriteiten kan dus niet uit hoofde van artikel 4, lid 4, van kaderbesluit 2009/315 gerechtvaardigd worden geacht.

66.      De mededeling van de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt was dus noch noodzakelijk, noch toelaatbaar in het kader van het ECRIS. Hieruit volgt a fortiori dat kosten die de verwijzende rechter zou hebben gemaakt voor het vertalen van deze beslissing niet voor rekening van Balogh mogen komen.

67.      Op grond van het voorgaande geef ik het Hof derhalve in overweging om aan de verwijzende rechterlijke instantie te antwoorden dat de artikelen 1, leden 1 en 2, en 3, leden 1 en 2, van richtlijn 2010/64 aldus moeten worden uitgelegd dat zij niet van toepassing zijn op een situatie als in het hoofdgeding, waarin een rechterlijke instantie van een lidstaat overweegt om een beslissing van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat te laten vertalen in de procestaal van eerstgenoemde lidstaat in het kader van een nationale procedure tot erkenning van de werking van buitenlandse beslissingen. Bovendien moeten de artikelen 4, lid 2, en 5, lid 1, van kaderbesluit 2009/315 alsook besluit 2009/316 aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de inschrijving van een strafrechtelijke veroordeling die is uitgesproken door een rechterlijke instantie van een andere lidstaat in het strafregister van een lidstaat, afhankelijk wordt gesteld van de voorafgaande toepassing van een dergelijke procedure.

II – Conclusie

68.      Gelet op het voorgaande geef ik het Hof in overweging de vraag van het Budapest Környéki Törvényszék als volgt te beantwoorden:

„De artikelen 1, leden 1 en 2, en 3, leden 1 en 2, van richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures, moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing zijn op een situatie als in het hoofdgeding, waarin een rechterlijke instantie van een lidstaat overweegt om een beslissing van een rechterlijke instantie van een andere lidstaat te laten vertalen in de procestaal van eerstgenoemde lidstaat in het kader van een nationale procedure tot erkenning van de werking van buitenlandse beslissingen.

De artikelen 4, lid 2, en 5, lid 1, van kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten, alsook besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van kaderbesluit 2009/315/JBZ, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat de inschrijving van een strafrechtelijke veroordeling die is uitgesproken door een rechterlijke instantie van een andere lidstaat, in het strafregister van een lidstaat afhankelijk wordt gesteld van de voorafgaande toepassing van een dergelijke procedure.”


1 – Oorspronkelijke taal: Frans.


2 – PB L 280, blz. 1.


3 – De Oostenrijkse regering geeft in haar opmerkingen echter aan dat de beslissing van het Landesgericht Eisenstadt op 5 september 2014 definitief zou zijn geworden.


4 – PB L 93, blz. 33.


5 – Deze datum werd door de Oostenrijkse regering ter zitting aangegeven, terwijl zij in haar schriftelijke opmerkingen 19 september 2014 had vermeld.


6 – PB L 93, blz. 23.


7 – Zie met name arrest Essent Energie Productie (C‑91/13, EU:C:2014:2206, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


8 – Het Hof heeft met toepassing van artikel 101 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof de Budapest Környéki Törvényszék verzocht aan te geven of het vonnis van het Landesgericht Eisenstadt aan de Hongaarse autoriteiten is gezonden uitsluitend ten behoeve van de inschrijving ervan in het strafregister van de veroordeelde dan wel eveneens om de straf in Hongarije ten uitvoer te leggen. De verwijzende rechter heeft hierop geantwoord dat het ministerie van Justitie (Igazságügyi Minisztérium) in zijn verzoek van 1 oktober 2014 het Landesgericht Eisenstadt had geïnformeerd dat kennisgeving van het vonnis noodzakelijk was voor de erkenning van de werking ervan in Hongarije. Het ministerie voegde hieraan toe dat als de buitenlandse beslissing eenmaal in Hongarije was erkend, deze beslissing gelijkwaardig zou zijn aan een nationale veroordeling die in het strafregister is opgenomen.


9 – PB L 327, blz. 27.


10 – PB L 220, blz. 32.


11 – PB 2001, C 12, blz. 10.


12 – Zie de overwegingen 2 en 3 van dit kaderbesluit.


13 – Zie de punten 11 en 14 van het Witboek van de Commissie over de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke veroordelingen en hun gevolgen in de Europese Unie [COM(2005) 10 definitief].


14 – Cursivering van mij.