Language of document : ECLI:EU:C:2016:185

ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

17 maart 2016 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Verordening (EG) nr. 882/2004 – Verordening (EG) nr. 854/2004 – Officiële controles op diervoeders en levensmiddelen – Vergoedingen die de lidstaten kunnen innen ter dekking van de kosten van officiële controles – Aan de opleiding van officiële assistenten verbonden kosten”

In zaak C‑112/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Østre Landsret (regionale rechter voor het oosten van Denemarken) bij beslissing van 2 maart 2015, ingekomen bij het Hof op 4 maart 2015, in de procedure

Kødbranchens Fællesråd, namens Århus Slagtehus A/S, Danish Crown A.m.b.A. Oksekødsdivisionen, Hadsund Kreaturslagteri A/S, Hjalmar Nielsens Eksportslagteri A/S, Kjellerup Eksportslagteri A/S, Mogens Nielsen Kreaturslagteri A/S, Vejle Eksportslagteri A/S,

tegen

Ministeriet for Fødevarer, Landbrug og Fiskeri,

Fødevarestyrelsen,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: C. Lycourgos (rapporteur), kamerpresident, E. Juhász en K. Jürimäe, rechters,

advocaat-generaal: N. Wahl,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Kødbranchens Fællesråd, namens Århus Slagtehus A/S, Hadsund Kreaturslagteri A/S, Hjalmar Nielsens Eksportslagteri A/S, Kjellerup Eksportslagteri A/S, Vejle Eksportslagteri A/S, vertegenwoordigd door H. Sønderby Christensen, advokat,

–        Kødbranchens Fællesråd, namens Danish Crown A.m.b.A. Oksekødsdivisionen en Mogens Nielsen Kreaturslagteri A/S, vertegenwoordigd door M. Honoré en H. Djurhuus, advokater,

–        de Deense regering, vertegenwoordigd door C. Thorning als gemachtigde, bijgestaan door R. Holdgaard, advokat,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door H. Støvlbæk en D. Bianchi als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 27, lid 4, onder a), en bijlage VI, punten 1 en 2, van verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165, blz. 1, met rectificatie in PB 2004, L 191, blz. 1).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Kødbranchens Fællesråd (brancheorganisatie van de rundvleessector), die optreedt namens zeven slachterijen, te weten Århus Slagtehus A/S, Danish Crown A.m.b.A. Oksekødsdivisionen, Hadsund Kreaturslagteri A/S, Hjalmar Nielsens Eksportslagteri A/S, Kjellerup Eksportslagteri A/S, Mogens Nielsen Kreaturslagteri A/S en Vejle Eksportslagteri A/S (hierna gezamenlijk: „slachterijen”), en anderzijds het Ministerium for Fødevarer, Landbrug og Fiskeri (ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij) alsook de Fødevarestyrelse (Deens voedselagentschap), over de inning van vergoedingen ter dekking van de kosten van officiële controles op diervoeders en levensmiddelen.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Verordening nr. 854/2004

3        Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139, blz. 206, met rectificatie in PB 2004, L 226, blz. 83), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158, blz. 1; hierna: „verordening nr. 854/2004”), bepaalt in artikel 2, lid 1, onder h):

„1.      Voor de doeleinden van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

[...]

h)      ‚officiële assistent’: een persoon die, overeenkomstig deze verordening, gekwalificeerd is om als zodanig op te treden, die door de bevoegde autoriteit is aangesteld en die werkt onder het gezag en de verantwoordelijkheid van een officiële dierenarts”.

4        Artikel 5 van deze verordening bepaalt in de punten 1, 4, 5, onder a), en 7:

„1)      De officiële dierenarts voert in slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen en uitsnijderijen die vers vlees in de handel brengen inspecties uit overeenkomstig de algemene voorschriften van bijlage I, sectie I, hoofdstuk II, en de specifieke voorschriften van sectie IV, met name met betrekking tot:

[...]

[...]

4)      Officiële assistenten kunnen de officiële dierenarts bijstaan bij de in de bijlage I, secties I en II, bedoelde officiële controles als gespecificeerd in sectie III, hoofdstuk I. Zij maken dan deel uit van een onafhankelijk team;

5)      a)     De lidstaten zorgen ervoor dat zij over voldoende officieel personeel beschikken om de uit hoofde van bijlage I vereiste controles met de in sectie III, hoofdstuk II, voorgeschreven frequentie te verrichten.

[...]

7)      De lidstaten zorgen ervoor dat de officiële dierenartsen en de officiële assistenten gekwalificeerd zijn en de in bijlage I, sectie III, hoofdstuk IV, bedoelde opleiding volgen.”

5        Bijlage I bij die verordening is van toepassing op vers vlees en bevat onder meer een sectie I, waarin de audit- en inspectietaken van de officiële dierenarts uitvoerig worden beschreven, alsook een sectie III, met als opschrift „Verantwoordelijkheden en frequentie van controles”.

6        Sectie III van bijlage I bij verordening nr. 854/2004 bevat een hoofdstuk I, met als opschrift „Officiële assistenten”, waarin is bepaald dat „[d]e officiële assistenten [...] de officiële dierenarts in alle taken [kunnen] bijstaan, met inachtneming van de volgende restricties en de specifieke voorschriften van sectie IV”. Deze sectie bevat een hoofdstuk III, met als opschrift „Actieve betrokkenheid van het personeel van het slachthuis”, waarin is bepaald dat de lidstaten kunnen toestaan dat personeel van het slachthuis de taken uitvoert van officiële assistenten bij de controle van pluimvee en konijnenvlees.

7        Sectie III omvat tevens een hoofdstuk IV, met als opschrift „Vakbekwaamheidseisen”. Punt B van dit hoofdstuk, met als opschrift „Officiële assistenten”, bepaalt:

„1.       De bevoegde autoriteit mag alleen personen tot officieel assistent benoemen die een opleiding gevolgd hebben en voor een proef geslaagd zijn [...].

[...]

6.       Officiële assistenten moeten via permanente educatie en vakliteratuur hun kennis actueel houden en zich van nieuwe ontwikkelingen op de hoogte houden. Officiële assistenten moeten, voor zover mogelijk, deelnemen aan permanente educatie.

[...]”

 Verordening nr. 882/2004

8        De overwegingen 6, 11, 12 en 32 van verordening nr. 882/2004 luiden:

„(6)      De lidstaten handhaven de diervoeder- en levensmiddelenwetgeving en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn en gaan na of de exploitanten van bedrijven de toepasselijke bepalingen daarvan in alle stadia van de productie, verwerking en distributie naleven. Daartoe moeten officiële controles worden uitgevoerd.

[...]

(11)      De voor officiële controles bevoegde autoriteiten moeten aan een aantal operationele criteria voldoen die hun doeltreffendheid en onpartijdigheid moeten garanderen. Zij dienen over voldoende goed opgeleide en ervaren medewerkers te beschikken, alsmede over de nodige faciliteiten en uitrusting om hun taken naar behoren te kunnen vervullen.

(12)      De officiële controles moeten worden uitgevoerd met aangepaste, daartoe ontwikkelde methoden en zij omvatten de controles in het kader van de normale bewaking en meer intensieve controles zoals inspecties, verificaties, audits, bemonstering en onderzoek van monsters. De correcte toepassing van deze methoden vereist een aangepaste opleiding van het met de officiële controles belaste personeel. Opleiding is ook noodzakelijk om te verzekeren dat de bevoegde autoriteiten op uniforme wijze beslissingen nemen, in het bijzonder inzake de toepassing van de HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points)-beginselen.

[...]

(32)      Voor de organisatie van officiële controles moeten passende financiële middelen ter beschikking worden gesteld. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten derhalve vergoedingen of kostenbijdragen kunnen innen ter dekking van de kosten van die officiële controles. Daarbij staat het de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vrij de vergoedingen en kostenbijdragen vast te stellen als vaste bedragen op basis van de gedragen kosten en rekening houdend met de specifieke situatie van de inrichtingen. Indien een vergoeding wordt gevraagd van exploitanten, moeten daarvoor gemeenschappelijke criteria worden toegepast. Het is derhalve passend criteria vast te stellen voor het bepalen van de hoogte van de inspectievergoeding. [...]”

9        Artikel 1, lid 1, onder a), van verordening nr. 882/2004 luidt:

„In deze verordening worden algemene voorschriften vastgesteld voor de uitvoering van officiële controles op de naleving van voorschriften die in het bijzonder zijn gericht op:

a)      het voorkomen, wegnemen of tot een aanvaardbaar niveau terugbrengen van rechtstreekse of door het milieu veroorzaakte risico’s voor mens en dier.”

10      Artikel 3, lid 1, van deze verordening formuleert de algemene verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de organisatie van officiële controles en bepaalt met name dat die controles „regelmatig en op basis van een risicobeoordeling worden uitgevoerd om de doelstellingen van deze verordening te bereiken”, rekening houdend met de in die bepaling vermelde factoren.

11      Artikel 6 van die verordening, met als opschrift „Met officiële controles belast personeel”, bepaalt:

„De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat al haar medewerkers die officiële controles uitvoeren:

a)       voor hun bevoegdheidsgebied een passende opleiding ontvangen, die hen in staat stelt om hun taken op bekwame wijze en de officiële controles op consequente wijze uit te voeren. Deze opleiding dient, waar nodig, de in bijlage II, hoofdstuk I, genoemde terreinen te bestrijken;

b)      op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het terrein dat onder hun bevoegdheid valt, en, waar nodig, geregeld bijscholing ontvangen;

[...]”

12      Artikel 26 van dezelfde verordening luidt:

„De lidstaten zorgen, op een wijze die zij passend achten, inclusief door algemene belastingen of door het vaststellen van vergoedingen of heffingen, voor voldoende financiële middelen voor het nodige personeel en andere middelen voor officiële controles.”

13      In artikel 27, leden 1 en 4, onder a), van verordening nr. 882/2004 is bepaald:

„1.      De lidstaten kunnen vergoedingen of heffingen innen ter dekking van de kosten van officiële controles.

[...]

4.      Vergoedingen die overeenkomstig lid 1 of lid 2 ten behoeve van officiële controles worden geïnd:

a)      mogen niet hoger zijn dan de door de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten gedragen kosten in verband met de in bijlage VI vermelde zaken.”

14      Bijlage VI bij verordening nr. 882/2004 preciseert de criteria voor de berekening van vergoedingen:

„1.       De salarissen van het personeel dat betrokken is bij de officiële controles.

2.       De kosten voor het personeel dat betrokken is bij de uitvoering van de officiële controles, inclusief kosten voor installaties, instrumenten, uitrusting, opleiding, alsmede reis‑ en daarmee verband houdende kosten.

3.      De kosten voor bemonstering en laboratoriumonderzoek.”

 Deens recht

15      § 1 van bekendtgørelse nr. 1455 om uddannelsen til tilsynstekniker inden for kontrol med animalske produkter (ministerieel besluit nr. 1455 betreffende de opleiding tot hulpcontroleur voor de controle van producten van dierlijke oorsprong; hierna: „ministerieel besluit nr. 1455/2006”) van 13 december 2006 luidt:

„Doel van de opleiding is dat de aspirant de nodige kwalificatie verwerft om onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts bijstand te verlenen bij de uitvoering van specifieke controletaken in slachthuizen, wildverwerkingsinrichtingen en uitsnijderijen die vers vlees in de handel brengen (zie [verordening nr. 854/2004]). De aspirant moet tevens de nodige kwalificatie verwerven om onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts toezicht te houden op voor de slacht bestemde pluimveestapels.”

16      § 2 van ministerieel besluit nr. 1455/2006 bepaalt:

„1.               De opleiding is een deeltijdse beroepsopleiding die in de vorm van permanente educatie wordt aangeboden door instellingen die daartoe zijn gemachtigd door het ministerie van Onderwijs.

2.      De opleiding heeft een duur die overeenkomt met 36 weken voltijdse opleiding, waarvan 16 weken praktische opleiding.

[...]”

17      § 3 van dit ministerieel besluit luidt:

„1.      De instelling kan kandidaten met een relevante beroepsopleiding of drie jaar relevante ervaring toelaten tot de opleiding.

2.      De inschrijving voor de opleiding is enkel mogelijk indien er voorafgaandelijk een stageovereenkomst is gesloten tussen de deelnemer en een regionaal orgaan van de Fødevarestyrelse.”

18      § 1 van bekendtgørelse nr. 1649 om betaling for kontrol af fødevarer, foder og levende dyr m.v. (ministerieel besluit nr. 1649 inzake de betaling voor de controle van levensmiddelen, diervoeders, levende dieren enzovoort; hierna: „ministerieel besluit nr. 1649/2013”) van 27 december 2013 luidt:

„Dit besluit betreft de betaling van heffingen voor de financiering van controles en andere taken, waaronder inspecties, machtigingen, registraties, goedkeuringen, rapportages, certificeringen en onderzoeken in verband met levensmiddelen, diervoeders, levende dieren en bedrijven alsook uitrusting en producten, waaronder niet-levensmiddelen en producten die niet van dierlijke oorsprong zijn. Tevens betreft dit besluit de betaling van heffingen voor de financiering van de bijstand bij uitvoer.”

19      § 3 van ministerieel besluit nr. 1649/2013 luidt:

„Bedrijven die krachtens de wetgeving inzake levensmiddelen gemachtigd zijn om te slachten en die niet onder § 23 vallen, betalen voor controles die door de Fødevarestyrelse worden verricht, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.”

20      In § 4 van dit ministerieel besluit is bepaald:

„1.      Het bedrag van de in § 3 bedoelde betaling wordt berekend op basis van de vastgestelde directe en gemeenschappelijke controlekosten.

2.      De directe controlekosten voor elk afzonderlijk bedrijf dekken de salarissen en dergelijke van het controlepersoneel, de uitgaven voor laboratoriumonderzoek van monsters en de administratieve kosten voor de uitvoering van controles bij het betrokken bedrijf.

[...]

4.      De volgende gemeenschappelijke kosten worden omgeslagen over de bedrijven in verhouding tot de directe controlekosten voor deze bedrijven:

[...]

3)      De kosten voor en in verband met de deelneming van het controlepersoneel aan bijscholing en permanente educatie, waaronder de opleiding tot hulpcontroleur voor het controlepersoneel dat in dienst wordt genomen om deze opleiding te volgen.

[...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

21      Sinds 2000 moeten alle Deense slachterijen vergoedingen betalen voor vleescontroles. Bij de vaststelling van het bedrag daarvan wordt rekening gehouden met de uitgaven die de Fødevarestyrelse doet voor de opleiding van hulpcontroleurs. Voordien werden deze uitgaven gedragen in het kader van verschillende regelingen. Volgens een van deze regelingen werden zij als overheidsuitgaven opgenomen in de overheidsbegroting.

22      Personen die een opleiding tot hulpcontroleur in de levensmiddelensector wensen te volgen, worden door de Fødevarestyrelse als „controleassistenten” in dienst genomen krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Om in dienst te kunnen worden genomen, moeten zij een opleiding van 36 weken volgen. Blijkens de verwijzingsbeslissing hebben de controleassistenten tevoren nooit vleescontroles uitgevoerd, maar kunnen zij niettemin slechts tot deze opleiding worden toegelaten indien zij aantonen dat zij drie jaar relevante ervaring hebben of dat zij een relevante beroepsopleiding tot slager, bereider van fijne vleeswaren of darmenwasser hebben gevolgd. Tijdens die opleiding tot hulpcontroleur moeten zij stage lopen in een slachthuis en vervolgens slagen voor een proef om als hulpcontroleurs in dienst te kunnen worden genomen. Daarna kunnen zij bij verschillende slachthuizen worden ingezet voor vleescontroles.

23      Uit de feiten zoals die door de verwijzende rechter zijn vastgesteld, blijkt dat de totale kosten van de opleiding, onder meer de kosten van de aan de aspiranten betaalde salarissen, worden omgeslagen over de slachterijen, waaronder deze waar geen enkele hulpcontroleur of slechts een beperkt aantal hulpcontroleurs wordt ingezet. Aldus moeten de slachterijen alle kosten voor de opleiding van nieuwe hulpcontroleurs dragen als gemeenschappelijke kosten, ook al slagen de controleassistenten niet voor de proef en kunnen zij bijgevolg niet als hulpcontroleurs in dienst worden genomen. Zij zijn eveneens verplicht om te betalen voor de assistenten die bij de Fødevarestyrelse als hulpcontroleurs met een voltooide opleiding in dienst worden genomen voor andere taken dan vleescontroles, of die buiten de Fødevarestyrelse gaan werken. Voorts moeten alle slachterijen betalen voor de opleiding van nieuwe hulpcontroleurs, ongeacht of dezen bij hen worden ingezet.

24      Op 5 januari 2009 heeft Kødbranchens Fællesråd namens zeven Deense slachterijen een beroep ingesteld dat ertoe strekt dat het Ministerium for Fødevarer, Landbrug og Fiskeri erkent dat bij de vaststelling van de vergoeding die wordt geïnd ter dekking van de kosten van officiële controles, geen rekening mag worden gehouden met opleidingsuitgaven voor personen die in dienst worden genomen met het oog op de opleiding tot hulpcontroleur, noch met de tijdens deze opleiding betaalde salarissen. Tevens heeft deze brancheorganisatie de terugbetaling van eventueel onrechtmatig geïnde vergoedingen gevorderd.

25      De verwijzende rechter acht het voor de beslechting van het voor hem aanhangige geding noodzakelijk verordening nr. 882/2004 uit te leggen om vast te stellen of de salarissen en de kosten die verband houden met de opleiding van nieuwe hulpcontroleurs, in aanmerking mogen worden genomen bij de berekening van het bedrag van de voor de vleescontroles geïnde vergoedingen.

26      Volgens hem blijkt uit overweging 32 en uit de artikelen 26 en 27, lid 1, van deze verordening dat de lidstaten ervoor kunnen opteren de uitgaven voor officiële controles te financieren door middel van een vergoeding. Blijkens artikel 27, lid 4, onder a), van die verordening mogen door deze vergoeding evenwel enkel de kosten worden gefinancierd die door de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten worden gedragen in verband met de in bijlage VI van de verordening vermelde zaken.

27      Tegen deze achtergrond heeft het Østre Landsret (regionale rechter voor het oosten van Denemarken) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 27, lid 4, onder a), juncto bijlage VI, punten 1 en 2, van [verordening nr. 882/2004] aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de lidstaten bij de vaststelling van de aan levensmiddelenbedrijven opgelegde vergoeding de uitgaven in rekening brengen voor de salarissen en de opleiding van overheidspersoneel dat in dienst wordt genomen om een opleiding te volgen die voldoet aan de eisen die in verordening nr. 854/2004 aan ,officiële assistenten’ worden gesteld, maar dat vóór de toelating tot deze opleiding en ook tijdens de opleiding geen vleescontroles uitvoert?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

28      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 27, lid 4, onder a), en bijlage VI, punten 1 en 2, van verordening nr. 882/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat de lidstaten bij de vaststelling van het bedrag van de aan levensmiddelenbedrijven opgelegde vergoeding voor officiële controles hun uitgaven in rekening brengen voor de salarissen en de opleiding van de personen die de verplichte basisopleiding tot officiële assistent volgen en die noch tijdens noch vóór deze opleiding vleescontroles uitvoeren.

29      Om te beginnen dient te worden opgemerkt dat de officiële dierenartsen volgens artikel 5, punten 1 en 4, alsook de secties I en III van bijlage I van verordening nr. 854/2004 in slachthuizen audittaken en inspectietaken verrichten en door officiële assistenten kunnen worden bijgestaan. Voorts blijkt uit hoofdstuk III van sectie III van deze bijlage dat het aan het personeel van het slachthuis in bepaalde specifieke gevallen kan worden toegestaan de taken van officiële assistenten uit te voeren.

30      Artikel 27, lid 1, van verordening nr. 882/2004 bepaalt dat „[d]e lidstaten [...] vergoedingen of heffingen [kunnen] innen ter dekking van de kosten van officiële controles”. Dienaangaande wordt in lid 4, onder a), van dit artikel gepreciseerd dat deze vergoedingen „niet hoger [mogen] zijn dan de door de verantwoordelijke bevoegde autoriteiten gedragen kosten in verband met de in bijlage VI vermelde zaken”. Deze bijlage ziet onder meer op de salarissen van het personeel dat betrokken is bij de officiële controles en op de kosten voor dat personeel, waaronder de kosten voor „opleiding”.

31      In dit verband dient te worden vastgesteld dat artikel 27 van verordening nr. 882/2004, anders dan de Deense regering stelt, de lidstaten geen beoordelingsruimte laat ten aanzien van de criteria voor de berekening van het bedrag van vergoedingen.

32      Om mededingingsverstoringen tegen te gaan, heeft de Uniewetgever namelijk geharmoniseerde regels voor officiële controles vastgesteld, die onder meer betrekking hebben op de verschillende elementen waarmee rekening mag worden gehouden bij de vaststelling van de vergoedingen ter dekking van de kosten van officiële controles (zie in die zin arrest Commissie/Duitsland, C‑270/07, EU:C:2009:168, punt 42).

33      Dienaangaande blijkt duidelijk uit de in punt 30 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte bewoordingen van artikel 27, lid 4, onder a), van verordening nr. 882/2004 dat de elementen die in aanmerking mogen worden genomen bij de berekening van het bedrag van de vergoedingen voor officiële controles die in slachterijen worden uitgevoerd, exhaustief worden vermeld in bijlage VI bij deze verordening.

34      Opgemerkt zij dat de uitdrukkingen die in deze bijlage worden gebezigd om de categorie van personen te omschrijven waarvoor de kosten door vergoedingen kunnen worden gedekt, verschillen naargelang van de betreffende taalversie van verordening nr. 882/2004. Zo zien de Duitse en de Franse taalversie van deze verordening („des für die amtlichen Kontrollen eingesetzten Personals” respectievelijk „personnel chargé des contrôles officiels”) op het personeel dat controles uitvoert, terwijl in de Engelse taalversie („staff involved in the official controls”) en in de Italiaanse taalversie („personale partecipante ai controlli ufficiali”) uitdrukkingen worden gebezigd die mogelijkerwijs op een ruimere kring van personen betrekking hebben. Wat de Deense taalversie van deze verordening betreft, wordt in punt 1 van bijlage VI aangegeven dat de salarissen van het personeel dat de officiële controles uitvoert („lønninger til personale, der udfører offentlig kontrol”) kunnen worden gefinancierd door vergoedingen, terwijl in punt 2 van deze bijlage wordt bepaald dat door deze vergoedingen de personeelskosten in verband met de officiële controles („personaleudgifter i forbindelse med offentlig kontrol”) kunnen worden gefinancierd, welke bewoordingen een ruimere betekenis hebben.

35      In haar opmerkingen betoogt de Deense regering dat in geen enkele taalversie van bijlage VI bij verordening nr. 882/2004 wordt beschreven hoe ver de betrokkenheid bij de controles dient te reiken. Bijgevolg is zij van mening dat deze bijlage zich er niet tegen verzet dat een lidstaat de kosten van de opleiding tot hulpcontroleur financiert door middel van een vergoeding, zelfs indien deze kosten niet worden gemaakt voor degenen die de controles daadwerkelijk en rechtstreeks uitvoeren.

36      Dienaangaande zij opgemerkt dat de in een van de taalversies van een Unierechtelijke bepaling gebruikte formulering volgens vaste rechtspraak van het Hof niet als enige grondslag voor de uitlegging van die bepaling kan dienen of voorrang kan hebben boven de andere taalversies. Unierechtelijke bepalingen moeten immers uniform worden uitgelegd en toegepast tegen de achtergrond van de tekst in alle talen van de Europese Unie. Wanneer er tussen de verschillende taalversies van een tekst van Unierecht verschillen bestaan, moet bij de uitlegging van de betrokken bepaling worden gelet op de algemene opzet en de doelstelling van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt (arrest Axa Belgium, C‑494/14, EU:C:2015:692, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37      In casu heeft verordening nr. 882/2004, zoals blijkt uit artikel 1 ervan, onder meer tot doel door de uitvoering van officiële controles risico’s voor mens en dier te voorkomen, weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Krachtens artikel 3 van deze verordening moeten de lidstaten ervoor zorgen dat deze controles regelmatig worden uitgevoerd.

38      Voorts blijkt uit de overwegingen 11 en 32 van die verordening dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met het oog op de behoorlijke vervulling van hun taken over voldoende goed opgeleide en ervaren medewerkers moeten beschikken, alsook vergoedingen of heffingen moeten kunnen innen ter dekking van de kosten van officiële controles.

39      Dienaangaande zij opgemerkt dat artikel 26 van verordening nr. 882/2004 weliswaar voorziet in zowel de aanwending van algemene belastingen als de vaststelling van vergoedingen of heffingen voor de financiering van de terbeschikkingstelling van „het nodige personeel en andere middelen voor officiële controles”, maar dat artikel 27 van deze verordening enkel ziet op vergoedingen en heffingen, die de lidstaten volgens lid 1 van deze bepaling slechts mogen innen ter „dekking van de kosten van officiële controles”. Gelet op het voorgaande mogen vergoedingen uitsluitend worden geïnd ter dekking van de kosten die de lidstaten daadwerkelijk moeten maken voor de uitvoering van controles in levensmiddelenbedrijven, en hebben zij niet tot doel de kosten van de initiële opleiding van bedoeld personeel af te wentelen op die bedrijven.

40      Bijgevolg dient bijlage VI bij verordening nr. 882/2004, waarnaar artikel 27 van deze verordening verwijst, aldus te worden uitgelegd dat zij uitsluitend ziet op de salarissen en de kosten van degenen die daadwerkelijk betrokken zijn bij de uitvoering van officiële controles.

41      Overigens zij er in dit verband aan herinnerd dat deze controles, zoals in punt 29 van dit arrest is opgemerkt, normaal gesproken worden uitgevoerd door officiële dierenartsen, die daarbij enkel mogen worden bijgestaan door officiële assistenten of – in bepaalde specifieke gevallen – door het personeel van het slachthuis. Uit geen enkele bepaling van verordening nr. 854/2004 blijkt dat personen die de verplichte basisopleiding tot officieel assistent volgen, tijdens die opleiding mogen deelnemen aan de uitvoering van officiële controles.

42      Derhalve dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 27, lid 4, onder a), juncto bijlage VI, punten 1 en 2, van verordening nr. 882/2004 aldus moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de lidstaten bij de vaststelling van het bedrag van de aan levensmiddelenbedrijven opgelegde vergoeding hun uitgaven voor de verplichte basisopleiding van officiële assistenten in rekening brengen.

 Kosten

43      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Negende kamer) verklaart voor recht:

Artikel 27, lid 4, onder a), juncto bijlage VI, punten 1 en 2, van verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de lidstaten bij de vaststelling van het bedrag van de aan levensmiddelenbedrijven opgelegde vergoeding hun uitgaven voor de verplichte basisopleiding van officiële assistenten in rekening brengen.

ondertekeningen


* Procestaal: Deens.