Language of document : ECLI:EU:C:2019:673

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

5 september 2019 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro – Verordening (EU) nr. 260/2012 – Single European Payments Area (SEPA) – Betaling via automatische afschrijving – Artikel 9, lid 2 – Toegankelijkheid van betalingen – Woonplaatsvoorwaarde”

In zaak C‑28/18,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Oberste Gerichtshof (hoogste federale rechter in civiele en strafzaken, Oostenrijk) bij beslissing van 20 december 2017, ingekomen bij het Hof op 17 januari 2018, in de procedure

Verein für Konsumenteninformation

tegen

Deutsche Bahn AG,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan (rapporteur), kamerpresident, C. Lycourgos, E. Juhász, M. Ilešič en I. Jarukaitis, rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: D. Dittert, hoofd van een administratieve eenheid

gezien de stukken en na de terechtzitting op 30 januari 2019,

gelet op de opmerkingen van:

–        Verein für Konsumenteninformation, vertegenwoordigd door S. Langer, Rechtsanwalt,

–        Deutsche Bahn AG, vertegenwoordigd door C. Pöchhacker en L. Riede, Rechtsanwälte,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door H. Tserepa-Lacombe en T. Scharf als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 2 mei 2019,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 9, lid 2, van verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van verordening (EG) nr. 924/2009 (PB 2012, L 94, blz. 22).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de Verein für Konsumenteninformation (vereniging voor consumenteninformatie; hierna: „VKI”) en Deutsche Bahn AG over de onmogelijkheid voor reizigers die niet in Duitsland wonen, om de op de website van deze onderneming gereserveerde biljetten te betalen door middel van een automatische afschrijving in euro via het op het niveau van de Europese Unie vastgestelde systeem van automatische afschrijvingen (hierna: „automatische afschrijving via SEPA”).

 Toepasselijke bepalingen

3        De overwegingen 1, 6, 9, 10, 24 en 32 van verordening nr. 260/2012 luiden:

„(1)      Het tot stand brengen van een geïntegreerde markt voor elektronische betalingen in euro, zonder onderscheid tussen binnenlandse en grensoverschrijdende betalingen, is noodzakelijk voor de goede werking van de interne markt. Daarom wordt met het project eengemaakte eurobetalingsruimte (single euro payments area – SEPA) beoogd gemeenschappelijke Uniebrede betalingsdiensten te ontwikkelen die de huidige binnenlandse betalingsdiensten moeten vervangen. De SEPA zou dankzij de invoering van open, gemeenschappelijke betalingsstandaarden, ‑voorschriften en -praktijken en een geïntegreerde verwerking van betalingen, burgers en ondernemingen van de Unie moeten voorzien van veilige, concurrerend geprijsde, gebruikersvriendelijke en betrouwbare betalingsdiensten in euro. Dit moet gelden voor SEPA-betalingen binnen en over nationale grenzen heen tegen dezelfde basisvoorwaarden en met dezelfde rechten en plichten, onafhankelijk van de plaats binnen de Unie. [...]

[...]

(6)      Alleen bij een snelle en alomvattende migratie naar Uniebrede overmakingen en automatische afschrijvingen zullen de voordelen van een geïntegreerde markt voor betalingen ten volle kunnen worden benut zodat er niet langer hoge kosten hoeven te worden gemaakt voor het tegelijk exploiteren van zowel bestaande als SEPA-producten. Er moeten derhalve voorschriften worden vastgesteld die gelden voor de uitvoering van alle in euro luidende overmakingen en automatische afschrijvingen binnen de Unie. [...]

[...]

(9)      Om een overmaking te kunnen uitvoeren, moet de betaalrekening van de begunstigde bereikbaar zijn. Daarom moet er in de hele Unie een bereikbaarheidsverplichting worden vastgesteld om te zorgen voor een succesvolle invoering van Uniebrede overmakings- en automatische afschrijvingsdiensten. Ter verbetering van de transparantie is het verder passend die verplichting en de bereikbaarheidsverplichting voor automatische afschrijvingen die reeds geldt uit hoofde van verordening (EG) nr. 924/2009 [van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van verordening (EG) nr. 2560/2001 (PB 2009, L 266, blz. 11)]. Alle betaalrekeningen van begunstigden die bereikbaar zijn voor nationale overmakingen moeten ook bereikbaar zijn via een Uniebrede overmakingsregeling. Alle betaalrekeningen van betalers die bereikbaar zijn voor nationale automatische afschrijvingen moeten ook bereikbaar zijn via een Uniebrede overmakingsregeling. Dit moet gelden ongeacht of een betalingsdienstaanbieder besluit om al dan niet aan een specifieke overmakings- of automatische afschrijvingsregeling deel te nemen.

(10)      Technische interoperabiliteit is een absolute voorwaarde voor concurrentie. Voor de totstandbrenging van een geïntegreerde markt voor elektronische betalingssystemen in euro is het van essentieel belang dat het verwerken van overmakingen en automatische afschrijvingen niet door sectorvoorschriften of technische belemmeringen wordt gehinderd, zoals verplichte deelname in meer dan één systeem voor de afwikkeling van grensoverschrijdende betalingen. Overmakingen en automatische afschrijvingen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig een regeling waarvan de basisvoorschriften worden onderschreven door betalingsdienstaanbieders die een meerderheid van betalingsdienstaanbieders in een meerderheid van de lidstaten vertegenwoordigen en een meerderheid van betalingsdienstaanbieders binnen de Unie vormen, en die dezelfde zijn voor grensoverschrijdende als voor zuivere binnenlandse overmakings- en automatischeafschrijvingstransacties. [...]

[...]

(32)      Om brede publieke steun voor de SEPA te waarborgen, is een hoog niveau van bescherming van betalers van essentieel belang, met name voor automatischeafschrijvingstransacties. De huidige en enige pan-Europese regeling voor automatische afschrijvingen voor consumenten, ontwikkeld door de EPC, voorziet in een onvoorwaardelijk recht op terugbetaling, zonder beantwoording van vragen, van toegestane betalingen gedurende een periode van acht weken vanaf de datum waarop de geldmiddelen werden afgeschreven, terwijl dit recht op terugbetaling aan een aantal voorwaarden is gebonden in overeenstemming met artikel 62 en 63 van richtlijn 2007/64/EG [van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van richtlijn 97/5/EG (PB 2007, L 319, blz. 1)]. Met het oog op de heersende situatie op de markt en de noodzaak om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, moeten de effecten van deze bepalingen worden beoordeeld in een verslag dat de Commissie, in overeenstemming met artikel 87 van richtlijn 2007/64/EG, uiterlijk voor 1 november 2012 moet indienen bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de ECB, waar passend vergezeld van een voorstel voor herziening ervan.”

4        Artikel 1 van verordening nr. 260/2012, met als opschrift „Onderwerp en toepassingsgebied”, bepaalt in lid 1:

„Bij deze verordening worden de regels vastgesteld voor in euro luidende overmakings- en automatischeafschrijvingstransacties binnen de Unie waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich in de Unie bevinden, of waarbij de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder zich in de Unie bevindt.”

5        In artikel 2 van die verordening, met als opschrift „Definities”, valt te lezen:

„Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

2)      ‚automatische afschrijving’: een binnenlandse of grensoverschrijdende betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler verstrekte instemming;

3)      ‚betaler’: hetzij een natuurlijk of een rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingsopdracht vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, als er geen betaalrekening van de betaler is, een natuurlijke of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft naar de betaalrekening van een begunstigde;

4)      ‚begunstigde’: een natuurlijk of een rechtspersoon die een betaalrekening heeft en die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

5)      ‚betaalrekening’: een op naam van één of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;

[...]

21)      ‚mandaat’: de uitdrukking van instemming en machtiging die de betaler aan de begunstigde en (rechtstreeks of onrechtstreeks via de begunstigde) aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler geeft om de begunstigde in staat te stellen een inning te initiëren voor het debiteren van de door de betaler aangewezen betaalrekening en de betalingsdienstaanbieder van de betaler in staat te stellen deze instructies uit te voeren;

[...]

26)      ‚grensoverschrijdende betalingstransactie’: een betalingstransactie geïnitieerd door een betaler of door een begunstigde, waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich in verschillende lidstaten bevinden;

27)      ‚binnenlandse betalingstransactie’: een betalingstransactie geïnitieerd door een betaler of door een begunstigde, waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich in dezelfde lidstaat bevinden;

[...]”

6        Artikel 3 van deze verordening, met als opschrift „Bereikbaarheid”, bepaalt in lid 2:

„Een betalingsdienstaanbieder van een betaler die bereikbaar is voor een binnenlandse automatische afschrijving in het kader van een betalingsschema is overeenkomstig de voorschriften van een [Uniebreed] betalingsschema bereikbaar voor automatische overschrijvingen die worden geïnitieerd door een begunstigde via een betalingsdienstaanbieder die zich in om het even welke lidstaat bevindt.”

7        Artikel 9 van dezelfde verordening, met als opschrift „Toegankelijkheid van betalingen”, bepaalt in lid 2 het volgende:

„Een begunstigde die een overmaking accepteert of gebruikmaakt van een automatische afschrijving om geldmiddelen te innen van een betaler met een betaalrekening binnen de Unie specificeert niet in welke lidstaat die betaalrekening zich moet bevinden, mits die betaalrekening bereikbaar is overeenkomstig artikel 3.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

8        VKI is overeenkomstig de Oostenrijkse wetgeving bevoegd om in rechte op te treden teneinde de belangen van de consumenten te beschermen.

9        Deutsche Bahn is een spoorwegonderneming gevestigd te Berlijn (Duitsland). Zij biedt de consumenten de mogelijkheid om internationale spoorwegtrajecten op haar website te reserveren. Daartoe sluit zij met die consumenten een overeenkomst op basis van haar algemene vervoersvoorwaarden.

10      Volgens een van de in deze algemene vervoersvoorwaarden opgenomen bedingen kunnen op de website van Deutsche Bahn gereserveerde biljetten betaald worden door middel van een kredietkaart, via PayPal, via een directe bankoverschrijving, of door een automatische afschrijving via SEPA. Volgens deze clausule wordt deze laatste betaalmethode echter slechts aanvaard indien aan verschillende voorwaarden is voldaan, namelijk dat de betaler in Duitsland over een woonplaats beschikt, instemt met de overschrijving van een rekening van een bank of spaarbank met zetel in een staat die aan SEPA deelneemt, de bank of de spaarbank gelast de overschrijving uit te voeren, en dat hij zich inschrijft op de website van Deutsche Bahn. Voorts vereist de activering van de automatische afschrijving via SEPA dat de betaler toestemming verleent voor een solvabiliteitsonderzoek.

11      De VKI heeft bij het Handelsgericht Wien (handelsrechter Wenen, Oostenrijk) een stakingsvordering ingediend met de eis Deutsche Bahn te verbieden het genoemde beding nog langer in haar overeenkomsten met de consumenten te hanteren. Ter ondersteuning van dit beroep heeft VKI aangevoerd dat het beding aan de orde in het hoofdgeding, volgens hetwelk de betaler voor het verrichten van een automatische afschrijving via SEPA onder meer dient te beschikken over een woonplaats in Duitsland, in strijd is met artikel 9, lid 2, van verordening 260/2012, aangezien de betaalrekening van een consument zich over het algemeen zal bevinden in de lidstaat van zijn woonplaats, en dit beding een nog grotere beperking oplegt dan een voorwaarde waarbij van de betaler wordt verlangd dat hij in Duitsland een betaalrekening opent.

12      Deutsche Bahn heeft op haar beurt betoogd dat verordening nr. 260/2012, aangezien zij tot de betalingsdienstverrichters is gericht, niet de betalers maar de betalingen beoogt te beschermen. Deze verordening verplicht begunstigden van betalingen niet om een automatische afschrijving via SEPA Uniebreed aan alle consumenten aan te bieden. Bovendien beschikken consumenten over alternatieve betaalmethoden voor de aankoop van biljetten op haar website. In ieder geval is de voorwaarde met betrekking tot de woonplaats van de consument gerechtvaardigd. In het kader van een afschrijvingsschema wordt aan de begunstigde geen enkele betalingsgarantie verschaft, in tegenstelling tot hetgeen het geval is bij andere betalingsschema’s.

13      Bij vonnis van 13 juli 2016 heeft het Handelsgericht Wien de vordering van VKI gegrond verklaard voor consumenten die hun woonplaats in Oostenrijk hebben, na te hebben vastgesteld dat het bestreden beding in strijd was met artikel 9, lid 2, van verordening 260/2012.

14      De Oberlandesgericht Wien (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat Wenen, Oostenrijk) heeft in een arrest in hoger beroep van 14 maart 2017 dit vonnis vernietigd en de vordering van VKI afgewezen, overwegende dat hoewel artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 garandeert dat betalers en begunstigden maar één betaalrekening nodig hebben om binnenlandse en grensoverschrijdende overschrijvingen te kunnen doen, deze verordening de begunstigden niet verplicht om in alle gevallen specifieke betaalinstrumenten te aanvaarden voor de betaling van commerciële transacties met consumenten.

15      In het beroep in Revision tegen dit arrest oordeelt het Oberster Gerichtshof (hoogste federale rechter in civiele en strafzaken, Oostenrijk) dat artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012, door betalers en begunstigden te verbieden te specificeren in welke lidstaat de rekening van de andere partij zich moet bevinden, zich niet richt tot betalingsdienstaanbieders maar van toepassing is op de relatie tussen begunstigden en betalers en bijgevolg deze laatsten derhalve bescherming moet bieden. Hoewel deze bepaling bij een letterlijke uitlegging ervan slechts verbiedt dat een geografisch criterium voor de betaalrekening wordt vastgelegd, kan een beding als aan de orde in het hoofdgeding, dat een automatische afschrijving via SEPA uitsluit wanneer de betaler zijn woonplaats niet heeft in de lidstaat waar de begunstigde de zetel van zijn activiteiten heeft gevestigd, niettemin in strijd zijn met de genoemde bepaling, aangezien een betaalrekening van een betaler zich over het algemeen zal bevinden in de lidstaat waar deze woont.

16      In die omstandigheden heeft het Oberste Gerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag voorgelegd:

„Dient artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 aldus te worden uitgelegd dat het de begunstigde verboden wordt om betaling via de SEPA-regeling voor automatische afschrijving ervan afhankelijk te stellen dat de betaler zijn woonplaats heeft in de lidstaat waarin ook de begunstigde woonachtig dan wel gezeteld is, wanneer de betaling ook op andere wijze, bijvoorbeeld met creditcard, is toegestaan?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

17      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een contractueel beding als aan de orde in het hoofdgeding, dat de betaling door automatische afschrijving via SEPA uitsluit wanneer de betaler zijn woonplaats niet heeft in dezelfde lidstaat als die waar de begunstigde de zetel van zijn activiteiten heeft gevestigd.

18      Om te beginnen moet eraan worden herinnerd dat verordening nr. 260/2012, zoals blijkt uit overweging 1 ervan, is vastgesteld in het kader van het project tot instelling van SEPA, dat was bestemd om voor in euro luidende betalingen voor de gehele Unie gemeenschappelijke betalingsdiensten te ontwikkelenter vervanging van nationale betalingsdiensten.

19      Volgens artikel 1 ervan heeft deze verordening als doel om de regels vast te stellen voor in euro luidende overmakings- en automatischeafschrijvingstransacties binnen de Unie waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, zich in de Unie bevinden.

20      Zoals met name blijkt uit de overwegingen 1 en 6 van die verordening zijn de technische en commerciële eisen waarin deze verordening voorziet van toepassing op de nationale en grensoverschrijdende betalingen die in het kader van SEPA worden verricht, onder dezelfde basisvoorwaarden en in overeenstemming met dezelfde rechten en plichten, ongeacht de plaats in de Unie, zulks teneinde een volledige overgang te verzekeren naar op het niveau van de Unie vastgestelde overmakingen en automatische afschrijvingen, en aldus een geïntegreerde markt voor elektronische betalingen in euro in te stellen, waarbij er geen verschil bestaat tussen nationale en grensoverschrijdende betalingen.

21      In deze context bepaalt artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 dat een begunstigde die gebruikmaakt van een automatische afschrijving om geldmiddelen te innen van een betaler met een betaalrekening binnen de Unie, niet hoeft te „specificeren” in welke lidstaat die betaalrekening zich moet bevinden, mits die betaalrekening bereikbaar is overeenkomstig artikel 3 van deze verordening, waarbij moet worden opgemerkt dat het begrip „automatische afschrijving” in artikel 2, punt 2, van deze verordening wordt gedefinieerd als betrekking hebbend op een binnenlandse of grensoverschrijdende betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler verstrekte instemming.

22      Krachtens artikel 3, lid 2, van verordening nr. 260/2012 moet een betalingsdienstaanbieder van een betaler die bereikbaar is voor een binnenlandse automatische afschrijving in het kader van een betalingsschema, zoals ook blijkt uit overweging 9 van die verordening, op dezelfde wijze bereikbaar zijn om overeenkomstig de voorschriften van een Uniebreed betalingsschema automatische afschrijvingen uit te voeren die werden geïnitieerd door een begunstigde via een betalingsdienstaanbieder die zich in een andere lidstaat bevindt.

23      Zo volgt uit de bewoordingen van artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 2, van de verordening, dat de begunstigde van een automatische afschrijving niet mag eisen dat de rekening van de betaler zich in een bepaalde lidstaat bevindt, wanneer deze rekening bereikbaar is voor een nationale automatische afschrijving.

24      In casu staat vast dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde beding de betaler weliswaar verplicht zijn woonplaats te hebben in dezelfde lidstaat als die waar de begunstigde de zetel van zijn activiteiten heeft, namelijk Duitsland, maar dat het daarentegen niet verlangt dat de betaler in een bepaalde lidstaat een betaalrekening heeft. De tekst van artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 is dus niet uitdrukkelijk op een dergelijk beding gericht..

25      Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet voor de uitlegging van een bepaling van Unierecht echter niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen van die bepaling, maar ook met de context ervan en de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (arrest van 17 oktober 2018, Günter Hartmann Tabakvertrieb, C‑425/17, EU:C:2018:830, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

26      In dit verband klopt het dat verordening nr. 260/2012, zoals in de punten 18 tot en met 20 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, in wezen tot doel heeft om technische en bedrijfsmatige vereisten vast te stellen, met name wat betreft de automatische afschrijvingen, teneinde gemeenschappelijke betalingsdiensten in de Unie in te voeren.

27      Dat neemt niet weg dat artikel 9, lid 2, van die verordening, voor zover die bepaling uitdrukkelijk betrekking heeft op de specifieke relatie tussen de betaler en de begunstigde, ook bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstelling die erin bestaat de hoge mate van bescherming van de consumenten te bereiken die nodig is om, zoals blijkt uit overweging 32 van die verordening, de brede steun van laatstgenoemden voor de SEPA te waarborgen.

28      Deze bepaling maakt het immers mogelijk om, met het oog op de betaling via een automatische afschrijving, een en dezelfde betaalrekening te gebruiken voor elke transactie binnen de Unie, waardoor de kosten in verband met het houden van meerdere betaalrekeningen kunnen worden vermeden en aldus, zoals uit overweging 10 van verordening nr. 260/2012 blijkt, commerciële regels niet tot gevolg hebben dat de consument in het kader van een geïntegreerde markt voor elektronische betalingen in euro wordt belemmerd in de mogelijkheid om elke betaling te verrichten bij in andere lidstaten gevestigde dienstverrichters.

29      Vastgesteld moet worden dat een beding als aan de orde in het hoofdgeding, dat onderscheid maakt op basis van het criterium van de woonplaats van de betaler, vooral in het nadeel kan werken van consumenten die geen betaalrekening houden in de lidstaat waar de begunstigde de zetel van zijn activiteiten heeft gevestigd. Vast staat immers dat consumenten meestal over een betaalrekening beschikken in de lidstaat waar zij wonen.

30      Een dergelijk beding komt dus indirect neer op de aanwijzing van de lidstaat waar de betaalrekening zich moet bevinden, en heeft aldus gevolgen die vergelijkbaar zijn met die welke voortvloeien uit een dergelijke aanwijzing van een specifieke lidstaat.

31      In de meeste gevallen beperkt deze woonplaatsvoorwaarde immers de toegankelijkheid van de betaling door automatische afschrijving via SEPA tot enkel die betalers die een betaalrekening hebben in de lidstaat waar de begunstigde de zetel van zijn activiteiten heeft gevestigd, en sluit zij bijgevolg deze betalingswijze uit voor betalers met een betaalrekening in andere lidstaten.

32      Op die manier behoudt dit beding deze betaalwijze vooral voor aan nationale betaaltransacties in de zin van artikel 2, punt 27 van verordening nr. 260/2012, met name die betalingen tussen een betaler en een begunstigde die elk een betaalrekening hebben bij betalingsdienstaanbieders in dezelfde lidstaat en dus bij uitsluiting van het merendeel van de grensoverschrijdende betaaltransacties waar overeenkomstig artikel 2, punt 26, van deze verordening betalingsdienstaanbieders uit andere lidstaten bij betrokken zijn.

33      Hieruit volgt dat een beding als aan de orde in het hoofdgeding afbreuk kan doen aan het nuttig effect van artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012, aangezien het de betaler de mogelijkheid ontzegt om een automatische afschrijving te doen vanaf een rekening in de lidstaat van hun keuze. Dit beding ondermijnt dus de doelstelling van deze bepaling, die erin bestaat, zoals in punt 28 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, te beletten dat commerciële regels afbreuk doen aan de invoering van een in overweging 1 van die verordening bedoelde geïntegreerde markt voor elektronische betalingen in euro.

34      Het is in dat verband niet relevant dat de consument andere betaalmethoden kan gebruiken. Hoewel de begunstigden van betalingen vrij zijn om betalers al dan niet de mogelijkheid te bieden om betalingen te verrichten met automatische afschrijvingen via SEPA, kunnen zij, wanneer zij die mogelijkheid bieden, anders dan Deutsche Bahn stelt het gebruik van deze wijze van betaling immers niet afhankelijk stellen van voorwaarden die het nuttig effect van artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 in gevaar brengen.

35      Volgens Deutsche Bahn kan echter uit verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt en tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en richtlijn 2009/22/EG (PB 2018, L 60 I, blz. 1) worden afgeleid dat artikel 9, lid 2, van verordening 260/2012 niet ziet op een woonplaatsvoorwaarde als die aan de orde in het hoofdgeding.

36      Afgezien van het feit dat deze verordening vervoersdiensten als in het hoofdgeding aan de orde zijn van haar werkingssfeer uitsluit, en dat zij pas vanaf 3 december 2018 van toepassing is, dus na de feiten van het hoofdgeding, kan echter worden volstaan met de vaststelling dat verordening 2018/302, die specifiek geoblocking betreft, zoals de advocaat-generaal in punt 39 van zijn conclusie heeft opgemerkt, geen invloed heeft op de uitlegging van artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 bij gebreke van een door de wetgever van de Unie gelegd verband tussen beide verordeningen.

37      Deutsche Bahn heeft tevens aangevoerd dat een woonplaatsvoorwaarde als in het hoofdgeding aan de orde is, gerechtvaardigd wordt door de noodzaak om de solvabiliteit van de betalers na te gaan, aangezien het risico op misbruik en wanbetaling bijzonder hoog is wanneer zoals in het hoofdgeding, de automatische afschrijving gevolg geeft aan een rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde gegeven mandaat zonder verdere tussenkomst van de betalingsaanbieders van beide partijen. In die omstandigheden moet de begunstigde zelf het risico van niet-betaling van de klant beoordelen.

38      Zoals de advocaat-generaal in de punten 46 en 47 van zijn conclusie heeft opgemerkt, dient echter te worden vastgesteld dat noch artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012, noch een andere bepaling van die verordening, voorzien in een uitzondering op de in deze bepaling neergelegde verplichting en de wetgever van de Unie bij de vaststelling van deze bepaling met de verschillende belangen van betalers en begunstigden heeft rekening gehouden.

39      In ieder geval weerhoudt niets de begunstigde ervan, zoals ook de Commissie ter terechtzitting heeft gesteld, om de risico’s van misbruik of wanbetaling te beperken door bijvoorbeeld te bepalen dat de levering of het afdrukken van de biljetten slechts mogelijk is wanneer de begunstigde de bevestiging van de daadwerkelijke incasso heeft verkregen.

40      Gelet op het voorgaande dient op de vraag te worden geantwoord dat artikel 9, lid 2, van verordening nr. 260/2012 aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een contractueel beding als aan de orde in het hoofdgeding, dat de betaling door automatische afschrijving via SEPA uitsluit wanneer de betaler zijn woonplaats niet heeft in dezelfde lidstaat als die waar de begunstigde de zetel van zijn activiteiten heeft gevestigd.

 Kosten

41      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 9, lid 2, van verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van verordening (EG) nr. 924/2009 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een contractueel beding als aan de orde in het hoofdgeding, dat de betaling door automatische afschrijving via het op het niveau van de Europese Unie vastgestelde systeem van automatische afschrijvingen (automatische afschrijving via SEPA) uitsluit wanneer de betaler zijn woonplaats niet heeft in dezelfde lidstaat als die waar de begunstigde de zetel van zijn activiteiten heeft gevestigd.

ondertekeningen


*      Procestaal: Duits.