Ordonnance de la CourBESCHIKKING VAN HET HOF (Vijfde kamer)
1 oktober 2004 (1)
„Artikel 104, lid 3, van Reglement voor procesvoering – Richtlijn 79/409/EEG – Behoud van vogelstand – In gevangenschap geboren en opgekweekte soorten”
In zaak C-480/03,betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG,ingediend door het Arbitragehof (België) bij arrest van 29 oktober 2003, ingekomen bij het Hof op 18 november 2003, in de procedure:Hugo Clerens,b.v.b.a. Valkeniersgilde,tegen
Waalse Regering,Ministerraad,geeft
HET HOF VAN JUSTITIE (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: C. Gulmann, kamerpresident, R. Silva de Lapuerta (rapporteur) en J. Makarczyk, rechters, advocaat-generaal: J. Kokott,
griffier: R. Grass,na de verwijzende rechter ervan in kennis te hebben gesteld dat het Hof voornemens is, overeenkomstig artikel 104, lid 3, van zijn Reglement voor de procesvoering te beslissen bij een met redenen omklede beschikking,na de in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie bedoelde belanghebbenden te hebben verzocht, hun eventuele opmerkingen dienaangaande in te dienen,de advocaat-generaal gehoord, de navolgende
Beschikking
- 1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103, blz. 1).- 2
Het verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen H. Clerens en de b.v.b.a. Valkeniersgilde (hierna: „Valkeniersgilde”) enerzijds en de Waalse Regering en de Ministerraad anderzijds over wilde vogels die in gevangenschap zijn geboren en opgekweekt.
Het rechtskaderDe communautaire regeling- 3
Artikel 1, lid 1, van richtlijn 79/409 bepaalt:„Deze richtlijn heeft betrekking op de instandhouding van alle natuurlijk in het wild levende vogelsoorten op het Europese grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is. Zij betreft de bescherming, het beheer en de regulering van deze soorten en stelt regels voor de exploitatie daarvan.”- 4
Artikel 14 van deze richtlijn luidt:„De lidstaten kunnen beschermingsmaatregelen treffen die strenger zijn dan in deze richtlijn wordt voorgeschreven.”De nationale regeling- 5
In België bevat artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000 gebieden alsook van de wilde fauna en flora (Belgisch Staatsblad van 22 januari 2002) een aantal bepalingen ter bescherming van dier- en plantensoorten.- 6
Artikel 2 van dit decreet bepaalt:„§ 1. Onder voorbehoud van paragraaf 3, worden alle gewone of mutante, levende, dode of opgezette vogels volledig beschermd, die toebehoren aan één van de op het Europese grondgebied natuurlijk in het wild levende vogelsoorten, met name die bedoeld in bijlage 1, met inbegrip van de ondersoorten, rassen of variëteiten, ongeacht hun geografische oorsprong, alsook de vogels gekruist met een individu van die vogelsoorten.§ 2. Die bescherming houdt de volgende verbodsbepalingen in:[…]4° een verbod om vogels, hun eieren, hun broedsels of pluimen of enig deel van de vogel of enig gemakkelijk herkenbaar product dat uit deze vogel verkregen is of een product dat, volgens de verpakking of de reclame, specimens van één van de beschermde vogelsoorten bevat, in het bezit te hebben, af te staan, te koop aan te bieden, voor de koop te vragen, te verkopen, te kopen, te leveren, te vervoeren of door te voeren, voor het vervoer aan te bieden, met uitzondering van de verrichtingen die een invoer, een uitvoer of een doorvoer van niet-inheemse vogels uitmaken.”
Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen- 7
Uit het verwijzingsarrest blijkt dat Clerens geboeid is door roofvogels. Hij kweekt en traint deze vogels en is valkenier. De Valkeniersgilde is een onderneming die als maatschappelijk doel heeft het houden van historische evocaties, het maken van educatieve programma's en wetenschappelijke werken en het verrichten van activiteiten met betrekking tot roofvogels, zoals het organiseren van demonstraties van de vliegcapaciteiten van deze vogels.- 8
Clerens en de Valkeniersgilde hebben beroep ingesteld tegen artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 6 december 2001 op grond dat deze bepaling de uitoefening van zijn hobby respectievelijk haar beroepswerkzaamheid belet.- 9
Het Arbitragehof wijst er dienaangaande op dat met het beroep niet zozeer wordt opgekomen tegen artikel 2 van dit decreet zelf, maar tegen de werkingssfeer van deze bepaling, namelijk het verbod om wilde vogels te houden die in gevangenschap zijn geboren en opgekweekt.- 10
Deze rechterlijke instantie vraagt zich af of richtlijn 79/409, inzonderheid artikel 14 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat het de lidstaten niet is toegestaan een regeling in te voeren die eveneens van toepassing is op vogels die in gevangenschap zijn geboren en opgekweekt, en dat de Waalse wetgever bijgevolg niet bevoegd is om een absoluut verbod in te stellen met het oog op het invoeren van een stelsel van volledige bescherming ter zake.- 11
Het Arbitragehof heeft derhalve de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:- „1)
- Moet richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand in die zin worden geïnterpreteerd dat zij de lidstaten niet toestaat een regeling in te voeren die tevens van toepassing is op in gevangenschap geboren en gekweekte vogels, als bedoeld in bijlage I van die richtlijn?
- 2)
- Moet diezelfde richtlijn in die zin worden geïnterpreteerd dat zij de lidstaten enkel toestaat een beschermingsregeling in te stellen voor de in gevangenschap geboren en gekweekte vogels in zoverre die regeling alleen betrekking heeft op de verhandeling van die vogels of kan die regeling van toepassing zijn op alle verrichtingen die deel kunnen uitmaken van een verhandeling van vogels?”
Aangaande de prejudiciële vragen - 12
Met zijn vragen wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen, enerzijds, of de in richtlijn 79/409 vervatte regeling ter bescherming van wilde vogels van toepassing is op vogels die in gevangenschap zijn geboren en opgekweekt, en anderzijds, of, en in voorkomend geval in welke mate, de lidstaten bevoegd zijn om de verhandeling en de andere verrichtingen betreffende deze vogels te regelen.- 13
Omdat het van oordeel is dat het antwoord op deze vragen duidelijk uit zijn rechtspraak kan worden afgeleid, heeft het Hof overeenkomstig artikel 104, lid 3, van zijn Reglement voor de procesvoering de verwijzende rechter ervan in kennis gesteld dat het voornemens is bij een met redenen omklede beschikking te beslissen, en heeft het de in artikel 23 van het Statuut van het Hof van Justitie bedoelde belanghebbenden verzocht hun eventuele opmerkingen in te dienen.- 14
Dienaangaande is geen enkele opmerking bij het Hof ingediend. - 15
Om op de eerste vraag te antwoorden, zij eraan herinnerd dat het Hof in punt 2 van het dictum van zijn arrest van 8 februari 1996, Vergy (C-149/94, Jurispr. blz. I‑299) voor recht heeft verklaard dat richtlijn 79/409 niet van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels.- 16
Uit de punten 12 en 13 van het reeds aangehaalde arrest Vergy blijkt dat het Hof zich met name heeft gebaseerd op de overweging dat richtlijn 79/409 de bescherming van vogelpopulaties in hun natuurlijk milieu beoogt, en dat de uitbreiding van de beschermingsverplichtingen die krachtens deze richtlijn op de lidstaten rusten, niet in overeenstemming is met de door de richtlijn nagestreefde milieudoelstellingen.- 17
Wat de tweede vraag betreft, moet er eveneens aan worden herinnerd dat het Hof in punt 14 van het reeds aangehaalde arrest Vergy heeft geoordeeld dat, aangezien de gemeenschapswetgever de verhandeling van in gevangenschap geboren en opgekweekte vogelsoorten niet heeft geregeld, de lidstaten bevoegd blijven om dienaangaande een regeling te treffen, onverminderd de toepasselijkheid van de artikelen 28 EG en 30 EG op uit andere lidstaten ingevoerde vogels. Hetzelfde geldt voor de regelingen van de lidstaten inzake het houden van in gevangenschap geboren en opgekweekte vogelsoorten.- 18
Verder heeft het Hof in zijn arrest van 23 oktober 2001, Tridon (C-510/99, Jurispr. blz. I‑7777, punten 46, 48 en 50) geoordeeld dat, voorzover een nationale dierenbeschermingsregeling van toepassing is op situaties die verband houden met het intracommunautaire handelsverkeer, onderzocht moet worden of deze regeling een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 28 EG vormt, en zo ja, of deze bepalingen mogelijkerwijs gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 30 EG.- 19
Uit punt 58 van ditzelfde arrest Tridon volgt dat voor de beoordeling van de evenredigheid van een verhandelingsverbod en in het bijzonder van de omstandigheid of het beoogde doel kan worden bereikt met maatregelen die het intracommunautaire handelsverkeer minder belemmeren, een concrete analyse nodig is welke door de verwijzende rechter moet worden verricht, met name aan de hand van wetenschappelijke studies en van de feitelijke omstandigheden van de in de hoofdzaak aan de orde zijnde situatie.- 20
Bijgevolg dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat richtlijn 79/409 aldus moet worden uitgelegd dat zij niet van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels en dat de lidstaten derhalve, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht, bevoegd blijven om dienaangaande een regeling te treffen, onverminderd de artikelen 28 EG tot en met 30 EG.
Kosten- 21
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten, komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof van Justitie (Vijfde kamer) verklaart voor recht:Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand moet aldus worden uitgelegd dat zij niet van toepassing is op in gevangenschap geboren en opgekweekte vogels en dat de lidstaten derhalve, bij de huidige stand van het gemeenschapsrecht, bevoegd blijven om dienaangaande een regeling te treffen, onverminderd de artikelen 28 EG tot en met 30 EG. Luxemburg, 1 oktober 2004.De griffier | De president van de Vijfde kamer |
- 1 –
- Procestaal: Frans en Nederlands.