Language of document : ECLI:EU:F:2014:273

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

11 december 2014

Zaak F‑14/14

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Artikel 34, leden 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering – Afbreuk aan de goede rechtsbedeling – Uitsluiting van de procedure van een advocaat”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan.

Beslissing:      Mr. Z wordt op grond van artikel 34, leden 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering uitgesloten van de procedure. Een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de bevoegde Italiaanse autoriteiten, onder wier gezag Mr. Z valt.

Samenvatting

Gerechtelijke procedure – Vertegenwoordiging van de partijen – Uitsluiting van de procedure van een vertegenwoordiger van een partij

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 34, leden 1 en 2)

Artikel 34, leden 1 en 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken moet worden toegepast om de advocaat van een verzoeker uit te sluiten van de procedure voor dat Gerecht en om een kopie toe te zenden aan de bevoegde nationale autoriteiten onder wier gezag hij valt, wanneer voldoende is aangetoond dat die advocaat door zijn gedrag onoordeelkundig ertoe bijdraagt dat het querulantisme van de verzoeker in stand blijft dat, gelet op het bijzonder hoge aantal bij de drie Unierechters ingestelde beroepen waarvan de omvang een normaal toegewijd advocaat niet kan ontgaan, bijzonder schadelijk is voor de goede rechtsbedeling.

In deze omstandigheden vervult de advocaat niet volledig zijn rol, namelijk de verzoeker adviseren om met mate in rechte op te treden en in elk geval geen steeds terugkerend en overtollig beroep in te stellen waardoor de rechtszalen van de drie Unierechters, die reeds uitvoerig en dikwijls onnodig belast zijn door de beroepen die de betrokkene instelt, nog meer belast worden.

De uitsluiting verplicht de verzoeker om op grond van artikel 34, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een andere advocaat aan te wijzen, maar loopt geenszins vooruit op het oordeel dat het Gerecht over het beroep ten gronde zal uitbrengen, dat bij hem aanhangig blijft zolang de verzoeker een procesbelang heeft, hij geen afstand van instantie doet of het beroep niet zonder voorwerp geraakt.

(cf. punten 20‑23)