Language of document :

Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 1 augustus 2016 – Sajewicz- Świackiewcz / Commissie

(Zaak F-39/13)1

(Openbare dienst – Ambtenaren – Pensioenen – Artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut – Overdracht aan de pensioenregeling van de Unie van krachtens andere regelingen verkregen pensioenrechten – Besluit tot toekenning van extra pensioenjaren waarbij toepassing wordt gegeven aan de nieuwe AUB van de artikelen 11 en 12 van bijlage VIII bij het Statuut – Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering – Beroep kennelijk ongegrond)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Jolanta Sajewicz-Świackiewcz (Brussel, België) (vertegenwoordigers: aanvankelijk D. de Abreu Caldas, A. Coolen, J.-N. Louis, É. Marchal en S. Orlandi, advocaten, vervolgens D. de Abreu Caldas, J.-N. Louis en S. Orlandi, advocaten, daarna J.-N. Louis en S. Orlandi, advocaten, en ten slotte J.-N. Louis, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk C. Ehrbar en G. Gattinara, gemachtigden, vervolgens J. Currall en G. Gattinara, gemachtigden, daarna G. Gattinara, gemachtigde, en ten slotte G. Gattinara en F. Simonetti, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit waarbij de extra, vóór indiensttreding bij de Commissie verworven pensioenrechten zijn vastgesteld krachtens de nieuwe AUB en van het besluit tot afwijzing van de klacht

Dictum

Het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard.

Elke partij draagt haar eigen kosten.

____________

1 PB C 207 van 20.7.2013, blz. 60.