Language of document : ECLI:EU:C:2016:842

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer)

9 november 2016 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2008/48/EG – Bescherming van de consument – Consumentenkrediet – Artikel 1, artikel 3, onder m), artikel 10, leden 1 en 2, artikel 22, lid 1, en artikel 23 – Uitlegging van de uitdrukkingen ‚op papier’ en ‚andere duurzame drager’ – Overeenkomst die naar een ander document verwijst – Vereiste van ‚schriftelijke vorm’ in de zin van het nationale recht – Vermelding van de vereiste informatie door verwijzing naar objectieve parameters – In een kredietovereenkomst van bepaalde duur te vermelden gegevens – Gevolgen van het ontbreken van verplichte informatie – Evenredigheid”

In zaak C‑42/15,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Okresný súd Dunajská Streda (districtsrechter te Dunajská Streda, Slowakije) bij beslissing van 19 december 2014, ingekomen bij het Hof op 2 februari 2015, in de procedure

Home Credit Slovakia, a.s.

tegen

Klára Bíróová,

wijst

HET HOF (Derde kamer),

samengesteld als volgt: L. Bay Larsen, kamerpresident, M. Vilaras, J. Malenovský, M. Safjan (rapporteur) en D. Šváby, rechters,

advocaat-generaal: E. Sharpston,

griffier: M. Aleksejev, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 24 februari 2016,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Slowaakse regering, vertegenwoordigd door B. Ricziová als gemachtigde,

–        de Duitse regering, vertegenwoordigd door T. Henze en J. Kemper als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Goddin en A. Tokár als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 9 juni 2016,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, artikel 3, onder m), artikel 10, leden 1 en 2, artikel 22, lid 1, en artikel 23 van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB 2008, L 133, blz. 66, en rectificaties PB 2009, L 207, blz. 14; PB 2010, L 199, blz. 40, en PB 2011, L 234, blz. 46).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Home Credit Slovakia, a.s. en Klára Bíróová over de betaling van uitstaande bedragen van een lening die voormelde vennootschap aan laatstgenoemde had verstrekt en voor de terugbetaling waarvan deze in gebreke is gebleven.

 Toepasselijke bepalingen

 Recht van de Unie

3        De overwegingen 7, 9, 10, 19, 30, 31 en 47 van richtlijn 2008/48 luiden als volgt:

„(7)      Teneinde de totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor consumentenkrediet te vergemakkelijken, moet op een aantal kerngebieden een geharmoniseerd communautair kader worden geschapen. [...]

[...]

(9)      Volledige harmonisatie is nodig om te waarborgen dat alle consumenten in de Gemeenschap een hoog en gelijkwaardig niveau van bescherming van hun belangen genieten en om een echte interne markt te creëren. Het mag de lidstaten derhalve niet worden toegestaan andere nationale bepalingen te handhaven of in te voeren dan er in deze richtlijn zijn vastgelegd. Deze beperking moet echter alleen gelden voor door deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen. Wanneer zulke geharmoniseerde bepalingen niet bestaan, moeten de lidstaten de vrijheid houden om nationale wetgeving te handhaven of in te voeren. [...]

(10)      De in deze richtlijn vervatte definities bepalen het toepassingsgebied van de harmonisatie. De verplichting voor de lidstaten om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze richtlijn dient derhalve te worden beperkt tot het toepassingsgebied zoals dat door deze definities is omschreven. [...]

[...]

(19)      Opdat consumenten met kennis van zaken kunnen beslissen, moeten zij vóór het sluiten van de kredietovereenkomst de nodige informatie krijgen over de kredietvoorwaarden, de kredietkosten en zijn verplichtingen, die zij mogen meenemen en nader bestuderen. [...]

[...]

(30)      Deze richtlijn strekt niet tot regulering van de verbintenisrechtelijke voorschriften betreffende de geldigheid van overeenkomsten. Derhalve mogen de lidstaten op dat gebied nationale voorschriften handhaven of invoeren, mits deze in overeenstemming zijn met de gemeenschapswetgeving. De lidstaten mogen zelf de wettelijke regeling vaststellen die van toepassing is op het aanbod tot het sluiten van de kredietovereenkomst, met name wanneer dat moet worden gegeven en hoe lang dat bindend is voor de kredietgever. Indien dat aanbod samenvalt met het moment waarop de bij deze richtlijn voorgeschreven precontractuele informatie wordt verstrekt, dan moet deze, net als andere extra informatie die de kredietgever aan de consument wil geven, worden verstrekt in een afzonderlijk document dat aan de Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet kan worden gehecht.

(31)      De kredietovereenkomst moet in duidelijke en beknopte vorm alle noodzakelijke informatie bevatten over de rechten en plichten die voor de consument daaruit voortvloeien, zodat hij daar kennis van kan nemen.

[...]

(47)      De lidstaten moeten vaststellen welke sancties gelden voor overtredingen van ingevolge deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en erop toezien dat deze worden toegepast. Hoewel de keuze van de sancties bij de lidstaten blijft berusten, moeten de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”

4        Artikel 1 van die richtlijn, met het opschrift „Onderwerp”, bepaalt:

„Deze richtlijn heeft tot doel bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkredietovereenkomsten te harmoniseren.”

5        Artikel 3 van genoemde richtlijn, met het opschrift „Definities”, bepaalt in punt m) het volgende:

„In deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

m)      ,duurzame drager’: ieder hulpmiddel dat de consument in staat stelt persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;

[...]”

6        Artikel 10 van dezelfde richtlijn bevat onder het opschrift „In de kredietovereenkomst te vermelden informatie” de volgende bepalingen:

„1.      De kredietovereenkomst wordt op papier of op een andere duurzame drager opgesteld.

Elke overeenkomstsluitende partij krijgt een exemplaar van de kredietovereenkomst. Dit artikel doet geen afbreuk aan nationale voorschriften inzake de geldigheid van het sluiten van kredietovereenkomsten, mits deze voorschriften overeenstemmen met het gemeenschapsrecht.

2.      In de kredietovereenkomst worden op duidelijke en beknopte wijze vermeld:

a)      het soort krediet;

b)      de identiteit en het geografische adres van de overeenkomstsluitende partijen en, in voorkomend geval, de identiteit en het geografische adres van de betrokken kredietbemiddelaar;

c)      de duur van de kredietovereenkomst;

d)      het totale kredietbedrag en de voorwaarden voor kredietopneming;

e)      in geval van een krediet in de vorm van uitstel van betaling voor een goed of een dienst of van gelieerde kredietovereenkomsten, het goed of de dienst en de contante prijs daarvan;

f)      de debetrentevoet, de voorwaarden die de toepassing van deze rentevoet regelen, en, voor zover beschikbaar, indices of referentierentevoeten die betrekking hebben op de aanvankelijke debetrentevoet, en de termijnen, voorwaarden en procedures voor wijziging ervan. Indien naargelang van de verschillende omstandigheden verschillende debetrentevoeten worden toegepast, wordt deze informatie met betrekking tot alle toepasselijke rentevoeten verstrekt;

g)      het jaarlijkse kostenpercentage en het totale door de consument te betalen bedrag, berekend bij het sluiten van de kredietovereenkomst; alle bij de berekening van dit percentage gebruikte hypothesen worden vermeld;

h)      het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;

i)      in geval van aflossing van het kapitaal van een kredietovereenkomst met vaste looptijd, het recht van de consument om gratis en op verzoek op enig ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel te ontvangen.

De aflossingstabel geeft de te betalen bedragen en de betalingstermijnen en -voorwaarden aan; in de tabel wordt elke periodieke betaling uitgesplitst in afgelost kapitaal, op basis van de debetrentevoet berekende rente en, in voorkomend geval, bijkomende kosten; indien krachtens de kredietovereenkomst het rentepercentage niet vast is of de bijkomende kosten kunnen worden gewijzigd, wordt in de aflossingstabel op een duidelijke en beknopte wijze vermeld dat de gegevens van de tabel alleen gelden tot de wijziging van de debetrentevoet of van de bijkomende kosten overeenkomstig de kredietovereenkomst;

j)      indien kosten en interesten worden betaald zonder aflossing van het kapitaal, een overzicht van de betalingstermijnen en -voorwaarden voor de betaling van de rente en recurrente en niet-recurrente bijbehorende kosten;

k)      de eventuele kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen voor de boeking van zowel betalingen als kredietopnemingen, tenzij het openen van een rekening facultatief is, tezamen met de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel voor zowel betalingen als kredietopnemingen, andere uit de kredietovereenkomst voortvloeiende kosten, alsmede de voorwaarden waaronder die kosten kunnen worden gewijzigd;

l)      de op het tijdstip van het sluiten van de kredietovereenkomst geldende rentevoet ingeval van betalingsachterstand daarvan alsmede de wijzigingsmodaliteiten en, in voorkomend geval, kosten van niet-nakoming;

m)      een waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling;

n)      dat in voorkomend geval notariskosten in rekening worden gebracht;

o)      de eventueel gevraagde zekerheden en verzekeringen;

p)      het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht en de termijn voor de uitoefening daarvan, alsmede andere uitoefeningsvoorwaarden, zoals informatie over de verplichting voor de consument om overeenkomstig artikel 14, lid 3, onder b), het opgenomen kapitaal en de rente te betalen en het bedrag van de rente per dag;

q)      informatie over de uit artikel 15 voortvloeiende rechten en de voorwaarden voor de uitoefening daarvan;

r)      het recht tot vervroegde aflossing, de procedure voor vervroegde aflossing alsmede, in voorkomend geval, informatie over het recht van de kredietgever op een vergoeding en de wijze waarop deze vergoeding wordt vastgesteld;

s)      de procedure voor de uitoefening van het recht van beëindiging van de kredietovereenkomst;

t)      of voor de consument buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures openstaan en zo ja, hoe hij die procedures kan inleiden;

u)      in voorkomend geval, de overige contractvoorwaarden;

v)      in voorkomend geval, naam en adres van de bevoegde toezichthoudende autoriteit.

3.      In geval van toepassing van lid 2, onder i), stelt de kredietgever, gratis en op elk ogenblik tijdens de loop van de kredietovereenkomst, een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel ter beschikking aan de consument.

4.      De ingevolge lid 2 te verstrekken informatie bij een kredietovereenkomst waarbij de betalingen door de consument niet tot een directe overeenkomstige aflossing van het totale kredietbedrag leiden, maar dienen voor kapitaalvorming gedurende de termijnen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de kredietovereenkomst of in een nevenovereenkomst, bevat een duidelijke en beknopte vermelding dat dergelijke kredietovereenkomsten niet voorzien in een garantie tot terugbetaling van het totale uit hoofde van de kredietovereenkomst opgenomen kredietbedrag, tenzij die garantie wordt gegeven.

[...]”

7        Artikel 14 van richtlijn 2008/48, „Herroepingsrecht”, bepaalt in lid 1:

„De consument beschikt over een termijn van veertien kalenderdagen om de kredietovereenkomst zonder opgave van redenen te herroepen.

De termijn waarbinnen een overeenkomst kan worden herroepen gaat in:

a)      op de dag van de sluiting van de kredietovereenkomst, of

b)      op de dag waarop de consument de contractuele voorwaarden en informatie overeenkomstig artikel 10 ontvangt, als die dag later valt dan de onder a) van deze alinea bedoelde datum.”

8        Artikel 22 van die richtlijn, „Harmonisatie en dwingend karakter van de richtlijn”, bevat de volgende bepalingen:

„1.      In zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, mogen de lidstaten geen bepalingen handhaven of invoeren in hun nationale wetgeving die afwijken van die welke in de richtlijn zijn vastgesteld.

[...]

3.      De lidstaten dragen er tevens zorg voor dat de bepalingen die zij ter uitvoering van deze richtlijn vaststellen, niet kunnen worden omzeild door overeenkomsten een bijzondere vorm te geven, met name door kredietopnemingen of kredietovereenkomsten die onder deze richtlijn vallen op te nemen in kredietovereenkomsten die, door de aard of het doel ervan, buiten de werkingssfeer ervan zouden kunnen vallen.

[...]”

9        Artikel 23 van dezelfde richtlijn bepaalt onder het opschrift „Sancties” het volgende:

„De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die gelden voor inbreuken op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”

10      Bijlage II bij richtlijn 2008/48, betreffende „Europese standaardinformatie inzake consumentenkrediet”, bevat in punt 2, met het opschrift „Beschrijving van de belangrijkste kenmerken van kredietproduct”, een rubriek „Termijnen en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de termijnen worden toegerekend”. Bij deze rubriek hoort de volgende beschrijving:

„U dient het volgende te betalen:

[Het bedrag, het aantal en de periodiciteit van de door de consument te verrichten betalingen.]

Rente en/of kosten zijn als volgt te betalen:”

 Slowaaks recht

11      Zákon č. La zákon č. 129/2010 Z. z. o spotrebiteľských úveroch a o iných úveroch a pôžičkách pre spotrebiteľov a o zmene a doplnení niektorých zákonov (wet nr. 129/2010 op het consumentenkrediet en andere kredieten en leningen aan consumenten en houdende wijziging van enkele wetten), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie, strekt ter uitvoering in Slowaaks recht van richtlijn 2008/48.

12      Artikel 9 van deze wet luidt:

„1.      De consumentenovereenkomst moet schriftelijk worden aangegaan. Elke partij bij de overeenkomst moet op zijn minst één exemplaar ervan op papier of op een andere voor de consument toegankelijke duurzame drager ontvangen.

2.      De consumentenovereenkomst moet, naast de algemene elementen bedoeld in het burgerlijk wetboek [...], de volgende elementen bevatten:

[...]

k)      het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing;

l)      in geval van aflossing van het kapitaal van een consumentenkredietovereenkomst met vaste looptijd, het recht van de consument om gratis en op verzoek op enig ogenblik tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst een uittreksel in de vorm van een aflossingstabel in de zin van lid 5 te ontvangen.

[...]”

13      Artikel 11, lid 1, van voormelde wet bepaalt het volgende:

„Het consumentenkrediet wordt geacht zonder rente en kosten te zijn verleend, indien:

a)      de consumentenkredietovereenkomst niet schriftelijk is aangegaan in de zin van § 9, lid 1, en niet de in § 9, lid 2, onder a) tot en met k), r) en y), en § 10, lid 1, bedoelde elementen bevat,

b)      de consumentenkredietovereenkomst ten nadele van de consument niet het juiste jaarlijks kostenpercentage vermeldt.”

14      Artikel 40 van het Občiansky zákonník (burgerlijk wetboek) bepaalt:

„1.      Een rechtshandeling is ongeldig wanneer zij niet in de door de wet voorgeschreven of de door de partijen overeengekomen vorm is gesteld.

[...]

3.      Een schriftelijke rechtshandeling is geldig wanneer zij door de auteur ervan is ondertekend. Wanneer de rechtshandeling van verschillende personen uitgaat, hoeft de handtekening van deze personen niet op hetzelfde document te staan, tenzij de wet anders bepaalt. De handtekening kan door een mechanische reproductie ervan worden vervangen in de gevallen waarin dit volgens de gebruiken is toegestaan.

4.      Aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan wanneer de rechtshandeling is gesloten bij wege van telegraaf, telex of elektronische middelen die materialisatie van de inhoud van de handeling en identificatie van de auteur ervan mogelijk maken. Aan het schriftelijkheidsvereiste is steeds voldaan wanneer de bij wege van elektronische middelen gesloten handeling is ondertekend door middel van een gecertificeerde elektronische handtekening.

[...]”

15      Artikel 46, lid 2, van het burgerlijk wetboek bepaalt het volgende:

„Voor het sluiten van een schriftelijke overeenkomst volstaan een schriftelijk aanbod en de schriftelijke aanvaarding daarvan. [...]”

16      Artikel 273 van het Obchodný zákonník (wetboek van koophandel) bepaalt:

„1.      Een deel van de inhoud van de overeenkomst kan ook worden vastgesteld door verwijzing naar door beroeps- of belangenorganisaties vooraf vastgestelde algemene contractvoorwaarden of door verwijzing naar andere handelsvoorwaarden die aan de partijen bij de te sluiten overeenkomst bekend zijn, of als bijlage bij het voorstel zijn gevoegd.

[...]

3.      Voor het sluiten van de overeenkomst kan gebruik worden gemaakt van overeenkomstformulieren die in de handelspraktijk worden gebruikt.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

17      Op 29 juni 2011 heeft Home Credit Slovakia, als kredietgever, met Klára Bíróová, als kredietnemer, een kredietovereenkomst gesloten op basis van een standaardformulier dat op de datum van verlening van het krediet ingevulde rubrieken bevatte.

18      Uit de verwijzingsbeslissing volgt dat die rubrieken informatie bevatten betreffende onder meer de persoonsgegevens van de kredietnemer en haar dienstbetrekking, waaronder haar inkomen. Bovendien waren de gegevens betreffende het krediet zelf en de beschikbaarstelling van het geleende bedrag vermeld, meer bepaald het totale bedrag van het krediet en het door de consument verschuldigde totaalbedrag, het bedrag van de maandelijkse betalingen, het aantal maandelijkse betalingen en de vervaldata voor de terugbetaling van het krediet, de debetrente alsook de termijn waarbinnen het krediet volledig moest worden terugbetaald, te weten 36 maanden te rekenen vanaf de verlening ervan. Het jaarlijks kostenpercentage werd geschat te liggen tussen 35 % en 37,5 %. Het precieze bedrag ervan zou na de verlening van het krediet worden gespecificeerd.

19      Het totaalbedrag van het betrokken krediet bedroeg 700 EUR, het door de kredietnemer verschuldigde totaalbedrag was in de overeenkomst bepaald op 1 087,56 EUR.

20      De overeenkomst bepaalde bovendien dat het document „Voorwaarden van de leenovereenkomst van de vennootschap Home Credit Slovakia, a.s. – Geldlening” (hierna: „algemene voorwaarden”) deel uitmaakten van genoemde overeenkomst.

21      De aldus opgestelde overeenkomst is ondertekend door Home Credit Slovakia en Bíróová. Die overeenkomst bepaalde voorts dat laatstgenoemde, door het plaatsen van haar handtekening, verklaarde dat zij de algemene voorwaarden had ontvangen, dat zij er kennis van had genomen, dat de bepalingen van die algemene voorwaarden duidelijk en voldoende nauwkeurig waren en dat zij ermee instemde aan die algemene voorwaarden gebonden te zijn.

22      De algemene voorwaarden zijn door partijen bij de kredietovereenkomst niet ondertekend.

23      Volgens die algemene voorwaarden kon de lener van de geldverstrekker op elk ogenblik tijdens de gehele looptijd van de overeenkomst kosteloos een uittreksel van de rekening in de vorm van een aflossingstabel verlangen waarop de te betalen termijnen werden vermeld, de vervaldata en de modaliteiten van betaling van die termijnen alsmede de uitsplitsing van elke termijn in het deel dat de aflossing van het kapitaal en het deel dat de betaling van de rente en de eventuele aanvullende kosten vertegenwoordigde.

24      Genoemde algemene voorwaarden preciseerden echter niet, in welke verhouding iedere maandelijkse betaling door de lener bestemd was voor de betaling van rente en kosten en voor de aflossing van kapitaal.

25      Na twee maandelijkse betalingen te hebben gedaan, heeft Bíróová de terugbetaling van het verleende krediet gestaakt. Daarop heeft Home Credit Slovakia vervroegde terugbetaling van het volle bedrag gevorderd en Bíróová verzocht, het kapitaal, vertragingsrente en de vertragingsvergoeding als bepaald in de kredietovereenkomst te betalen.

26      Toen de gevraagde betaling uitbleef, heeft Home Credit Slovakia beroep ingesteld bij de verwijzende rechterlijke instantie om haar vordering te innen. Deze laatste betwijfelt of de kredietovereenkomst geldig is op grond dat partijen de algemene voorwaarden niet hebben ondertekend en acht uitlegging van richtlijn 2008/48 noodzakelijk om het geschil te kunnen beslechten.

27      In die omstandigheden heeft de’Okresný súd Dunajská Streda besloten, de behandeling van de zaak te schorsen en het Hof de volgende prejudiciële vragen voor te leggen:

„1)      Moeten de begrippen ‚op papier’ en ‚op een andere duurzame drager’ in artikel 10, lid 1 [juncto artikel 3, onder m)] van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG (PB L 133, blz. 66; hierna: ‚richtlijn 2008/48/EG’) aldus worden uitgelegd dat zij niet alleen betrekking hebben op de tekst van het door de partijen bij de overeenkomst ondertekende document (fysiek document, ‚hard copy’) dat alle in artikel 10, lid 2, onder a) tot en met v), van de richtlijn vereiste elementen (informatie) dient te bevatten, maar ook op elk ander document waarnaar die tekst verwijst en dat volgens het nationale recht deel uitmaakt van de overeenkomst (bijvoorbeeld een door de kredietgever opgesteld document dat ‚algemene contractvoorwaarden’, ‚kredietvoorwaarden’, een ‚lijst van de kosten’, een ‚afbetalingsplan’ bevat), ook al voldoet dat document zelf niet aan het vereiste van de ‚schriftelijke vorm’ in de zin van het nationale recht (bijvoorbeeld omdat het niet is ondertekend door partijen bij de overeenkomst)?

2)      Tegen de achtergrond van het antwoord op de eerste vraag:

Moet artikel 10, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/48/EG, juncto artikel 1 van die richtlijn, volgens hetwelk de richtlijn tot doel heeft de betrokken sector volledig te harmoniseren, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling of aan een nationale praktijk die eist dat alle in artikel 10, lid 2, onder a) tot en met v), bedoelde elementen van de overeenkomst zijn opgenomen in één enkel document dat voldoet aan het vereiste van de ‚schriftelijke vorm’ in de zin van het recht van de betrokken lidstaat (of, in beginsel, in een door de partijen bij de overeenkomst ondertekend document), en aan de consumentenkredietovereenkomst geen volledige rechtsgevolgen toekent op de enkele grond dat enkele van bovengenoemde elementen niet in een dergelijke ondertekende overeenkomst zijn opgenomen, ook ingeval die elementen (of enkele daarvan) wel zijn opgenomen in een afzonderlijk document (bijvoorbeeld een door de kredietgever opgesteld document dat ‚algemene contractvoorwaarden’, ‚kredietvoorwaarden’, een ‚lijst van de kosten’, een ‚afbetalingsplan’ bevat), ofschoon i) de schriftelijke overeenkomst zelf naar dat document verwijst, ii) is voldaan aan de in interne recht gestelde voorwaarden om dat document als onderdeel van de overeenkomst te beschouwen, en iii) de gesloten consumentenkredietovereenkomst aldus voldoet aan de eisen inzake de opstelling van de overeenkomst ‚op een andere duurzame drager’ in de zin van artikel 10, lid 1, van de richtlijn?

3)      Moet artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat de aldaar geëiste gegevens (met name: de ‚frequentie van de betalingen’)

–        nader moeten worden bepaald in de voorwaarden van de betrokken specifieke overeenkomst [in beginsel met vermelding van de precieze datum (dag, maand, jaar) waarop de verschillende termijnen vervallen], of

–        volstaat het dat de overeenkomst een algemene verwijzing bevat naar objectief bepaalbare parameters waaruit die gegevens kunnen worden afgeleid (bijvoorbeeld de clausule ‚de maandelijkse termijnen zijn verschuldigd uiterlijk op de 15de dag van elke kalendermaand’, ‚de eerste termijn is verschuldigd binnen een maand vanaf de ondertekening van de overeenkomst en elke latere termijn is steeds verschuldigd binnen een maand na het vervallen van de vorige termijn’ of een andere soortgelijke formule)?

4)      Voor het geval dat de in het tweede streepje van de derde vraag voorgestelde uitlegging de juiste is, moet artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat het in die bepaling geëiste gegeven (te weten: de ‚frequentie van de betalingen’) ook kan worden opgenomen in een afzonderlijk document waarnaar in de overeenkomst in de vereiste schriftelijke vorm (in de zin van artikel 10, lid 1, van de richtlijn) wordt verwezen, maar dat niet zelf aan dat vereiste hoeft te voldoen (dat wil zeggen in beginsel niet door de partijen bij de overeenkomst hoeft te zijn ondertekend; het kan bijvoorbeeld gaan om een door de kredietgever opgesteld document dat ‚algemene contractvoorwaarden’, ‚kredietvoorwaarden’, een ‚lijst van de kosten’, een ‚afbetalingsplan’ bevat)?

5)      Moet artikel 10, lid 2, onder i), juncto onder h), van richtlijn 2008/48/EG aldus worden uitgelegd dat

–        de kredietovereenkomst met een vaste looptijd waarbij de terugbetaling/aflossing van het geleende kapitaal door betaling van afzonderlijke termijnen gebeurt, op het tijdstip van het sluiten ervan niet voor elke termijn de uitsplitsing in het voor terugbetaling van het geleende kapitaal bestemde deel en het voor betaling van gewone rente en kosten bestemde deel hoeft te bevatten (dit wil zeggen dat het gedetailleerde afbetalings-/aflossingsplan geen deel hoeft uit te maken van de overeenkomst), maar dat die gegevens kunnen worden opgenomen in een afbetalings‑/aflossingsplan dat de kredietgever de kredietnemer op diens verzoek verstrekt, dan wel aldus

–        artikel 10, lid 2, onder h), de kredietnemer het aanvullende recht verleent om een uittreksel van de afbetalings-/aflossingstabel met betrekking tot een welbepaalde dag in de looptijd van de kredietovereenkomst te eisen, met dien verstande echter dat dit recht partijen bij de overeenkomst niet ontheft van de verplichting om in de overeenkomst zelf de uitsplitsing van de verschillende geplande termijnen (die op grond van de kredietovereenkomst tijdens de looptijd daarvan verschuldigd zijn) in terugbetaling van het kapitaal en betaling van gewone rente en kosten op te nemen, en wel op een wijze die aan de specifieke overeenkomst is aangepast?

6)      Voor het geval dat de in het eerste streepje van de vijfde vraag voorgestelde uitlegging de juiste is, valt deze kwestie binnen de door richtlijn 2008/48/EG beoogde volledige harmonisatie, zodat de lidstaat, overeenkomstig artikel 22, lid 1, van de richtlijn, niet kan eisen dat de kredietovereenkomst voor elke afzonderlijke termijn de uitsplitsing in het voor terugbetaling van het kapitaal bestemde deel en het voor betaling van gewone rente en kosten bestemde deel bevat (dit wil zeggen niet kan verlangen dat het gedetailleerde afbetalings-/aflossingsplan deel uitmaakt van de overeenkomst)?

7)      Moet artikel 1 van richtlijn 2008/48/EG, volgens hetwelk de richtlijn tot doel heeft de betrokken sector volledig te harmoniseren, of artikel 23 van die richtlijn, volgens hetwelk de sancties evenredig moeten zijn, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een bepaling van nationaal recht volgens welke het ontbreken van het grootste deel van de in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48/EG geëiste elementen van de kredietovereenkomst tot gevolg heeft dat het verleende krediet wordt geacht zonder rente en kosten te zijn verleend, zodat de kredietnemer alleen het op grond van de overeenkomst ontvangen kapitaal aan de schuldeiser hoeft terug te betalen?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste en tweede vraag

28      Met haar eerste en haar tweede vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 10, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/48, gelezen in samenhang met artikel 3, onder m), van die richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat, in de eerste plaats, alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn bedoelde gegevens van de overeenkomst moeten zijn vervat in één document, in de tweede plaats de op papier opgestelde overeenkomst door partijen moet zijn ondertekend en, in de derde plaats, dat vereiste van ondertekening geldt voor alle onderdelen van een dergelijke overeenkomst.

29      In dit verband moet in de eerste plaats in herinnering worden gebracht dat volgens artikel 10, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2008/48 de kredietovereenkomst op papier of op een andere duurzame drager moet worden opgesteld.

30      Niets in die richtlijn wijst er echter op dat de in die bepaling bedoelde kredietovereenkomsten in één document moeten worden opgesteld.

31      Zoals blijkt uit artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48, gelezen in samenhang met overweging 31 van die richtlijn, is het vereiste dat in een op papier of op een andere duurzame drager opgestelde kredietovereenkomst in duidelijke en beknopte vorm de in die bepaling bedoelde informatie wordt opgenomen, noodzakelijk opdat de consument kennis kan nemen van zijn rechten en verplichtingen.

32      Dat vereiste draagt bij tot de verwezenlijking van het met richtlijn 2008/48 nagestreefde doel, dat erin bestaat om ter zake van het consumentenkrediet op een aantal kerngebieden een volledige, dwingende harmonisatie tot stand te brengen die nodig is om te waarborgen dat alle consumenten in de Unie een grondige en gelijkwaardige bescherming van hun belangen genieten en om de totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor consumentenkrediet te vergemakkelijken (zie in die zin arrest van 21 april 2016, Radlinger en Radlingerová, C‑377/14, EU:C:2016:283, punt 61).

33      Ofschoon, gelet op die doelstelling, niet alle in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 bedoelde informatie in één document hoeft te worden opgenomen, moet er wel op worden gewezen dat gelet op het bepaalde in het eerste lid van dat artikel alle in dat lid 2 genoemde informatie moet worden opgenomen op papier of op een andere duurzame drager en deel moet uitmaken van de kredietovereenkomst.

34      Voor zover de in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 bedoelde informatie duidelijk en beknopt moet worden vermeld, dient de kredietovereenkomst, zoals de advocaat-generaal in hoofdzaak in punt 52 van haar conclusie heeft opgemerkt, duidelijk en nauwkeurig te verwijzen naar de aan de consument vóór het sluiten van de overeenkomst daadwerkelijk overhandigde andere papieren dragers of de andere duurzame dragers die die informatie bevatten, opdat deze laatste daadwerkelijk kennis kan nemen van al zijn rechten en verplichtingen.

35      Door meer in het bijzonder te verwijzen naar de definitie van „duurzame drager” in artikel 3, onder m), van richtlijn 2008/48, heeft het Hof geoordeeld dat die drager de consument, net als een papieren drager, moet waarborgen dat hij over de betrokken informatie beschikt om in voorkomend geval zijn rechten geldend te kunnen maken. In dat verband is relevant de mogelijkheid voor de consument, de aan hem persoonlijk gerichte informatie op te slaan, de waarborg dat de inhoud ervan niet wordt gewijzigd en dat de informatie gedurende een passende termijn toegankelijk is, en de mogelijkheid om deze informatie ongewijzigd weer te geven [zie in die zin, aangaande richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (PB 1997, L 144, blz. 19), arrest van 5 juli 2012, Content Services, C‑49/11, EU:C:2012:419, punten 42‑44].

36      Aangaande in de tweede plaats de vraag of de op papier opgestelde kredietovereenkomst door partijen moet worden ondertekend volgens de voorschriften van het recht van de betrokken lidstaat, zij opgemerkt dat artikel 10, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2008/48 niet naar nationaal recht verwijst, zodat de in die bepaling bedoelde begrippen „papieren drager” en „duurzame drager” een autonome betekenis hebben. De uitlegging ervan kan niet worden bepaald door de nationale bepalingen betreffende de vorm waarin kredietovereenkomsten moeten worden opgesteld.

37      Terwijl het begrip „papieren drager” in die richtlijn niet wordt gedefinieerd, bepaalt deze laatste in artikel 3, onder m), dat onder „duurzame drager” wordt verstaan ieder hulpmiddel dat de consument in staat stelt persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt.

38      Uit de bewoordingen van artikel 10, lid 1, van richtlijn 2008/48 volgt dat het begrip „papieren drager” verwijst naar de drager waarop de kredietovereenkomst wordt opgesteld, zonder dat ondertekening van een dergelijke drager wordt vereist. Thans wenst de verwijzende rechterlijke instantie meer in het bijzonder te vernemen of die richtlijn eraan in de weg staat dat een lidstaat dat vereiste in zijn nationale voorschriften opneemt.

39      In dit verband zij in herinnering gebracht dat volgens de bewoordingen van artikel 10, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 2008/48, dat artikel van toepassing is onverminderd nationale voorschriften inzake de geldigheid van het sluiten van kredietovereenkomsten, mits deze voorschriften overeenstemmen met het gemeenschapsrecht.

40      Het vereiste van ondertekening van een op papier opgestelde kredietovereenkomst door partijen, dat blijkens onder meer punt 26 van het onderhavige arrest volgens het in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale recht een voorwaarde is voor geldigheid van de overeenkomst, valt onder een voorschrift inzake de geldigheid van het sluiten van kredietovereenkomsten in de zin van voormelde bepaling van richtlijn 2008/48.

41      Noch richtlijn 2008/48, die ertoe strekt, ter zake van het consumentenkrediet op een aantal kerngebieden een volledige, dwingende harmonisatie tot stand te brengen die nodig is om te waarborgen dat alle consumenten in de Unie een grondige en gelijkwaardige bescherming van hun belangen genieten en om de totstandkoming van een goed functionerende interne markt voor consumentenkrediet te vergemakkelijken (zie in die zin arresten van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punt 42; van 18 december 2014, CA Consumer Finance, C‑449/13, EU:C:2014:2464, punt 21, en van 21 april 2016, Radlinger en Radlingerová, C‑377/14, EU:C:2016:283, punt 61), noch het recht van de Unie in het algemeen verzet zich tegen dat vereiste.

42      Wat in de derde plaats de vraag betreft of dat in de nationale wetgeving gestelde vereiste van ondertekening kan gelden voor alle onderdelen van dergelijke overeenkomsten, moet worden opgemerkt dat de overeenkomstig artikel 10, lid 1, van richtlijn 2008/48 op papier of op een andere duurzame drager opgestelde „kredietovereenkomst” in de zin van artikel 3, onder c), van die richtlijn, duidelijk en nauwkeurig de in artikel 10, lid 2, van die richtlijn genoemde gegevens moet vermelden.

43      Zoals de advocaat-generaal in punt 35 van haar conclusie opmerkt, moeten al die gegevens dus verplicht in een dergelijke overeenkomst worden opgenomen.

44      Hieruit volgt dat wanneer een lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat het vereiste van ondertekening geldt voor alle onderdelen van die overeenkomst – het is aan de nationale rechter om dit te verifiëren – noch richtlijn 2008/48 noch het recht van de Unie in het algemeen zich tegen dat vereiste verzet.

45      Gelet op het voorgaande moeten de eerste en de tweede vraag aldus worden beantwoord dat artikel 10, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/48, gelezen in samenhang met artikel 3, onder m), van die richtlijn, aldus moet worden uitgelegd dat:

–        de kredietovereenkomst niet noodzakelijkerwijs op één document hoeft te worden opgesteld, maar dat alle in artikel 10, lid 2, van genoemde richtlijn bedoelde gegevens moeten worden opgesteld op papier of op een duurzame drager;

–        het er zich niet tegen verzet dat de lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat de op papier opgestelde kredietovereenkomst die onder het toepassingsgebied van richtlijn 2008/48 valt, moet worden getekend door partijen, en dat dat vereiste van ondertekening geldt voor alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn bedoelde onderdelen van die overeenkomst.

 Derde en vierde vraag

46      Met zijn derde en zijn vierde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst iedere door de consument te verrichten betaling met vermelding van een nauwkeurige datum moet aangeven, of dat daartoe kan worden volstaan met een algemene verwijzing in die overeenkomst aan de hand waarvan de data van die betalingen kunnen worden vastgesteld.

47      In dit verband zij in herinnering gebracht dat volgens die bepaling de kredietovereenkomst op duidelijke en beknopte wijze het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing, dient te vermelden.

48      Zoals de advocaat-generaal in punt 55 van haar conclusie heeft opgemerkt, heeft die bepaling tot doel, te waarborgen dat de consument weet op welke datum iedere betaling opeisbaar is.

49      Wanneer de consument aan de hand van de voorwaarden van die overeenkomst zonder problemen met zekerheid kan weten op welke data hij moet betalen, wordt derhalve aan dat doel voldaan.

50      In die omstandigheden moet op de derde en de vierde vraag worden geantwoord dat artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst niet iedere door de consument te verrichten betaling met vermelding van een nauwkeurige datum hoeft aan te geven, mits de consument aan de hand van de voorwaarden van die overeenkomst zonder problemen met zekerheid kan weten op welke data hij moet betalen.

 Vijfde en zesde vraag

51      Met zijn vijfde en zijn zesde vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 10, lid 2, onder h) en i), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst met een vaste looptijd waarbij het kapitaal wordt afgelost door achtereenvolgende betalingen, in de vorm van een aflossingstabel moet preciseren, met welk deel van iedere betaling het kapitaal zal worden afgelost, en, bij een ontkennend antwoord op deze vraag, of gelet op artikel 22, lid 1, van die richtlijn, die bepalingen zich ertegen verzetten dat een lidstaat die verplichting in zijn nationale wetgeving opneemt.

52      Om die vragen te beantwoorden moet worden opgemerkt dat, zoals in punt 47 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, de kredietovereenkomst volgens artikel 10, lid 2, onder h), van die richtlijn enkel dient te vermelden het bedrag, het aantal en de frequentie van de door de consument te verrichten betalingen, en, in voorkomend geval, de volgorde waarin de betalingen aan de verschillende openstaande saldi tegen verschillende debetrentevoeten worden toegerekend met het oog op aflossing.

53      Uit artikel 10, lid 2, onder i), en lid 3, van die richtlijn volgt dat de kredietgever enkel op verzoek van de consument op enig ogenblik tijdens de loop van de overeenkomst gratis een overzicht van de rekening in de vorm van een aflossingstabel hoeft te verstrekken.

54      Gelet op de duidelijke bewoordingen van die bepalingen moet worden vastgesteld dat richtlijn 2008/48 niet de verplichting oplegt, een dergelijk overzicht in de vorm van een aflossingstabel in de kredietovereenkomst op te nemen.

55      Aangaande de mogelijkheid voor de lidstaten om een dergelijke verplichting in hun nationale wetgeving op te nemen, moet worden beklemtoond dat de lidstaten voor onder het toepassingsgebied van richtlijn 2008/48 vallende overeenkomsten geen verplichtingen voor partijen bij de overeenkomst die niet in die richtlijn zijn voorzien mogen vaststellen, wanneer deze laatste ter zake van die verplichtingen geharmoniseerde bepalingen bevat (zie naar analogie arrest van 12 juli 2012, SC Volksbank România, C‑602/10, EU:C:2012:443, punten 63 en 64).

56      Vastgesteld moet worden dat artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 in een dergelijke harmonisatie voorziet voor de gegevens die verplicht in de kredietovereenkomst moeten worden opgenomen.

57      Volgens artikel 10, lid 2, onder u), van die richtlijn moet de kredietovereenkomst in voorkomend geval weliswaar duidelijk en beknopt de overige contractvoorwaarden vermelden, maar die bepaling strekt ertoe de verplichting in te voeren, in de – op papier of op een andere duurzame drager opgestelde – overeenkomst ieder beding of iedere verplichting op te nemen die tussen partijen in het kader van hun contractuele betrekking aangaande het krediet is overeengekomen.

58      Die bepaling kan echter niet aldus worden uitgelegd dat de lidstaten op grond ervan in hun nationale wetgeving de verplichting mogen opnemen, in een kredietovereenkomst andere dan de in artikel 10, lid 2, van genoemde richtlijn opgesomde informatie op te nemen.

59      Op de vijfde en de zesde vraag moet dus worden geantwoord dat artikel 10, lid 2, onder h) en i), van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst met een vaste looptijd waarbij het kapitaal wordt afgelost door achtereenvolgende betalingen, niet in de vorm van een aflossingstabel hoeft te preciseren, met welk deel van iedere betaling het kapitaal zal worden afgelost. Die bepalingen, gelezen in samenhang met artikel 22, lid 1, van die richtlijn, verzetten zich ertegen dat een lidstaat die verplichting in zijn nationale wetgeving opneemt.

 Zevende vraag

60      Met haar zevende vraag wenst de verwijzende rechterlijke instantie in hoofdzaak te vernemen of artikel 23 van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat het niet belet dat een lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat ingeval een kredietovereenkomst niet alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn opgesomde informatie vermeldt, het krediet wordt geacht te zijn verleend zonder rente en kosten.

61      In dit verband zij meteen in herinnering gebracht dat de lidstaten volgens artikel 23 van richtlijn 2008/48 de regels vaststellen inzake de sancties die gelden voor inbreuken op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast.

62      Uit overweging 47 van die richtlijn volgt echter dat hoewel de keuze van de sancties bij de lidstaten blijft berusten, de sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moete zijn (zie in die zin arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punt 43).

63      Het Hof heeft reeds geoordeeld dat de strengheid van de sancties in verhouding dient te staan tot de ernst van de strafbaar gestelde feiten, met name door te verzekeren dat deze sancties een reële afschrikkende werking hebben, waarbij eveneens het algemene evenredigheidsbeginsel in acht dient te worden genomen (zie arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

64      Op dit punt heeft het Hof in het arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais (C‑565/12, EU:C:2014:190), reeds beoordeeld of deze beperkingen die gelden voor de door een lidstaat vastgestelde sanctieregeling in acht waren genomen, in het betrokken geval voor wat betreft de sanctie van – in beginsel volledig – verval van het recht van de kredietverlener op rente in geval van schending van de in artikel 8 van richtlijn 2008/48 neergelegde precontractuele verplichting van de kredietgever om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen.

65      Gelet op het belang van het doel – de bescherming van de consument – dat verbonden is aan de verplichting van de kredietgever, de kredietwaardigheid van de kredietnemer te beoordelen, heeft het Hof verklaard dat indien de sanctie van het verlies van het recht op rente zou worden afgezwakt, of zelfs zonder meer teniet zou worden gedaan, daaruit noodzakelijkerwijs zou voortvloeien dat deze sanctie geen reële afschrikkende werking heeft (zie in die zin arrest van 27 maart 2014, LCL Le Crédit Lyonnais, C‑565/12, EU:C:2014:190, punten 52 en 53).

66      Aangaande het verzuim om in een kredietovereenkomst bepaalde informatie op te nemen over de terugbetalingsvoorwaarden en de met het krediet verbonden kosten, heeft het Hof voorts geoordeeld dat gelet op het doel van richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (PB 1987, L 42, blz. 48), zoals gewijzigd bij richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 (PB 1998, L 101, blz. 17) (hierna: „richtlijn 87/102”), de consument te beschermen tegen oneerlijke kredietvoorwaarden, en om ervoor te zorgen dat deze volledig kennis neemt van de voorwaarden van de toekomstige uitvoering van de aangegane overeenkomst bij het sluiten daarvan, artikel 4 van voormelde richtlijn voorschreef dat de kredietnemer beschikte over alle gegevens die de omvang van de door hem aangegane verbintenis konden beïnvloeden (zie arrest van 9 juli 2015, Bucura, C‑348/14, niet gepubliceerd, EU:C:2015:447, punt 57).

67      Zo is in de context van richtlijn 87/102 geoordeeld dat de vermelding van het jaarlijks kostenpercentage in de kredietovereenkomst van essentieel belang is, onder meer omdat de consument aan de hand daarvan kan beoordelen waartoe hij zich verbindt (zie in die zin beschikking van 16 november 2010, Pohotovosť, C‑76/10, EU:C:2010:685, punten 70 en 71).

68      Richtlijn 87/102 is aldus uitgelegd dat de nationale rechter op grond daarvan de bepalingen tot omzetting in nationaal recht van artikel 4 van eerstgenoemde richtlijn, volgens welke het ontbreken van de vermelding van het jaarlijks kostenpercentage in een consumentenkredietovereenkomst ertoe leidde dat het krediet werd geacht rente- en kostenvrij te zijn verstrekt, ambtshalve kon toepassen (zie in die zin beschikking van 16 november 2010, Pohotovosť, C‑76/10, EU:C:2010:685, punt 76).

69      Gelet op de rechtspraak die in de punten 63 tot en met 68 van het onderhavige arrest in herinnering is gebracht, moet worden geconstateerd dat wanneer de kredietgever in de context van richtlijn 2008/48 een verplichting van essentieel belang niet nakomt, hij daarvoor overeenkomstig de nationale voorschriften kan worden bestraft doordat zijn recht op vergoeding van rente en kosten vervalt.

70      De verplichting om in de kredietovereenkomst onder meer gegevens te vermelden als het jaarlijks kostenpercentage, bedoeld in artikel 10, lid 2, onder g), van richtlijn 2008/48, het aantal en de frequentie van de te verrichten betalingen, als vermeld in artikel 10, lid 2, onder h), van die richtlijn, alsook, in voorkomend geval, notariskosten en gevraagde zekerheden en verzekeringen, zoals bepaald in artikel 10, lid 2, onder n) en o), van genoemde richtlijn, vormt een dergelijke verplichting van essentieel belang.

71      Aangezien het verzuim om die gegevens in de kredietovereenkomst te vermelden ertoe kan leiden dat de consument niet kan beoordelen waartoe hij zich heeft verbonden, moet de sanctie die erin bestaat dat de kredietgever geen recht heeft op vergoeding van rente en kosten, zoals bepaald in de nationale wetgeving, worden beschouwd als evenredig in de zin van artikel 23 van richtlijn 2008/48 en de in punt 63 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak.

72      Bij niet-vermelding van gegevens – onder die bedoeld in artikel 10, lid 2, van richtlijn 2008/48 – die naar hun aard het vermogen van de consument om te beoordelen waartoe hij zich heeft verbonden niet ongunstig beïnvloeden, zoals onder meer de naam en het adres van de bevoegde toezichthoudende autoriteit bedoeld in artikel 10, lid 2, onder v), van die richtlijn, kan de toepassing, overeenkomstig de nationale wetgeving, van een dergelijke sanctie met ernstige gevolgen voor de kredietgever echter niet evenredig worden geacht.

73      Mitsdien moet op de zevende vraag worden geantwoord dat artikel 23 van richtlijn 2008/48 aldus moet worden uitgelegd dat het niet belet dat een lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat ingeval een kredietovereenkomst niet alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn opgesomde informatie vermeldt, het krediet wordt geacht te zijn verleend zonder rente en kosten, mits het gaat om een gegeven dat ertoe kan leiden dat de consument niet kan beoordelen waartoe hij zich heeft verbonden.

 Kosten

74      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 10, leden 1 en 2, van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3, onder m), van die richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat:

–        de kredietovereenkomst niet noodzakelijkerwijs op één document hoeft te worden opgesteld, maar dat alle in artikel 10, lid 2, van genoemde richtlijn bedoelde gegevens moeten worden opgesteld op papier of op een duurzame drager;

–        het er zich niet tegen verzet dat de lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat de op papier opgestelde kredietovereenkomst die onder het toepassingsgebied van richtlijn 2008/48 valt, moet worden getekend door partijen, en dat dat vereiste van ondertekening geldt voor alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn bedoelde onderdelen van die overeenkomst.

2)      Artikel 10, lid 2, onder h), van richtlijn 2008/48 moet aldus worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst niet iedere door de consument te verrichten betaling met vermelding van een nauwkeurige datum hoeft aan te geven, mits de consument aan de hand van de voorwaarden van die overeenkomst zonder problemen met zekerheid kan weten op welke data hij moet betalen.

3)      Artikel 10, lid 2, onder h) en i), van richtlijn 2008/48 moet aldus worden uitgelegd dat de kredietovereenkomst met een vaste looptijd waarbij het kapitaal wordt afgelost door achtereenvolgende betalingen, niet in de vorm van een aflossingstabel hoeft te preciseren, met welk deel van iedere betaling het kapitaal zal worden afgelost. Die bepalingen, gelezen in samenhang met artikel 22, lid 1, van die richtlijn, verzetten zich ertegen dat een lidstaat die verplichting in zijn nationale wetgeving opneemt.

4)      Artikel 23 van richtlijn 2008/48 moet aldus worden uitgelegd dat het niet belet dat een lidstaat in zijn nationale wetgeving bepaalt dat ingeval een kredietovereenkomst niet alle in artikel 10, lid 2, van die richtlijn opgesomde informatie vermeldt, het krediet wordt geacht te zijn verleend zonder rente en kosten, mits het gaat om een gegeven dat ertoe kan leiden dat de consument niet kan beoordelen waartoe hij zich heeft verbonden.

ondertekeningen


* Procestaal: Slowaaks.