Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof (Oostenrijk) op 15 november 2019 – CS, Finanzamt Graz-Stadt

(Zaak C-844/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers tot „Revision”: CS, Finanzamt Graz-Stadt

Andere partijen in de procedure: Finanzamt Judenburg Liezen, technoRent International GmbH

Prejudiciële vragen

Vloeit uit het Unierecht een rechtstreeks toepasselijke regeling voort op grond waarvan een recht op vertragingsrente toekomt aan een belastingplichtige aan wie de belastingdienst in een situatie als aan de orde in het hoofdgeding een btw-tegoed niet tijdig teruggeeft, zodat hij dit recht voor de belastingdienst of de bestuursrechter kan doen gelden, ofschoon het nationale recht niet in een dergelijke renteregeling voorziet?

Indien het antwoord op de eerste prejudiciële vraag bevestigend luidt:

Is het ten aanzien van een btw-vordering van een belastingplichtige, die is ontstaan door een vermindering achteraf van de tegenprestatie overeenkomstig artikel 90, lid 1, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde1 , ook toegestaan dat de rente pas begint te lopen na het verstrijken van een redelijke termijn waarover de belastingdienst beschikt om na te gaan of de door de belastingplichtige aangevoerde aanspraak terecht is?

Heeft de omstandigheid dat het nationale recht van een lidstaat geen renteregeling voor de te late creditering van een btw-tegoed bevat, tot gevolg dat de rechtsgevolgen die zijn vastgesteld in artikel 27, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat zijn gevestigd2 , door de nationale rechterlijke instanties bij de berekening van de rente ook moeten worden toegepast wanneer het hoofdgeding niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn valt?

____________

1 PB 2006, L 347, blz. 1.

2 PB 2008, L 44, blz. 23.