Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Köln (Duitsland) op 24 januari 2020 – Telekom Deutschland GmbH / Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C34/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Telekom Deutschland GmbH

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland

Prejudiciële vragen

1. a)Dient artikel 3, lid 2, van verordening (EU) 2015/2120 in een geval waarin een tarief voor mobiele communicatie – dat voor mobiel dataverkeer een maandelijkse databundel biedt, na het verbruik waarvan de transmissiesnelheid wordt verlaagd – kan worden uitgebreid met een kosteloze tariefoptie op grond waarvan kan worden gebruikgemaakt van bepaalde diensten van zogenoemde contentpartners van het telecommunicatiebedrijf, zonder dat het door het gebruik van deze diensten verbruikte datavolume in mindering wordt gebracht op de maandelijkse databundel van het tarief voor mobiele communicatie, maar waarbij de klant wel instemt met een bandbreedtebeperking tot maximaal 1,7 Mbit/s voor videostreaming, ongeacht of het om videostreaming van contentpartners of overige aanbieders gaat, aldus te worden uitgelegd dat overeenkomsten over de kenmerken van internettoegangsdiensten in de zin van artikel 3, lid 2, van verordening (EU) 2015/2120 moeten voldoen aan de vereisten van artikel 3, lid 3, van verordening (EU) 2015/2120?1

b)Indien vraag 1 a) bevestigend moet worden beantwoord: dient artikel 3, lid 3, derde alinea, van verordening (EU) 2015/2120 aldus te worden uitgelegd dat in een situatie zoals in casu aan de orde, de bandbreedtebeperking moet worden beschouwd als een vertraging van een specifieke categorie diensten?

c)Indien vraag 1 b) bevestigend moet worden beantwoord: dient het begrip nakende netwerkcongestie in de zin van artikel 3, lid 3, derde alinea, onder c), van verordening (EU) 2015/2120 aldus te worden uitgelegd dat dit slechts (nakende) uitzonderlijke of tijdelijke netwerkcongesties omvat?

d)Indien vraag 1 b) bevestigend moet worden beantwoord: dient artikel 3, lid 3, derde alinea, onder c), van verordening (EU) 2015/2120 aldus te worden uitgelegd dat in een situatie zoals in casu aan de orde, de voorgeschreven gelijke behandeling van gelijkwaardige soorten verkeer zich verzet tegen een bandbreedtebeperking die slechts wordt toegepast in het geval van een aanvullende optie, maar niet in het geval van overige tarieven voor mobiele communicatie en bovendien alleen geldt voor videostreaming?

e)Indien vraag 1 b) bevestigend moet worden beantwoord: dient artikel 3, lid 3, derde alinea, van verordening (EU) 2015/2120 aldus te worden uitgelegd dat in een situatie zoals in casu aan de orde, een bandbreedtebeperking die van toepassing is naargelang van de keuze voor de aanvullende optie en die de klant bovendien op elk gewenst moment voor maximaal 24 uur kan deactiveren, voldoet aan het vereiste dat een categorie diensten slechts mag worden vertraagd voor zolang dit nodig is om de doelen van artikel 3, lid 3, derde alinea, onder a) tot en met c), van verordening (EU) 2015/2120 te verwezenlijken?

2. a)Indien vraag 1 b) ontkennend moet worden beantwoord: dient artikel 3, lid 3, tweede alinea, tweede zin, van verordening (EU) 2015/2120 aldus te worden uitgelegd dat in een situatie zoals in casu aan de orde, de bandbreedtebeperking voor uitsluitend videostreaming berust op objectief verschillende technische kwaliteitsvereisten van specifieke categorieën verkeer?

b)Indien vraag 2 a) bevestigend moet worden beantwoord: dient artikel 3, lid 3, tweede alinea, derde zin, van verordening (EU) 2015/2120 aldus te worden uitgelegd dat een identificatie van het aan videostreaming gerelateerde gegevensverkeer aan de hand van IPadressen, protocollen, URL’s en SNI’s alsmede middels het zogenaamde pattern-matching, waarbij bepaalde headerinformatie wordt vergeleken met de voor videostreaming kenmerkende waarden, betekent dat de specifieke inhoud van het verkeer wordt gevolgd?

3.Indien vraag 1 a) ontkennend moet worden beantwoord: dient artikel 3, lid 1, van verordening (EU) 2015/2120 aldus te worden uitgelegd dat in een situatie zoals in casu aan de orde, een bandbreedtebeperking voor uitsluitend videostreaming het recht van de eindgebruikers in de zin van artikel 3, lid 1, van verordening (EU) 2015/2120 beperkt?

____________

1 Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en diensten en verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB 2015, L 310, blz. 1).